Aantekeningen:
Hoorcollege 1:
Plato: belangrijkste vraag: hoe zie ik nu dat twee dingen hetzelfde zijn? Antwoord:
ideeënleer. Dat komt omdat die twee verschillende dingen allebei delen hebben van een
idee/ideaal object, en dat idee is eeuwig en onveranderlijk. Inspiratiebronnen hiervoor:
wiskunde = driehoek is altijd hoek van 180 graden, maar dat is niet altijd, dat is het ideële
beeld. Politiek, metafysica.
Phaedo (schilderij, Plato over de ziel) over de laatste uren van Socrates (na de gifbeker), hier
betoogd hij dat zijn ziel onsterfelijk is en dat hij niet bang is om te sterven. Zijn ziel gaat op
naar de werkelijkheid van ideële objecten en ideeën.
Socrates (470/469-399 v. Chr): gifbeker, wat is x/liefde/kennis enz.
2e tekst:
Allegorie van de grot(schilderij): gevangen zitten geboeid op stoelen en ze zitten met hun
rug naar de uitgang van de grot. Door het vuur komt er een schaduw van de voorwerpen op
de wand. Stel nu zegt Plato dat jij de gevangenen bent en dat je niks anders kent dan die
wand met de schaduwen. Dan ga je denken dat die schaduw de werkelijkheid is. Je gaat de
schaduw bestuderen. Misschien vallen je er patronen op en dat sommige van jou
medegevangenen beter zijn in het verklaren van die schaduwen. Maar ze doen aan de
wetenschap van schaduwen. Als je je dan omdraait heb je door dat het maar projecties zijn
van de werkelijkheid. Het is dan je plicht om die ideeën over de werkelijkheid te delen met
de andere en hun op te voeden en te leren.
Plato’s staat:
- Mens staat in dienst van de staat en de staat moet heringericht worden.
- eerste wat je moet doen is kinderen weghalen bij je ouders. De staat moet je opvoeden
niet je ouders. Er wordt gekeken naar welke talenten je hebt, gewoon een werker, orde
bewaren of tot de weinigen die de ideeën kan beschouwen.
- de ideale staat is anti democratisch. Want het zou vreemd zijn om die werkende, die
mensen die niets anders hebben gezien dan die schaduwen, mee laten denken en doen in de
staat.
- beeldende kunstenaars moeten zo snel mogelijk de staat uit gegooid worden. Je hebt de
ideale vorm, het enige waar je kennis van kan hebben. Dan heb je de vormen die we om ons
heen zien, niet perfect, al verwaterd. En hun gaan van iets dat al verwaterd is, nog waziger
maken en dat kan niet. Je moet niet zo ver van de waarheid afstaan.
Plato’s leerling:
Plato heeft daadwerkelijk geprobeerd om die staat waarheid te laten worden. Maar dat is
niet gelukt, want er kwam een opstand.
Aristoteles (384-322 v. Chr.): zijn leerling. Gaf een ander antwoord dan Plato. Was een
veelzijdig denker.
- Vraag: wat maakt een mens speciaal? Wat onderscheidt het van andere wezens op aarde?
Wat is specifiek menselijk? In de ziel kun je twee elementen onderscheiden: irrationeel en
rationeel element. Die zijn constant met elkaar in de knoop in de ziel. Irrationeel bestaat dan
weer uit: vegetatief (er moet iets verantwoordelijk zijn voor noodzakelijke onderhoud van
het lichaam, groeien, energie opbouwen, maar dieren en planten hebben deze vegetatieve
,ziel ook) en sensitief/instinctief (het ligt dicht langs de ratio. Als je in balans bent als mens
dan wordt dat instinctief gehoorzaam aan je verstand. Dat is beweging, actie, honger enz.
Dit gene hebben planten niet, maar dieren wel. Als wij gevaar zien kunnen we dat ontwijken,
net zoals dieren.) Wat onderscheid mensen wel van dieren = dat is de rationaliteit. Mens is
rationeel. Rationaliteit is redeneren, argumenteren, rekenen, reflecteren. De mens is het
enige wezen dat niet in het nu gevangen zit, maar kan reflecteren. En hij kan de
consequenties van zijn handeling in kan zien en zijn handelingen daar op aanpassen. Mens
kan feedback op zichzelf hebben.
Toch zouden planten en dieren ook een soort van rationaliteit hebben. Planten laten hun
bladeren in de herfst vallen en dieren houden nest op temperatuur. Dus het antwoord wat
Aristoteles geeft is eigenlijk helemaal geen antwoord (over wat specifiek menselijk is).
Het sluit planten en dieren toch niet volledig uit om de mens als rationale aan te duiden.
Wie een mens iets aandoet gaat meteen de gevangenis is, wie een dier is aandoet gebeurt er
niet veel en wie een plant iets aandoet heeft geen gevolgen.
- Was een deugden ethiek -> als iedereen maar zo handelt dat die deugden naar voren
komen, dan komt dat de mensheid ten goede, mensen gaan voor geluk.
Nicomachische ethiek: deugden ethiek is belangrijk. Omdat er een bepaalde waarde mee
gediend wordt, een deugd. Een politiekus wiens doel het is om geluk te verbeteren, moet hij
ook bekent zijn met hetgene wat het geluk ervaart, dat is de ziel.
