Samenvatting CR
Hoorcolleges
,Hoorcollege 2: Fysiologie ademhaling 1
Ventilatie
Is mogelijk door:
- Verschil in longdrukken
- Verschil in longvolumes
- Inspiratie
- Aanspannen van de ademhalingsspieren (diafragma en externe intercostaalspieren)
- Thoraxholte wordt groter (volume wordt groter)
- Druk in de alveoli daalt → lucht kan erin stromen
- De luchtstroom stopt als de alveolaire druk net zo hoog is als de atmosferische druk
- Expiratie
- Ontspannen van de ademhalingsspieren
- Thoraxholte wordt kleiner (volume wordt kleiner)
- Druk in de alveoli stijgt → lucht stroomt eruit
Longvolumes
- Teugvolume: normale ademhaling
- Hierbovenop heb je nog een expiratoir reservevolume en een inspiratoir reserve volume
- Je kan dus extra inademen of uitademen
- Vitale capaciteit: maximale inademing + maximale uitademing
- Totale longcapiciteit: restvolume + vitale capaciteit
- Residueel volume: volume dat overblijft in de longen na maximale uitademing
Restvolume: lucht wat
achterblijft na de maximale
uitademing
Dode ruimte: deze ruimte
wordt wel geventileerd, maar
er is geen gasuitwisseling
, Dode ruimte
- Ruimte die wel wordt geventileerd, maar waar geen gaswisseling plaatsvindt
- Restvolume is dus NIET de dode ruimte
- Anatomische dode ruimte: geleidende deel van de luchtwegen, bijvoorbeeld de trachea
- Alveolaire dode ruimte: alveoli waar geen gasuitwisseling plaatsvindt
- Dus waar geen bloed doorheen gaat
- Fysiologische dode ruimte: Anatomische + alveolaire dode ruimte
Longdrukken
Flow:
- Negative flow: Bij inademing krijg je een inwaartse stroom (longvolume wordt groter)
- Positive flow: Bij uitademing krijg je een uitwaartse stroom (longvolume wordt Kleiner)
- Palv: alveolaire druk
- De druk in de longen zelf
→ Hangt af van de luchtwegweerstand
- Pip: intrapleurale druk
- De druk tussen de viscerale en pariëtale pleura
- Hier heerst altijd een negatieve druk
- Er is geen contact met de buitenwereld
- Ptp: transpulmonale druk
- Ptp = Pip – Palv
- Verschil aan druk tussen de binnenkant en de buitenkant van de longen
- Binnenkant: Palv & buitenkant: Pip
→ Zegt iets over de elastic recoil
De arbeid die je levert met ademen:
luchtwegweerstand overwinnen (Palv) en de
elastic recoil overwinnen (Ptp)
Dus Pip = Ptp + Palv
, Alveolaire druk
- Ook wel: intrapulmonale druk
- Longvolume wordt groter → Palv wordt lager → lucht kan instromen
- Longvolume wordt kleiner → Palv wordt hoger → lucht stroomt naar buiten
- Bij een hoge luchtwegweerstand zal het drukverschil in de alveoli hoger worden
- Wet van Boyle: P1 x V1 = P2 x V2
∆𝑃
- Wet van Ohm: Q = 𝑅
- Q: flow
- P: drukverschil: Patm – Palv
- R: weerstand
8𝑥𝑛𝑥𝐿
- Wet van Poiseuille: R = 𝜋 𝑥 𝑟4
- R: weerstand
- n: viscositeit
- L: lengte van de buis (redelijk vast gegeven)
- r: straal (bronchodilatatie/bronchoconstrictie)
Luchtwegweerstand (R)
- De weerstand is vooral afhankelijk van de diameter van de luchtwegen
- Bij veel vertakkingen is de totale diameter groter, dus minder weerstand
- De hoogste weerstand zit dus in de bovenste luchtwegen
- Gladde spiercellen aangespannen: bronchoconstrictie → kleinere diameter → meer weerstand
- Gladde spiercellen ontspannen: bronchodilatatie → grotere diameter → minder weerstand
- De luchtwegweerstand wordt bepaald door het autonome zenuwstelsel
- Sympatisch zenuwstelsel: bronchodilatatie (bèta 2 agonisten)
- Parasympatisch zenuwstelsel: bronchoconstrictie (muscarine agonisten)
‘Conducting zone’: het geleidende deel van de luchtwegen, dus zorgen alleen maar voor verplaatsing van de lucht
en eventueel de lucht opwarmen/bevochtigen en de pathogenen eruit halen.
‘Respiratoire zone’: dit zijn de plaatsen waar daadwerkelijk gasuitwisseling plaatsvindt.
