Samenvatting Stofwisseling 2:
Samenvatting week 1:
Hoorcollege 1: Endocrinologie basis principes
Hormonen:
Endocrien orgaan= orgaan dat hormonen afgeeft aan de bloedbaan à geeft effect af op
cellen met specifieke receptor
Verschillende soorten signaal overdracht via hormonen of neurotransmitters:
• Paracriene secretie= secretie van endocriene hormonen direct op de target cel
• Hormonale secretie= secretie van endocriene hormonen via bloedbaan op target cel
• Neurotransmitter secretie= secretie van neurotransmitters direct op de target cel
• Neurohormone secretie= secretie van neurotransmitter via bloedbaan op target cel
Endocrien Neuraal
• Afgifte aan bloedbaan • Aflevering in weefsel
• De specificiteit van het signaal • De specificiteit van signaal bepaald door
bepaald door type receptor de plaats van afgifte van signaal
• Ligand-receptor interactie • Ligand-receptor interactie
• Vb. Berzorging reclamefolders • Vb. Post op specifiek adres
Concentratie hormonen in lichaam zeer klein. Het zijn concentraties van enkele picomol/L (1
picomol= 10-12 mol= concentratie van vrij T4
Endocriene organen:
• Hypothalamus: TRH, GnRH, CRH, ADH, dopamine, somatostatine
• Hypofyse: ACTH, GH, LH, FSH, TSH, prolactine, ADH, oxytocine
• Schildklier: T3 en T4
• Lever: IGF-1
• Maag, pancreas, darm: Ghreline
• Bijnieren: cortisol, aldosteron, oestradiol, testosteron
• Vetweefsel: leptine adiponectine= belangrijk voor eetgedrag
• Pancreas: insuline, glucagon, PP
• Ovaria: oestrogeen, inhibine
• Testes: testosteron, inhibine
Thermostaat principe:
• Hormonen uit hypothalamus zetten de productie tot
hormonen in de hypofyse aan
• De hormonen uit de hypofyse stimuleert productie van
hormonen in het eindorgaan
• De eindorgaan-hormonen koppelen negatief terug op
de hormoonproductie van de hypothalamus en
hypofyse, zo gaat het niet eindeloos door
• Prolactine is uitzondering: dit staat voortdurend onder
remming van dopamine, wanneer dopamine
concentratie daalt, zal meer prolactine worden
gemaakt.
,Synthese hormonen op 2 manieren:
1. Feedback loopt via het hormoon zelf: hypothalamus activeert
hypofyse tot afgifte trofische hormonen. Er wordt een orgaan
aangezet tot productie van een hormoon. Dit hormoon heeft
negatieve feedback op hypofyse en hypothalamus
2. Feedback loopt via het effect: hormoon wordt geactiveerd en
activeert zelf target. Hierdoor blijft niveau van hormoon en effect
op vaste concentratie (= indirecte terugkoppeling) vb. insuline
Onderdelen van endocriene systeem: hormoonsynthese à werking
hormoon op doelorgaan (receptoren) à aanzetten van genen à terugkoppeling
Differentiëren klacht in hypofyse of schildklier:
• Bijnier: T4 is verhoogd, en TSH is verlaagd. T4 zorgt voor onderdrukking TSH daarom
TSH verlaagd
• Hypofyse: T4 verhoogd en TSH verhoogd. Hypofyse maakt extra veel TSH waardoor er
ook extra veel T4 wordt gemaakt
3 soorten hormonen:
• Aminozuren: adrenaline, thyroxine
• Eiwitten/ peptiden: GH, LH, FSH, prolactine, ACTH, TSH, IGF-1= hydrofiel
• Steroïden: cortisol, oestradiol, testosteron, aldosteron, vitamine D= lipofiel
Lipofiel= niet oplossen in water wel in vet Hydrofiel= wel oplossen in water niet in vet
• Steroïden (afgeleid van cholesterol) • Peptiden
• Kan goed door membraan à werkt op • Kan niet goed door membraan à werkt
receptor in de cel op receptor op celmembraan
• Doet zijn werk in cytoplasma • Doet zijn werk niet in cytoplasma
• Transport= via transporteiwitten • Transport= oplossen in bloed
• Niet zomaar oplossing in bloed • Kan oplossen in bloed (dit deel is vrije
(transporteiwitten voor nodig) fractie à alleen deze is biologisch actief)
Peptide hormoon synthese:
• Synthese begint bij DNA, er vindt transcriptie plaats waaruit er mRNA wordt gevormd.
