Samenvatting NU
HC1: Ontwikkeling, bouw en functie
Ontwikkeling nieren
- Nier ontstaat uit intermediair mesoderm
- De nefrogene lijst begint craniaal en ontwikkelt zich richting caudaal
- Pronefros → mesonefros → metanefros
- Het mesonefros is in het embryonale stadium functioneel
- Bij lagere diersoorten speelt de mesonefros postnataal ook nog een rol
- Het metanefros is postnataal functioneel
- Nieren ontstaan helemaal caudaal in het bekkengebied, maar uiteindelijk komen ze weer een
beetje richting craniaal. Het is een relatieve migratie: de nier blijft op locatie liggen, maar de rest van
het lichaam groeit meer uit richting caudaal.
Ureterknop wordt gevormd uit de ductus mesonefricus, als de
ureterknop richting het metanefrogeen blasteem groeit, dan
ontwikkelt zich daaruit de metanefros.
De ureterknop induceert dus de vorming van de metanefros.
De ureterknop splitst zich steeds verder op, aan de uiteindes
gaan cellen van het metanefrogeen blasteem zich differentiëren
en er worden buisjes gevormd.
De buizige structuur gaat zich aansluiten op de verzamelbuizen.
Ook worden er bloedvaten en glomeruli gevormd.
- De ureterknop vormt:
- Verzamelbuizen, nierbekken en kelkjes
- Het metanefrogeen blasteem vormt:
- Nefronen, interstitium en kapsel
- De nieren worden dus redelijk gelobd aangelegd, wat de ureterknop vertakt zich en lobjes
nierweefsel worden rondom aangelegd. Maar uiteindelijk vindt er versmelting plaats.
- De mate van versmelting is diersoort specifiek
,Macroscopische bouw en ligging
- Gelobd, multipapillair (boven)
- Honderden/duizende lobjes (zeezoogdier)
- 12-25 lobjes (rund)
- Druiventros
- Geen (echt) nierbekken
- Calyces – gangensysteem – ureter
- Glad, multipapillair (links onder)
- Varken en mens
- Gladde buitenkant
- Papillen niet gefuseerd
- Calyces – nierbekken – ureter
- Glad, unipapillair (rechts onder)
- Vleeseters, paard, kleiner herkauwer, rat
- Gladde buitenkant
- 1 papil = crista renalis
Ligging nieren:
- Retroperitoneaal (ventrale zijde bekleed met buikvlies, dorsale zijde tegen ruggenwervel)
- Dorsaal
- Rechter nier meer naar craniaal (rechts bij T, links bij L)
Microscopische bouw
- Nefron: functionele eenheid van de nier
- Filtratie: nierlichaampje (kapsel van bowman + glomerulus)
- Excretie/reabsorptie: proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus
- Je hebt een grote ‘overcapaciteit’, dus je kan makkelijk een paar nefronen missen.
Maar alle nefronen die verloren gaan die zijn definitief weg, je kan ze dus niet regenereren.
- De nierlichaampjes liggen alleen in de cortex, niet in de medulla!
- Er bestaan 2 soorten nefronen:
- Juxtamedullaire nefronen
- Hebben een lange lis van Henle, dus rijken tot diep in de medulla
- Goed concentrerend vermogen
- Corticale nefronen
- Hebben een korte lis van Henle, dus liggen vooral in de cortex
,- Nierlichaampje: Glomerulus + kapsel van Bowman
- Het bloed wordt gefilterd door: endotheel → basaalmembraan → podocyten
- De filter is selectief (grote deeltjes en sterk negatief gaat er niet doorheen)
- Juxtaglomerulair apparaat: Reguleert de GFR, via paracriene communicatie
- Macula densa: cellen van de distale tubulus met NKCC-transporter
- Juxtaglomerulaire cellen/granulaire cellen: geven renine af, liggen bij afferente arteriole.
- Extraglomerulaire mesangiale cellen
- Proximale tubulus: hier gebeurt 60% van de reabsorptie
- Hij haalt deeltjes uit de voorurine en hierdoor volgt water (iso-osmotisch)
- Brush border voor meer oppervlak en transporters
- Lis van Henle: Belangrijk bij de concentratie van urine
- Afdalend deel: permeabel voor water (osmose)
- Opstijgend deel: actief NaCl transport, impermeabel voor water
- Counter current multiplication
- Gebruikt de concentratiegradiënt van het merg
- Woestijndieren hebben een hele lange lis van Henle
- Verzamelbuizen: laatste beetje waterabsorptie
- Ze zijn gevoelig voor ADH/vasopressine (aquaporines inbouwen)
Vascularisatie
, - De a. renalis zorgt voor de afferente bloedflow (a. renalis → a. interlobularis → glomerulus)
- Na dit capillaire netwerk (peritubuli) van de glomerulus komt GEEN vene, maar een arterie. Je krijgt
namelijk nog een 2e capillaire netwerkje (vasa-recta langs de lis van henle).
- Na het 2e capillaire netwerk, komt het bloed wel bij een vene en wordt het afgevoerd via de vene
interlobularis
- Verschil normale arteriolen en renale arteriolen:
- Normaal heb je arteriole → capillair → weefsel
- Renaal heb je arteriole → capillair → glomerulus → arteriole
- Typisch voor de kat is dat je bloedvaten op het kapsel ziet liggen
Urineblaas
- Einddarm van oerdarm gaat zich uitstulpen, dit is de allantoïs
- De verbinding naar de allantoïs gaat de vorming van de blaas starten
- De ureter gaat uitmonden in de blaas
- Bij het mannelijk dier migreert de ductus deferens meer naar caudaal
- De blaas wordt autonoom en een beetje somatisch geïnnerveerd
Nieren van vogels
- De vogels/reptielen hebben een renaal poortadersysteem, ze ontvangen niet alleen bloed vanuit
de arteria renalis, maar er gaat ook veneus bloed richting de nieren. Het veneuze bloed komt vanuit
de staart en de achterpoten.
- Door de kleppen die autonoom geïnnerveerd worden, kan bloed richting de tubuli gestuurd worden
en krijg je toch nog goede doorbloeding als het dier uitgedroogd is ofzo.
- Vogels hebben 2 type nefronen
- 1 type met lis van Henle (zoogdier type)
- 1 type zonder lis van Henle (reptiel type)
- Ze scheiden geen normale urine uit, maar urinezuur