100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Biologie Examen HAVO 2006 €2,47   In winkelwagen

Tentamen (uitwerkingen)

Biologie Examen HAVO 2006

 0 keer bekeken  0 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling

Biologie-examenvragen HAVO voorzien van antwoorden

Voorbeeld 4 van de 49  pagina's

  • 19 mei 2023
  • 49
  • 2006/2007
  • Tentamen (uitwerkingen)
  • Vragen en antwoorden
avatar-seller
Examen HAVO
20 06
biologie

Hoger
Algemeen
Voortgezet
Onderwijs Tijdvak 1
Maandag 29 mei
13.30 – 16.30 uur




Als bij een open vraag een verklaring, uitleg
of berekening gevraagd wordt, worden aan
het antwoord meestal geen punten toegekend
als deze verklaring, uitleg of berekening
ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 85 punten te
behalen; het examen bestaat uit 48 vragen. Geef niet meer antwoorden (redenen,
Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.
punten met een goed antwoord behaald kunnen Als er bijvoorbeeld twee redenen worden
worden. gevraagd en je geeft meer dan twee redenen,
Voor de beantwoording van de vragen 5 en 26 is dan worden alleen de eerste twee in de
een uitwerkbijlage bijgevoegd. beoordeling meegeteld.




600023-1-56o Begin

, Tenzij anders vermeld, is er sprake van normale situaties en gezonde organismen.

Vlinders

tekst 1 Twee vlindersoorten die in Nederland verdwenen waren, zijn sinds 30 juli 1990 weer terug:
het Pimpernelblauwtje (Maculinea teleius) en het Donker pimpernelblauwtje (Maculinea
nausithous). Vlinderliefhebbers lieten op die datum 156 exemplaren los in een natuurgebied,
86 Pimpernelblauwtjes en 70 Donker pimpernelblauwtjes. Sindsdien verschijnen deze
blauwtjes elke zomer weer in behoorlijke aantallen, niet verspreid over het gehele
natuurgebied, maar alleen op de plek waar ze uitgezet zijn.
De moeilijkheid om zich te verspreiden over een groter gebied, zit hem vooral in het
tweegangen menu van de rupsen van deze blauwtjes. De vrouwtjes leggen hun eitjes op de
bloemen van de Grote pimpernel en de rupsen leven enkele weken van de zaden van deze
plant. Daarna willen ze andere kost, te weten mierenlarven. Maar die mierenlarven worden
door agressieve werksters uit de mierenkolonie bewaakt.
De rupsen hanteren geraffineerde trucs om veilig in die nesten te komen. Ze laten zich op de
grond vallen en scheiden geurstoffen af die lijken op de geurstoffen van mierenlarven. Elke
blauwtjessoort is daarbij gespecialiseerd in een eigen gastheersoort: de rups van het
Pimpernelblauwtje legt zich toe op de Ruwknoopmier, de rups van het Donker
pimpernelblauwtje belaagt de Rode steekmier. De rupsen hebben het formaat en het gedrag
van een mierenlarf. Op hun rug zit een zoete stof. Daar komen de mieren op af, betasten de
rupsen en brengen ze daarna naar hun nest. In het nest zijn de rupsen beschermd tegen
kou en vijanden. Bovendien hebben ze daar volop voedsel.
De rupsen hebben huidplooien om hun kop, waardoor ze kunnen eten zonder dat de
werksters iets in de gaten hebben. De rupsen groeien als kool, verpoppen en de nieuwe
vlinders verlaten de volgende zomer vroeg op een ochtend het mierennest, vóór de
werksters actief zijn.
Het Pimpernelblauwtje nam vanaf 1990 de eerste drie jaar in aantal toe, daarna ging het
snel bergafwaarts. In 1996 was de stand zelfs terug bij het uitgangspunt van 1990 om
uiteindelijk in 2001 een stabiele omvang te bereiken van driehonderd exemplaren.

bewerkt naar: Willy van Strien, ’Kieskeurige vlinder vliegt niet uit’, de Volkskrant,
6 oktober 2001

2p 1 „ Het Pimpernelblauwtje en het Donker pimpernelblauwtje zijn op een bepaald niveau in
dezelfde groep geplaatst. Is dat op het niveau van genus (geslacht), populatie of soort?
A genus
B populatie
C soort

2p 2 † Teken het voedselweb, voor zover dat in de tekst wordt beschreven, waarin de rupsen van
beide vlinders voorkomen.

Bepaalde informatie omtrent een ecosysteem kan worden weergegeven als een piramide van
biomassa (zie afbeelding 1).

afbeelding 1
C2

C1

P


2p 3 „ Welk van de niveaus in afbeelding 1 is of welke zijn van toepassing op de rupsen van het
Pimpernelblauwtje?
A alleen C1
B alleen C2
C alleen P
D alleen C1 en C2
E alleen C1 en P
F alleen C2 en P



600023-1-56o 2 Lees verder

,1p 4 † Noem twee prikkels die bij de mier broedzorggedrag opwekken.