• mRNA ondergaat translatie in ribosomen, intronen eruit, exonen houden (mRNA bestaat
dus uiteindelijk alleen uit exonen)à er wordt een preproteïne/ prehormoon gevormd.
• Het preproteïne/ prehormoon is veel te groot want er zitten nog allemaal signaal peptiden
aan. Deze worden langzamerhand afgeknipt (modificatie) in endoplasmatisch reticulum,
dan wordt het prohormoon.
• Prohormoon wordt nu gesplitst in hormoon en copeptides. Het hormoon wordt uiteindelijk
opgeslagen in granula à bij bepaalde stimulatie vindt er exocytose plaats
• Voorbeeld: aanmaak en secretie van PTH:
- Tijdschema: synthese is 1-2 min, knippen 15 min, opslaan 30 min
- PTH bevat 84 aminozuren
Steroïdhormoon synthese:
• Gebeurd in bijnier en gonaden
• Cholesterol onder invloed van ACTH= aldosteron, cortisol, testosteron, oestradiol
• Cortisol koppelt terug op ACTH-productie in de hypofyse
• Aldosteron koppelt terug met RAAS systeem
• Dit gebeurt in verschillende stappen waarbij verschillende enzymen betrokken zijn
• Een defect in een van deze enzymen (vb. gen defect), ontstaan problemen in steroïd
hormonen
• 21-OHase= 21- hydroxylase: hier is vaak iets mis bij problemen in bijnier. De stoffen van
deze stap hopen zich dan op in de bijnier. De synthese van cortisol gaat dan moeizamer,
, waardoor de concentratie lager is en er dus minder feedback is à hierdoor nog meer
ACTH waardoor er nog meer synthese plaatsvindt à er is dan voldoende cortisol met
hoge ACTH, er is ook verhoogd testosteron à vooral vervelend bij meisjes=
adrenogenitaal syndroom
Hormoontransport in de bloedbaan:
• Peptiden:
- Vrij in de circulatie
- Behalve: GH: gebonden aan GHBP en IGF-1/-2: gebonden aan IGF-binding proteins,
vasopressine en oxytocine binden aan neurophysinen à halfwaardetijd verlengd,
maar soms gebonden eiwit zelf ook actief
• Steroïden, T4/T3, vitamine D: gebonden aan plasma eiwitten, klein deel is vrij gebonden=
biologisch actief:
- Cortisol: CBG= cortisolbindendglobuline
- Testosteron en oestradiol: SHBG= sexhormoonbindendglobuline
- T4/T3: TBG= thyroxinebindendglobuline
- Vit. D: vitamine D binding proteïne
Afgifte hormonen:
• Afgifte is pulsatiel, er is vaak dag- en nacht verschil
• Groeihormoon: vooral tijdens remslaap à daardoor soms lage waarde en soms hoge,
daar is trucje op: IGF-1 uit lever is veel stabiler dus dit wordt gemeten
• Cortisol: vooral net na wakker worden, daarna neemt het af, ‘s avonds laag heel laag en
bijna niet meer meetbaar à ritme kan omdraaien als iemand nachtdiensten draait bijv.
• Prolactine: ’s ochtends hoog, overdag lager, soms piek bij stress, loop van nacht stijgt
het weer
Receptoren en aanzetten van genen:
• Hormoonbinding: specifiek en hoge affiniteit
• Door binding ontstaan allosterische (vorm) veranderingen waardoor activiteit inductie
• 2 typen receptoren:
- Membraanreceptoren= op cel oppervlakte= peptidhormonen
- Cytoplasmatische/ nucleaire receptoren= in de cel= steroïdhormonen
Membraanreceptoren:
• Hydrofiele peptiden en eiwithormonen= in water oplosbare hormonen die niet door lipide
bilaag heen kunnen
1. G- eiwit gekoppelde 7- transmembraanreceptor:
- Opbouw; groot extracellulair stuk waar hormoon aan kan binden en groot intracellulair
stuk wat zorgt voor activatie van veel stoffen. Receptor passeert 7x celmembraan.
