Hoofdstuk 2
Er zijn verschillende factoren die het spreekgedrag beïnvloeden. De dynamische, zichtbare en
hoorbare, factoren die worden bepaald door de situatie, en de psych(olog)ische factoren. De
zichtbare factoren zijn oogcontact, houding, gezichtsexpressie, gebaren en stereotype bewegingen.
Hoorbare factoren zijn zinsmelodie, tempo, timing, klemtoon, luidheid, stopwoorden en afleidende
geluiden. Adem, stem en articulatie zijn zowel hoorbare zoals zichtbare factoren. Psych(olog)ische
factoren zijn stemming, emotie, onzekerheid en concentratie.
Hoofdstuk 3
Spreken en verstaan zijn voor te stellen als zender-ontvanger-systeem. Bij de zender wordt de
boodschap doorgegeven van de hersenen naar de spieren die bij de spraakbewegingen betrokken
zijn via zenuwbanen. Geluidstrillingen die de mond verlaten worden via de lucht overgebracht naar
het oor van de luisteraar. Het signaal wordt dan ontvangen en via zenuwbanen naar de hersenen
geleid. Er kunnen zich storingen voordoen in de zender in het centrale zenuwstelsel of motoriek of in
het signaal door ruis of in de ontvanger door stoornissen in het oor, de gehoorzenuw of hersenen.
Het referentiekader van de zender en ontvanger bepaalt ook hoe de communicatie verloopt.
Spraak vervult verschillende functies in ons leven. Door taal zijn we in staat onze gedachten te
formuleren en over te brengen. We kunnen beter structureren en makkelijker tot een oplossing
komen. Het is een communicatiemiddel en het geeft ons de mogelijkheid om een situatie te
hanteren (vragen, bevelen) en een verbale uiting te geven aan onze emoties.
Spreken komt tot stand door een samenwerking van ademhaling/respiratie, stemgeving/fonatie,
klank/resonantie, uitspraak/articulatie. Voor een goede spraakontwikkeling is het belangrijk om
spraak goed waar te nemen, te verstaan, te reageren en goed te produceren.
Hoofdstuk 5
Oogcontact is erg belangrijk tijdens een gesprek. Anders kan de luisteraar gefrustreerd raken of
denkt dat de tekst niet voor hem bedoeld is. Omgekeerd kan het zijn dat de spreker het idee heeft
dat er niet naar hem geluisterd wordt. Er zijn specifieke oogbewegingen bij wat de spreker ziet, voelt,
hoort, maar ook als het een herinnering betreft. Het verbreken van oogcontact kan dus op
natuurlijke wijze optreden.
Ook bij voorlezen is oogcontact belangrijk. Daar is leestechniek voor nodig met goede timing en
pauzes bij komma's en punten. Ook kan men de tekst zo houden dat het publiek je gezicht ziet een je
alleen je ogen hoeft op te slaan. Kijk ook iedereen aan en niet alleen de voorste rij of slechts een
kant. Rustig, regelmatig oogcontact is het beste.
Ook de lichaamshouding is belangrijk en heeft invloed op je eigen gemoedstoestand en die van de
luisteraars. Een in elkaar of onderuitgezakte houding straalt matheid, oninteresse en spanning uit,
terwijl een ontspannen en actieve houding zeker en open overkomt. Houding heeft ook invloed op
de kwaliteit van het stemgeluid, want het geeft meer ruimte aan de longen, buikorganen en het
middenrif. Eutonie (juiste spanning) is op de duur minder vermoeiend en voorkomt klachten.
Mimiek zorgt voor levendigheid en ondersteuning net zoals articulatiebewegingen.
Hoofdstuk 6
Zinsmelodie (stemmelodie, intonatie) is belangrijk voor de sfeer en betekenis. Iemand die monotoon
spreekt komt vaak saai over. Ook kan het spreken monotoon overkomen doordat het
intonatiepatroon steeds hetzelfde is, er veel tussenvoegsels voorkomen, er weinig pauzes gebruikt
worden, er zacht gepraat wordt, binnensmonds gesproken wordt of iemand een psychische dip
heeft.
Een hoog tempo geeft luisteraars een jachtig gevoel, er kunnen haperingen ontstaan, de spreker slikt
woorden in of drukt ze in elkaar (telescoping). Het tegenovergestelde ontstaat door het uitrekken
van klinkers en kan monotoon overkomen, maar mensen kunnen het gesprokene goed opnemen en
verwerken.
Timing is het nemen van de juiste adem en spreekpauze op het juiste moment. Zonder timing is het