Samenvatting Strategie en Organisatie
Hoorcollege 1 Inleiding en het concept ‘strategie’
Hoofdstuk 1
Waar komt strategie vandaan?
- Strategie vs. tactiek → strategie is lange termijn, tactiek helpt om dichterbij strategie
te komen
Evolutie van organisatiestrategie
- 1950: Financial budgeting: op de korte termijn, jaarlijks overzicht.
- 1960: Corporate planning: lange termijn planning met doelen, voorspellen van
economische aspecten, stel prioriteiten.
- 1970: Strategisch management: industrie-analyse. Focus op de markt en gunstige
concurrentieposities als het primaire doel van de strategie.
- 1980: Resource-based view: de focus van strategieanalyse verschoof van de
winstbronnen in de externe omgeving naar de winstbronnen binnen het bedrijf.
Middelen en capaciteiten van het bedrijf worden beschouwd als de belangrijkste
bron van concurrentievoordeel/strategie.
- 2000: dynamiek en sociale legitimiteit
- Organisaties spelen verantwoordelijke rol in milieu -> corporate social responsibility
Wat is strategie?
Definitie = strategie is het patroon van doelstellingen, doelen of doelen en de belangrijkste
beleidslijnen en plannen om deze doelen te bereiken, op zo'n manier geformuleerd dat het
definieert in welke business het bedrijf actief is of zal zijn en wat voor soort bedrijf het is of is
zijn.
Strategie is een plan om lange termijn doelen te bereiken. Een toewijzing van middelen, die
consistent, dus met een bepaald patroon zijn geïntegreerd en samenhangen met de
organisatie om zo de doelen te bereiken.
Naarmate de zakelijke omgeving instabieler en onvoorspelbaarder is geworden, is strategie
minder gericht op gedetailleerde plannen en meer op de zoektocht naar succes.
Strategie als plan naar strategie als richting. Zeker in een onzekere omgeving erg van belang.
Rollen van strategie
- Hulpmiddel voor besluitvorming → verbetert kwaliteit besluitvorming
- Tool voor (interne) coördinatie → creëert consistentie en eenheid
- Doelstelling → verhoogt prestaties door opstellen van ambities, motiveert en
inspireert.
- Animatie en oriëntatie → motiveert en mobiliseert
Strategie legt link tussen organisatie en omgeving → zorgt dat organisatie kan voortbestaan,
geeft richting.
,Elementen van een succesvolle strategie
Doelen moeten eenvoudig zijn, omdat ze zorgen voor je identiteit. Ze moeten consistent zijn
en moeten op de lange termijn zijn.
De externe omgeving moet je goed kennen, je moet je concurrenten, klanten, leveranciers
kennen.
De interne kant, wat kan de organisatie en wat heb je.
Het moet op een effectieve manier worden geïmplementeerd. Middelen op een effectieve
manier inzetten.
Twee types strategie
Geeft de reikwijdte (markten en industrieën) van het bedrijf aan waarin het concurreert →
scope. Wordt op het hoogste niveau van de organisatie beslist. Hoeveel productlijnen,
hoeveel besteed je uit, nieuwe ondernemingen, toewijzingen etc. (in welke markt actief?)
= Organisatiestrategie (corporate strategy)
Hoe ga je ervoor zorgen dat klanten voor jou kiezen. Houdt zich bezig met hoe het bedrijf
concurreert op een bepaalde markt of industrie. Het middelmanagement beslist hierover.
Kostenleiderschap of differentiatiestrategie? (hoe te concurreren op de markt?)
= Concurrentiestrategie (business strategy)
Strategie positioneren (vandaag, competing fort he present) en de richting (toekomst:
algemeen doel, waarom bestaan we? = missie, wat het wil worden = visie en
prestatiedoelstellingen).
Drie componenten van de strategie: doelstellingen, scope (waar gaan we concurreren) en
voordeel (hoe gaan we concurreren)
,Vooropgestelde vs. Gerealiseerde strategie (Mintzberg)
Minder dan 30% van de vooropgestelde strategie (Intended strategy: dit wil je als
organisatie) wordt ook een gerealiseerde strategie (realized strategie), omdat het
bijvoorbeeld niet bruikbaar is. Emergent strategies zijn dingen die onverwachts erbij komen,
kansen. Deliberate strategy: de doelbewuste strategie.
Strategie voor wie?
Stakeholders (belanghebbenden) elke persoon of groep die het bereiken van
organisatiedoelen kan beïnvloeden of daardoor wordt beïnvloed.
Transactionele omgeving zijn de licht blauwe.
Een toeschouwer/crowd heeft een lage interesse en lage macht. Deze moet je monitoren en
dus minimale effort aan geven. Bijvoorbeeld omwonende.
Een beïnvloeder/context setters heeft weinig interesse, maar veel macht. Deze moet je
tevreden houden. Bijvoorbeeld de overheid.
Een geïnteresseerde/subject heeft een hoge interesse, maar weinig macht. Deze moet je
blijven informeren. Bijvoorbeeld werknemers en klanten
Een sleutelfiguur/players heeft veel interesse en veel macht. Deze dienen van dichtbij
beheerd worden. Bijvoorbeeld het management, concurrenten en de pers.
"Er is maar één sociale verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven: zijn middelen gebruiken
en activiteiten ontplooien die zijn ontworpen om zijn winst te vergroten, zolang het binnen
de regels van het spel blijft, dat wil zeggen, zich inlaat met open en vrije concurrentie zonder
misleiding of fraude”
, Hoorcollege 2 Externe analyse
Hoofdstuk 2
ROE = return of equity → rendement op eigen vermogen.
Analyse van de macro-omgeving – PEST analyse
PEST analyse → Macro-omgeving
De organisatie kan hierin zijn omgeving lastig beïnvloeden.
- Externe invloeden op beslissingen en prestaties van de organisatie. De gevolgen van
deze analyse is niet voor elke organisatie hetzelfde. Je kunt dus, als organisatie,
inspelen op de ontwikkelingen.
- Onderscheid ‘vitale’ (essentieel) en ‘relevante’ (spelen een rol, maar hoeven niet in je
strategie) factoren
- De basisprincipes van deze analyse zijn belangrijk om te begrijpen en te voorspellen
hoe een bedrijfstak in de loop van de tijd kan veranderen en evalueren.
Politieke factoren:
- Verandering in overheidsbeleid, bijvoorbeeld belastingen/subsidies
- Verandering van de wetgeving, bijvoorbeeld milieu
- Veranderingen in overheidsbezit, bijvoorbeeld nationalisatie, privatisering,
deregularing
Economische factoren:
- Staat van de economie en de verandering daarin.
- Veranderingen in economische activiteiten bijvoorbeeld groei van de markt,
werkloosheid, inflatie
- Veranderingen in loonschalen en inkomensverdeling
- Veranderingen in wisselkoersen
Sociale factoren (hoe functioneert de maatschappij?):
- Veranderingen in demografie bijvoorbeeld vergrijzing
- Veranderingen in opinies en waarden bijvoorbeeld werk/privé
- Veranderingen in de sociale structuur van de bevolking bijvoorbeeld socio-
economische groepen, sociale mobiliteit.
Technologische factoren:
- Ontwikkeling van nieuwe producten en processen
- Automatisering
- Ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie
- Ontwikkelingen in de natuurwetenschappen
Varianten op dit model:
PESTEL → ecologische en wettelijke factoren
DESTEP → demografische en ecologische factoren
Van macro-omgeving naar industrie
Industrie is een groepering van organisatie.