Interstitiële endocriene cellen van de testes vormen steroidhormonen die androgeen worden
genoemd = testosteron. Testosteron vormt spermacellen, onderhoud klieren en de secundaire
geslachtskenmerken. Testosteron stimuleert ook eiwitsynthese en de spiergroei.
Testosteron is van invloed tijdens de embryonale ontwikkeling op ontwikkeling van de mannelijke
voorplantingsorganen, uitwendige geslachtsorganen en onderdelen van het CZS (hypothalamus die
later van invloed is op seksuele gedrag).
Steuncellen (sertolicellen) spelen in de testes een functie bij de vorming van spermacellen. De
sertolicellen worden door FSH gestimuleerd en geven hormoon inhibine af. Dit hormoon remt de
werking weer van FSH. FSH en inhibine werken samen om productie van spermacellen om normaal
niveau te houden.
Vanuit de testes stromen zaadcellen door:
- Epididymis = bijbal
- Zaadleider
- Ejaculatiekanaal
- Urethra
Klieren (zaadblaasjes, prostaat en Cowperklieren) geven producten af aan de zaadleider en urethra.
Uitwendige geslachtsorganen:
- Scrotum = testes
- Penis
Scrotumholte bevat 1 testis, is omgeven door membraan waardoor wrijving wordt verminderd.
Scrotum bestaat uit lederhuid en laag spierweefsel (tunica dartos) (zorgt voor rimpel scrotum)
M. cremaster = laag skeletspierweefsel. Kan samentrekken waardoor testes dichter bij lichaam
komen te liggen. Bijvoorbeeld wanneer het koud is. 1,1 graden lager dan elders in lichaam.
Testis is verpakt in kapsel tunica albuginea. Er zitten tussenwanden in de testis en deze vormen
250 lobjes. In de lobjes liggen testiskanaaltjes. Spermacellen worden in de wanden van de kanaaltjes
gevormd, verlaten de kanaaltjes, passeren een doolhof van doorgangen dat de rete testis wordt
genoemd. Daarna komen ze in de epididymis aan.
Cryptorchisme = niet ingedaalde testes (hans)
Beide testikels zijn wel aanwezig maar niet op de juiste plaats. Na 2 e levensjaar operatie nodig.
Spermatogenese 3 stappen:
1. Mitose = somatische celdeling. Hierbij deelt 1 cel (een moedercel) zich naar 2 dochtercellen.
Het werk dat hiervoor moet gebeuren = celcyclus.
Dit wordt gedaan in de interfase, bestaat uit:
- G1 fase (gap/ groei1) alles wordt verdubbeld, behalve de celkern met daarin genetisch
materiaal
- S fase (synthese) hierin wordt het genetisch materiaal verdubbeld = DNA replicatie
- G2 fase (gap/ groei2 fase) laatste cel delen worden verdubbeld, eiwittenen en grootte
van cel neemt toe. Aan het einde van de G2 fase wordt het allemaal nog goed gecontroleerd
door eiwit P53 op fouten.
- M fase (mitose/ cytokinese) mitose = kerndeling in vijf stappen:
o Profase DNA rolt zich om histonen heen = condensatie
o (Pro) metafase Kernmembraam breekt op. Spoelfiguur kan zich vastmaken aan de
chromosomen. Het spoelfiguur kan de chromosomen gaan verplaatsen.
, o Metafase chromosomen worden geplaatst naar de evenaar (lijn precies tussen
het spoelfiguur in = equatoriaal vlak. Karyogram = opstelling van chromosomen in de
celdeling fase.
o Anafase chromatiden worden losgetrokken richting hun spoelfiguur. Chromatiden
zijn hierdoor los van elkaar en heten weer chromosomen. Kortdurend dus 92
chromosomen in de cel.
o Telofase chromosomen komen aan bij hun spoelfiguur en een nieuwe celkern
vormt zich om de chromosomen heen. De chromosomen ontvouwen zich weer en
hierdoor zijn de chromosomen niet meer zichtbaar onder de microscoop =
decondensatie. Het spoelfiguur breekt af
o (cytokinese) in het midden van de cel vormt zich een ring van actine en myosine.
Hierdoor ontstaan 2 identieke dochtercellen los van elkaar.
In deze vijf stappen worden alle chromosomen eerlijk verdeeld naar 2 helften van de cel
een nieuw kernmembraam vormt zich. Daarna vindt de echte celdeling plaats = cytokinese.
De cel splitst zich naar 2 losse cellen
Apotose = na G1 fase checkt de cel zelf of alles goed is. Of er voldoende voedingsstoffen aanwezig
zijn etc. om door te gaan met celdeling. Als er fouten zitten in de cel zorgt eiwit P53 ervoor dat de cel
zichzelf vernietigd. = apoptose.
