Natuurwetenschappen definities
(Basischemie-drs. J.H. Vermaat, J.J.H. Weierink)
Stoffen Zijn opgebouwd kleine deeltjes, die kleine
deeltjes heten moleculen
b.v. suikermoleculen, watermoleculen
Moleculen trekken elkaar Fvdw = VanderWaalskracht
aan
Moleculen zijn Atomen
opgebouwd uit Kleinste deeltje van een moleculaire stof
Atomen zijn verbonden door handjes
Molecuulformule getallen
Structuurformule streepjes
Veronderstellingen over Er zit ruimte tussen de moleculen (water
moleculen suiker)
Moleculen bewegen (limonade siroop)
In een vaste stof trillen de moleculen op
een vaste plaats (afstand kleiner tussen
elkaar), maar als de temperatuur stijgt
gaan ze sneller trillen, hebben ze meer
ruimte, in een vloeistof en gas bewegen de
moleculen door elkaar(afstand groter
tussen elkaar)
Als de moleculen sneller bewegen, wordt
het voorwerp warmer en zet het voorwerp
uit (magnetron eten opwarmen)
Als de moleculen langzamer bewegen,
hebben ze minder ruimte nodig en krimpt
het voorwerp
In een vast stof en een vloeistof zijn de
moleculen dicht bij elkaar, in een gas is er
een grote afstand tussen de moleculen
Moleculen trekken elkaar aan
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
Stof eigenschappen Smeltpunt, kookpunt, smaak, geur, kleur,
dichtheid, brandbaarheid en geleidbaarheid
voor elektrische stroom
Bij water smeltpunt 0 C en
kookpunt bij 100 C
Vorm eigenschappen Zwaar/licht/bolvormig/blok enz.
Wat is scheikunde? Proces waarbij stofeigenschappen
veranderen, dit noem je een chemische
, reactie
, verandering van de ene stof in de andere
stof. Kun je waarnemen.
Kan je niet meer terug, b.v. glucose
verbranding in het lichaam, na verbranding
ontstaat er water en koolstofdioxide.
Dit is een Chemische reactie.
b.v. van suiker naar karamel
Natuurkunde Je kunt wel terug, b.v. van ijs naar water
Chemische reactie Blijvende stofveranderingen
(verandering van stofeigenschappen)
Fasen: Rangschikking van moleculen
(zie schema) Fvdw = VanderWaalskracht
Opbouw van stoffen Moleculaire snelheid
Intermoleculaire snelheid
Fase aanduiding: 4 fasen:
waarin een stof kan vast = s (solid)
voorkomen vloeibaar = l (liquid)
gas = g (gas)
opgelost in water = aq (aqua)
b.v. water (s) ijs, water (g) waterdamp of
stoom.
Suiker (s) witte vast stof, suiker (aq) is
suiker opgelost in water
Fase – overgangen zijn geen chemische reacties
6 fase overgangen 1: vast>vloeibaar: smelten
Zie schema 2: vloeibaar>vast: stollen
Fase-driehoek 3: vloeibaar>gas: verdampen
4: gas>vloeibaar: condenseren
5: vast> gas: Sublimeren of vervluchtigen
6: gas> vast: Sublimeren of rijpen
Sublimeren vast>gas en van gas>vast
Vervluchtigen vast>gas
Rijpen gas>vast
FvdW VanderWaalskracht = moleculen trekken
elkaar aan, aantrekkingskracht tussen
moleculen
FvdW groot Moleculen dicht op elkaar en/of zwaardere
moleculen
Stof eigenschappen Smeltpunt, kookpunt, smaak, geur, kleur,
dichtheid, brandbaarheid en geleidbaarheid
voor elektrische stroom
Bij water smeltpunt 0 C en