- Werking: als hormoon bindt wordt G-eiwit in de cel geactiveerd, dit zorgt voor
veranderingen en effect
- Voorbeelden: ACTH, LH, TSH, PTH en glucagon
- Testotoxicose: mutatie in LH receptor, hierdoor continue activatie LH receptor en dus
continue synthese LH à vervroegde puberteit (grote penis en pubis beharing 3 jaar)
2. Groeifactor receptor:
- Werking: kinase activiteit, daardoor activatie stoffen waardoor uiteindelijk
transcriptiefactoren worden geactiveerd
- Voorbeelden: insuline, IGF- en EGF- receptor
3. Cytokine receptor:
- Werking: met cytoplasmatische kinasen
- Voorbeelden: prolactine, GH- en EPO- receptor
4. Guanlyl cyclase:
- Werking: via vorming GMP
- Voorbeelden: natriuretische peptiden
, 5. Ligand- gated ion kanalen:
- Voorbeelden: K, Na, Ca, Cl
Cytoplasmatische/ nucleair receptoren:
• Lipofiele (steroïd) hormonen
• Deze kunnen gewoon over celmembraan heen en binden in cytoplasma aan receptor.
Dat gaat dimeriseren, en wordt getransporteerd naar de kern.
• Dit activeert vervolgens de transcriptie om eiwitten te vormen
• Voorbeelden: T3, cortisol, aldosteron, vit. D, testosteron, oestradiol, progesteron,
retinolzuur
Receptoren en ziekte:
• Genetische defecten/ modificatie: er zit een genetisch defect in de receptor à vb:
- Diabetes Mellitus= defect in insuline receptor= insuline resistentie
- Androgeen insensitivity syndroom= XY karyotype (man), ze hebben inwendige testis
en ontwikkelen vrouwelijke tweede geslachtskenmerken
- T3 receptor mutatie: ernstige langdurige hypothyreoïdie, leidt tot dwerggroei,
vertraagde seksuele ontwikkeling, droge huid/ haar, puffy face
- GH receptor mutatie: er ontstaat dwerggroei
• Receptor regulatie en desensitisatie: downregulatie van receptoren, vb:
- insuline resistentie bij obesitas tgv laag aantal receptoren
• Specificiteits spillover: andere hormonen kunnen de receptor activeren of dat door
productie van ene hormoon, ook productie van andere hormoon toeneemt, vb:
- TRH activeert prolactine
- hCG activeert TSH (zwangerschap)
- ACTH activeert MSH (pigmentatie)
• Receptor antibodies: ziektes met aanval tegen eigen receptoren vb.
- Ziekte van Graves
- Anti- insuline
- TSH stimulerende
- Inhiberende IgG’s
Terugkoppeling:
Schildklier
• Hypothalamus maakt TRH à gaat naar hypofyse maakt TSH à gaat naar schildklier
maakt T4, T3
• T4, T3 zorgt voor terugkoppeling op hypothalamus en hypofyse
• T4= 4 jodium atomen, T3= 3 jodium atomen à Maar: T3 meest actief
• Terugkoppeling afhankelijk van allerlei factoren zoals temperatuur en stress
Hypothalamus- hypofyse- bijnier as:
• Hypothalamus maakt CRH en stimuleert hypofyse
• Hypofyse maakt ACTH en stimuleert bijnier
• Bijnier maakt cortisol en androgenen wat lever stimuleert
• Lever koppelt terug met cortisol op hypofyse en hypothalamus, lever koppelt androgenen
terug op bijnier en esterone op vetweefsel. Lever maakt ook testosteron via bijnier
• De cortisol en androgenen stimuleren nier
Hypothalamus en groei:
• Hypothalamus maakt GHRH (groeihormoon) wat gaat naar de lever
• Lever koppelt terug op botgroei en spiergroei