2. Meiose
Voordat meiose begint is de cel in alle
opzichten al verdubbeld:
- 2x organellen
- 2x cytoplasma
- 2x DNA strengen, met centromeer
nog aan elkaar vast = chromatiden
Meiose bestaat uit 2 celdelingen.
Meiose 1: begint met profase 1: spoelfiguur
+ condensatie. Chromosomen paren gaan
netjes naast elkaar liggen. Delen van het ene
chromosoom kruisen met het andere
chromosoom = crossing over.
Deze kruisingen noem je chiasmata.
Dan kom je in de metafase 1.
Het kernmembraam breekt op en de chromosomen komen vast te zitten aan de spoelfiguur en
verplaatsen zich naar de evenaar. Het chiasmata zorgt ervoor dat de chromosomen aan elkaar vast
blijven zitten. Hierna komt de anafase 1 chromosomen paren worden uit elkaar getrokken en
naar beide kanten van de cel getrokken. Dit gaat wel eens fout = non- disjunctie. Hierom veel
miskramen.
Bij de telofase 1 arriveren chromosomen aan beide kanten van de cel, er vormt zich een
kernmembraam, spoelfiguur verdwijnt en de chromosomen ontrollen zich weer. Hierna vindt de
cytokinese plaats 2 dochtercellen worden gevormd. Deze 2 dochtercellen gaan door met de
meiose 2:
- Profase 2: spoelfiguur gevormd, chromosomen wikkelen zich op
- Metafase 2: kernmembraam verdwijnt, chromosomen worden door spoelfiguren naar
evenaar verplaatst
- Anafase 2: chromatiden worden uit elkaar getrokken. Elk chromatiden is los van elkaar en
worden weer chromosomen genoemd.
- Telofase 2: er vormt zich een kernmembraan, spoelfiguur verdwijnt en de chromosomen
ontrollen zich weer.
- Cytokinese: de cel wordt opgedeeld in 2 losse dochtercellen.
, Uit 1 moedercel zijn 4 dochtercellen ontstaan.
Diploid: dochtercellen die 2 exemplaren
chromosomen bevatten. Haploid: dochtercellen die 1 exemplaar van chromosomen bevatten.
3. Elke spermatide rijpt tot een
spermacel. Hele proces duurt
64 dagen. Inhibine = hormoon
om remming of activering
van spermacellen te
bevorderen.
Bouw:
1. Kop bevat kern, chromosomen. Bovenop de kop zit het acrosoom = noodzakelijk voor de
bevruchting.
2. Hals beide centriolen van de oorspronkelijke spermatide
3. Middelste gedeelte mitochondria liggen in spiraal. Leveren ATP voor de beweging staart
4. Staart zweephaar, kurkentrekker achtige beweging om voort te bewegen.
- Epididymis functies:
1. Aanpassen van de samenstelling van de vloeistof
2. Recyclen van beschadigde spermacellen
3. Opslaan van rijpende spermacellen
Voordat spermacellen bewegelijk worden moeten ze capacitatie ondergaan. Dit vind plaats nadat de
spermacellen (1) zijn gemengd met klieproducten van de blaasjes en (2) zijn blootgesteld aan de
omstandigheden binnen de vrouwelijke voorplantingsorganen.
- Zaadleider: 40- 45 cm lang. Zaadstreng = koker van bindweefsel, spieren, bloedvaten,
zenuwen en lymfevaten. Waar de zaadleider + zaadstreng uitkomen = lieskanaal. Elke
zaadleider voegt zich samen met het ejuculatiekanaal (2cm), deze buis loopt door de
prostaatwand en mondt uit in de urethra.
- Urethra: 18-20cm. Hierdoor wordt urine en sperma afgevoerd.
Accessoire klieren, functies: (1) activeren spermacellen, (2) bieden van voedingsstoffen voor
bewegelijkheid, (3) vormen van peristaltische contracties die spermacellen naar buiten stuwen, (4)
vormen buffers die zuren in urethra en vagina neutraliseren.
- Zaadblaasjes produceren 60% van zaadvocht. Bevat fructose, prostaglandinen
(contracties), fibrinogeen (verdikking sperma na ejaculatie)
- De prostaat ligt rond urethra, na urineblaas. Geeft prostaatvocht af, 20-30% zaadvocht.
- Cowperklieren bevinden zich aan de basis van de penis. Neutraliseert urinezuur, smeert
de glans (eikel).
Zaadvocht =vloeistof die spermacellen bevat. 2-5ml uit lichaam geloosd. Zaad bestaat uit 3
bestandsdelen:
- Spermacellen: 20-100 miljoen spermacellen per milliliter.
- Zaadvocht: vloeibare gedeelte van sperma. 60% uit zaadblaasjes, 30% prostaat, 5%
steuncellen en 5% Cowperklieren.
- Enzymen:
o Protaese (breekt slijm in de vagina af)
o Seminaal plasma doodt bacteriën
o Prostaatenzym leidt tot stolling van sperma na ejaculatie