Het onderzoek begon in 1990 en eindigde in 2001.
3p 5 † Teken op de uitwerkbijlage een grafiek waarin je voor de duur van deze periode de omvang
van de populatie van het Pimpernelblauwtje uitzet tegen de tijd.

Het aantal populaties van het Pimpernelblauwtje is op dit moment beperkt tot één.
Natuurbeheer wil dat de blauwtjes ook andere gebieden koloniseren.
2p 6 † Noem twee biotische factoren uit de tekst die het voor het Pimpernelblauwtje mogelijk
maken zich ook op andere plaatsen te vestigen.

Irma Wynhoff doet onderzoek aan de verspreiding van de blauwtjes. Doorslaggevend is
volgens haar een stabiel, vlindervriendelijk terreinbeheer. Van juni tot begin september mag
er niet worden gemaaid. Toen dit per vergissing wel een keer gebeurde, verbleven er alleen
nog maar Pimpernelblauwtjes in het oorspronkelijke gebied.
Met behulp van DNA- en eiwitonderzoek toonde de onderzoekster aan dat de
oorspronkelijke populatie maar weinig genetische variatie bezat.
1p 7 † Wat is het gevolg van die geringe genetische variatie?

Reducenten

afbeelding 2




bron: Rinze Benedictus, ’Nomen est omen’, Bionieuws 5, maart 2002, 12

Deense onderzoekers hebben een nieuwe bacteriesoort ontdekt: Desulfomusa hansenii (zie
afbeelding 2). Deze leeft in de zeebodem in een anaërobe omgeving bij de wortels van
zeegras. De reducent profiteert van de organische afvalstoffen die het zeegras uitscheidt.
Uit de omzetting van deze stoffen haalt de bacterie energie. Bij die omzetting worden
zwavelverbindingen omgezet (vandaar het eerste deel van Desulfomusa; het tweede deel,
musa, slaat op de banaanvorm van de bacterie).
De bacterie beweegt zich voort met behulp van een flagel.
2p 8 † Bereken aan de hand van afbeelding 2 de gemiddelde lengte van de flagel op 1 µm
nauwkeurig. Noteer je berekening.

1p 9 † Noteer uit de gegeven informatie de zin waaruit blijkt dat deze bacterie niet veel energie
kan vrijmaken per hoeveelheid uit zeegras afgegeven organische stof.




600023-1-56o 3 Lees verder

, Tropenjaren

tekst 2 ’Tropenjaren tellen dubbel’ is een gezegde. In de negentiende eeuw waren er twee
opvattingen over de mogelijkheid tot aanpassing van blanken aan het klimaat in de tropen.
Veel Nederlanders hadden moeite met de tropische omstandigheden in het toenmalige
Nederlandsch-Indië.
Volgens de arts Junghuhn kwam dat doordat zij lichamelijk niet tot aanpassing aan de hitte
in staat waren.
Volgens de arts Swaving was aanpassing best mogelijk, maar hielden de Nederlanders er
een verkeerde leefwijze op na.

bron: Annemarie de Knecht-van Eekelen, ’Het tropische klimaat eene vijandige magt’,
Synaps 16, 1996

Het fenotype (F) van een persoon ontstaat onder invloed van erfelijke factoren
(genotype: G) en milieufactoren (M): G + M→F
1p 10 † Volgens welke van de twee artsen is het genotype van overwegende invloed op de
totstandkoming van het fenotype? Leg je antwoord uit.

3p 11 † Stel een werkplan op voor een onderzoek dat had kunnen aantonen of de arts Swaving
gelijk had.

Een andere arts, Eijkman, deed onderzoek naar de lichaamstemperatuur van blanke
Nederlanders die in het toenmalige Nederlandsch-Indië matig zware arbeid verrichtten. Hij
vergeleek die met de in Nederland gevonden waarden bij een overeenkomstige groep. Deze
bleken in beide gebieden gelijk. Vier mogelijke veranderingen van het lichaam zijn:
1 verlaging van de hartslag;
2 vernauwing van de bloedvaten;
3 verlaging van de urineproductie;
4 verhoging van de zweetproductie.
2p 12 „ Welke van deze vier veranderingen droeg het meest bij tot het op peil houden van de
lichaamstemperatuur van blanke Nederlanders in Nederlandsch-Indië?
A 1
B 2
C 3
D 4

Velen dachten dat bij blanken in Nederlandsch-Indië de bloedsamenstelling veranderde
waardoor ze gauw moe werden.
2p 13 „ Waaraan zouden die blanken dan een tekort hebben gehad?
A aan bloedplaatjes
B aan bloedplasma
C aan rode bloedlichaampjes
D aan witte bloedcellen




600023-1-56o 4 Lees verder

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tandhiwahyono. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,47. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 81849 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,47
  • (0)
  Kopen