Probleem 1
Leerdoel(en) vignet A:
Wat is het verschil tussen mitose en meiose?
Wat zijn allelen?
Werking, erfelijkheid
Wat is DNA?
Leerdoel(en) vignet B:
Wat zijn de fases van zwangerschap?
Trimesters, biologische fases (zygoot), etc.
Hoe ontstaan chromosomale afwijkingen?
Welke zijn er?
Wat moet je niet doen tijdens de zwangerschap?
Focus op plaatjes van het vignet (soa’s, drugs, etc.)
Zie ook opdrachten in vignet
Niet leren: genetic counseling, prenatale diagnose, problemen tijdens de geboorte
zelf, erfelijkheidsstoornissen en hersenontwikkeling. interiorisatie
Probleem 1 – nabespreking
Genotype: eigenschappen die een organisme door kan geven aan het nageslacht
doormiddel van genetisch materiaal (al het genetisch materiaal dat erfelijk is).
Fenotype: de observeerbare (fysieke) eigenschappen van een organisme
(observeerbare eigenschappen en gedrag die ontstaan uit omgeving en genotype).
Gene expression het genetisch materiaal gaat een rol spelen in de fysieke en
psychologische ontwikkeling van een organisme.
Human genome: geheel van alle paren chromosomen en genen in een mens.
Zygoot: vormt na de ontbinding van de sperma- en eicel, bevat het biochemische
materiaal voor de ontwikkeling van de zygoot tot een mens (een bevruchte eicel). De
zygoot bevat 46 chromosomen, dit zijn structuren gemaakt van genen.
Genen: zijn delen van het DNA. Een paar met 1 gen van de vader en 1 paar gen van
de moederde. Basis van erfelijkheid die werkt om een proteïne/eiwit op te bouwen.
De genen op ieder chromosoom werken ook als paren. Genen zijn eigenlijk
uittreksels van DNA.
- Genen vragen om de productie van aminozuren, deze aminozuren vormen
enzymen en andere proteïnen die nodig zijn voor de formatie en werking van
nieuwe cellen (bijv. melanine in de ogen).
1
, - Ook reguleren genen cel differentiatie, ze maken sommige cel-delen van het
brein.
- Genen beïnvloeden en worden beïnvloed door de biochemische omgeving om
hen heen tijdens ontwikkeling, bijv. een bepaalde cel kan deel worden van een
oogbal afhankelijk van welke cellen hem omringen tijdens de vroege
embryonale ontwikkeling.
- Experience-expectant interactions: sommige effecten van de externe
omgeving worden door alle mensen ervaren.
- Experience-dependant interactions: sommige effecten van de externe
omgeving worden alleen door sommige mensen ervaren.
Genen triggeren de productie van proteïnen, wanneer een bepaalde verandering in
de omgeving de genen seint om te activeren. Dit gebeurt doormiddel van mRNA:
messenger RNA moleculen die de genetische code in DNA kopiëren en naar het
cellichaam brengen, waar het gebruikt wordt om proteïnen samen te voegen.
DNA transcriptie mRNA translatie eiwit
Regulatiefactor: een substantie dat non-eiwit coderend DNA beïnvloedt om de
transcriptie (kopiëren) van eiwit-coderend DNA om te zetten in mRNA en later in
eiwitten.
DNA: ‘deoxyribonucleic acid’, een complex molecuul (lijkt op een ladder) die de
chemische basis voor de ontwikkeling voorziet. DNA kan zichzelf dupliceren,
hierdoor is het mogelijk dat een zygoot zich kan ontwikkelen tot een mens.
- Elk chromosoom is een dubbelstrengs molecuul van DNA, iedere streng is
een reeks nucleotidebasen verbonden aan een keten van fosfaat en
deoxyribose.
2
, - Er zijn vier nucleotidebasen: adenine, thymine, guanine en cytosine. De
volgorde van deze nucleotiden op iedere chromosoom vormt de genetische
code (net zoals letters de code van onze taal vormen).
- Adenine en thymine binden altijd aan elkaar; en guanine en cytosine binden
altijd aan elkaar.
DNA heeft vier bouwstenen (nucleotidebasen):
1. Adenine – A (component = thymine)
2. Thymine – T (component = adenine)
3. Cytostine – C (component = guanine)
4. Guanine – G (component = cytosine)
De volgorde van deze bouwstenen in een chromosoom bepaalt de
genetische code.
Mitosis (celdeling): terwijl de zygoot door de eileider naar de baarmoeder verplaatst,
begint het zichzelf te dupliceren/kopiëren d.m.v. het proces mitosis De 46
chromosomen van de zygoot dupliceren zich, hierna splitst de zygoot zich in 2 cellen,
ieder cel bevat dezelfde identieke chromosomen door de duplicering. De splitsing
van de cellen gaat verder, iedere cel bevat hetzelfde genetisch materiaal als de
originele cel, door de duplicering.
- Mitosis gaat het hele leven door, nieuwe cellen worden gevormd om groei
waar te maken en om oude, beschadigde cellen te vervangen.
- Geen DNA-exchange.
- Lichaamscellen.
- Moeder & dochtercellen identiek.
Germ cellen: kiemcellen, produceren gameten, geslachtscellen (spermacellen bij
mannen, eicellen bij vrouwen). 4 geslachtscellen heten gameten (er zijn 4 zaadcellen
voor 1 eicel overige 3 sterven af).
Meiose: germ cells van mannen en vrouwen produceren spermacellen en eicellen
door het proces meiose. De germ cell dupliceert eerst zijn 46 chromosomen, dan
vindt crossing-over plaats: nabijgelegen, gedupliceerde chromosomen kruisen en
breken op één of meer plekken over hun lengte, hierbij wisselen zij segmenten van
genetisch materiaal (DNA) uit.
- Deze overdracht van genen tijdens crossing-over creëert nieuwe en unieke,
erfelijke combinaties.
- Wel DNA-exchange.
- Geslachtscellen.
- 23 chromosomen moeder & 23 chromosomen vader 46 chromosomen.
3
, Hierna scheiden paren van gedupliceerde chromosomen in twee nieuwe cellen, ieder
hiervan bevat 46 chromosomen. Tot slot, scheiden de nieuwe cellen ook weer, ieder
van deze geresulteerde gameten bevat 23 enkele chromosomen (dus geen
gepaarde).
- Bij conceptie voegen een spermacel met 23 chromosomen en een eicel met
ook 23 chr. zich samen zygoot met 46 chromosomen wordt dan gevormd.
- Broers en zussen lijken niet altijd op elkaar, doordat meiose ons genetisch
uniek maakt.
Independent assortment: het principe dat ieder paar chromosomen onafhankelijk
scheidt van alle andere paren chromosomen tijdens meiose ( veel verschillende
combinaties van chromosomen kunnen resulteren van de meiose van een enkele
germ cell).
Monozygotic (identieke) tweelingen: delen een genotype; ontwikkelen zich uit één
enkele zygoot en hebben identieke genen, hun zygoot was gesplitst in identieke
cellen (één eicel betrokken).
Dizygotic (niet-identieke) tweelingen: resulteren wanneer een moeder twee eicellen
vrijlaat op hetzelfde moment en beide eicellen worden bevrucht door twee
verschillende spermacellen. Zij hebben even veel genen als ieder ander paar
broers/zussen die geen tweelingen zijn.
4