Hoorcollege 2:
Boeken: niet exploring humans, wel samenleving ter discussie.
Vorige keer: volgens Plato was de ziel onsterfelijk en die ziet vast in een lichaam die stoffelijk
is en dat is eigenlijk een gevangenis voor de ziel en volgens Aristoteles was de ziel wel
sterfelijk en de mens is het enige wezen dat zich middels reflectie een beeld kan vormen van
de dingen om zich heen en kan zich in een plek zien ten opzichte van de wereld. Om jezelf
een plaats te geven in de werkelijkheid was uniek.
Alleen die gene die de grot hadden verlaten en die de ideeën hadden beschouwd, die mogen
besluiten nemen in de maatschappij, de andere mensen niet.
De duistere middeleeuwen:
Vroege middeleeuwen hadden we weinig kennis, weinig op schrift staan. Beetje een
chaotische periode. Daarna stabiliseert de boel een beetje.
Beeld: Het blind volgen van de autoriteit, kerk werkt samen met de adel om mensen dom en
arm te houden. Somber mensbeeld.
Onredelijkheid van de middeleeuwen zit het in: de middeleeuwen waren helemaal niet zo
onredelijk en dat de rede en het geloof goed samen gaan en productief samenwerkten.
Dogma van de drie-eenheid: de vader, de zoon en de heilige geest. Samen als een ding.
Theologie: alle dogma’s uitleggen en verklaren.
Conflict tussen rede en geloof:
- Verwerpen van het geloof is iets wat je kan doen. Fossiele zeggen iets anders dan dat god
zegt. Dit zou niet snel gebeuren in de middeleeuwen.
- verwerpen van de rede is iets wat je kan doen. Dit hoeft ook niet.
- proberen de twee te verzoenen (theologie). Je laat het een geheel vormen. In de
, middeleeuwen grepen ze toen naar de filosofie uit de oudheid. Sommige rede kan heel goed
samen gaan met sommige standpunten in het Christendom/geloof.
Tertullianus (ca. 160- ca. 230):
Die viel deze theorie aan. Niet met Humanist eens.
Luther: die houdt niet van studeren en jezelf intellectueel ontwikkelen, want hij is bang dat
je dat van het waren geloof afbrengt. Hij is gelovig. Hij heeft weinig begrip voor de rede ->
Aristoteles.
Origenes (ca. 185-253/254):
Rede is goed om te bestuderen, maar hij moet wel ontworpen zijn aan de theologie. De
theologie/geloof voert wel de boventoon.
Thomas van Aquino: was het hiermee eens, daarnaast moest de filosofie bestudeerd
worden. Wat voor rol kan die rede/filosofie hebben? Ze kan de grondbeginselen van het
geloof bewijzen, je kan daarmee dingen bewijzen die ander mensen niet van het geloof al
aannamen. Met redenen en argumenten kun je mensen voor het geloof winnen. Om
moeilijke dogma’s zoveel mogelijk begrijpelijk te maken. En ze dient om aanvallen op het
geloof te weerleggen. Dus die rede/filosofie is in dienst van het geloof.
Hij heeft gestudeerd en veel gereisd. In zijn tijd kwam discussie tussen geloof en rede weer
op.
Augustinus (354-430): kerkvader, die het geloof zoveel mogelijk op rationele dingen te
bewaken. Trok naar Milaan om te studeren en daar werd hij bekeerd. Hij gaat vooral over de
verzoening van…
Belijdenissen (397-398): geschreven toen hij een geloofscrisis had, hij twijfelde aan de waren
religie en wist het niet meer. Misschien kan ik als ik mijn ziel uitstorten tegenover God kan ik
wellicht weer tot het geloof komen. Daarom is het ook heel persoonlijk werk. Gericht op
God. Hij doet erin uitvoerig verslag van zijn leven. Hij wil zijn filosofie gebruiken om het
geloof begrijpelijk te maken, dat doet hij met de eerste …
-> Een beetje dezelfde gedachte als Plato, dat die geest gevangen zit in dat lichaam dat te
lijden heeft van ziekte/vuur/regen/wind. Maar het is de liefde van de heer die hun weer
opheft. Als je goed nadenkt dan kom je altijd bij God uit, het natuurlijke gerichtheid op God.
Zijn beeld is aanmerkelijk positiever.
Verdere ontwikkeling:
- Patristiek: kerkvaders, die over van alles nog wat schreven. Die probeerden een systeem
van dogma’s te maken.
- Scholastiek: waarin mensen met al dat materiaal die door die kerkvaders is aangeleverd
aan de slag te gaan. Die willen het een geheel maken. De argumentatie wordt hier ook fijner.
- verplaatsing van het zwaartepunt gaat naar het noorden (Frankrijk/Noord italië/Engeland).
- Er worden meer geschriften ontdekt van Aristoteles.
- via het werk van de islamitische geleerden is veel naar de christelijken gekomen.
- methode: de waarheid die is er al (bijbel) en er is een noodzaak die te funderen. Specifieke
methode: dialectiek
- Dialectiek: je kijkt naar de argumenten voor en tegen en dan ga je ze met elkaar vergelijken
en kom je uiteindelijk tot een conclusie.