Hoorcolleges
,Hoorcollege 2: Fysiologie ademhaling 1
Ventilatie
Is mogelijk door:
- Verschil in longdrukken
- Verschil in longvolumes
- Inspiratie
- Aanspannen van de ademhalingsspieren (diafragma en externe intercostaalspieren)
- Thoraxholte wordt groter (volume wordt groter)
- Druk in de alveoli daalt → lucht kan erin stromen
- De luchtstroom stopt als de alveolaire druk net zo hoog is als de atmosferische druk
- Expiratie
- Ontspannen van de ademhalingsspieren
- Thoraxholte wordt kleiner (volume wordt kleiner)
- Druk in de alveoli stijgt → lucht stroomt eruit
Longvolumes
- Teugvolume: normale ademhaling
- Hierbovenop heb je nog een expiratoir reservevolume en een inspiratoir reserve volume
- Je kan dus extra inademen of uitademen
- Vitale capaciteit: maximale inademing + maximale uitademing
- Totale longcapiciteit: restvolume + vitale capaciteit
- Residueel volume: volume dat overblijft in de longen na maximale uitademing
Restvolume: lucht wat
achterblijft na de maximale
uitademing
Dode ruimte: deze ruimte
wordt wel geventileerd, maar
er is geen gasuitwisseling
, Dode ruimte
- Ruimte die wel wordt geventileerd, maar waar geen gaswisseling plaatsvindt
- Restvolume is dus NIET de dode ruimte
- Anatomische dode ruimte: geleidende deel van de luchtwegen, bijvoorbeeld de trachea
- Alveolaire dode ruimte: alveoli waar geen gasuitwisseling plaatsvindt
- Dus waar geen bloed doorheen gaat
- Fysiologische dode ruimte: Anatomische + alveolaire dode ruimte
Longdrukken
Flow:
- Negative flow: Bij inademing krijg je een inwaartse stroom (longvolume wordt groter)
- Positive flow: Bij uitademing krijg je een uitwaartse stroom (longvolume wordt Kleiner)
- Palv: alveolaire druk
- De druk in de longen zelf
→ Hangt af van de luchtwegweerstand
- Pip: intrapleurale druk
- De druk tussen de viscerale en pariëtale pleura
- Hier heerst altijd een negatieve druk
- Er is geen contact met de buitenwereld
- Ptp: transpulmonale druk
- Ptp = Pip – Palv
- Verschil aan druk tussen de binnenkant en de buitenkant van de longen
- Binnenkant: Palv & buitenkant: Pip
→ Zegt iets over de elastic recoil
De arbeid die je levert met ademen:
luchtwegweerstand overwinnen (Palv) en de
elastic recoil overwinnen (Ptp)
Dus Pip = Ptp + Palv
, Alveolaire druk
- Ook wel: intrapulmonale druk
- Longvolume wordt groter → Palv wordt lager → lucht kan instromen
- Longvolume wordt kleiner → Palv wordt hoger → lucht stroomt naar buiten
- Bij een hoge luchtwegweerstand zal het drukverschil in de alveoli hoger worden
- Wet van Boyle: P1 x V1 = P2 x V2
∆𝑃
- Wet van Ohm: Q = 𝑅
- Q: flow
- P: drukverschil: Patm – Palv
- R: weerstand
8𝑥𝑛𝑥𝐿
- Wet van Poiseuille: R = 𝜋 𝑥 𝑟4
- R: weerstand
- n: viscositeit
- L: lengte van de buis (redelijk vast gegeven)
- r: straal (bronchodilatatie/bronchoconstrictie)
Luchtwegweerstand (R)
- De weerstand is vooral afhankelijk van de diameter van de luchtwegen
- Bij veel vertakkingen is de totale diameter groter, dus minder weerstand
- De hoogste weerstand zit dus in de bovenste luchtwegen
- Gladde spiercellen aangespannen: bronchoconstrictie → kleinere diameter → meer weerstand
- Gladde spiercellen ontspannen: bronchodilatatie → grotere diameter → minder weerstand
- De luchtwegweerstand wordt bepaald door het autonome zenuwstelsel
- Sympatisch zenuwstelsel: bronchodilatatie (bèta 2 agonisten)
- Parasympatisch zenuwstelsel: bronchoconstrictie (muscarine agonisten)
‘Conducting zone’: het geleidende deel van de luchtwegen, dus zorgen alleen maar voor verplaatsing van de lucht
en eventueel de lucht opwarmen/bevochtigen en de pathogenen eruit halen.
‘Respiratoire zone’: dit zijn de plaatsen waar daadwerkelijk gasuitwisseling plaatsvindt.