SOCIOLOGIE VOOR SW
Inhoud
H1.Paradigmatisch pluralisme: Een oriëntatie..........................................................................................................2
1. Een veelheid aan scholen, stromingen en paradigma’s....................................................................................2
2. Een oriëntatiemodel voor sociologische stromingen.......................................................................................3
Paradigmatische keuzes en vragen...................................................................................................................3
H2. Het symbolisch interactionisme.........................................................................................................................4
1. Mead als grondlegger van het interactionisme................................................................................................5
Ontwikkeling van de mind – bewustzijn...........................................................................................................5
Ontwikkeling van het self – zelfbewustzijn.......................................................................................................6
Ontwikkelingsfasen van kinderen.....................................................................................................................6
2. Blumer: het symbolisch interactionisme...........................................................................................................6
3. Goffman.............................................................................................................................................................7
The Presentation of Self in Everyday life (1956)...............................................................................................7
stigma (1964).....................................................................................................................................................7
ASYLums (1961).................................................................................................................................................8
4. Mogelijkheden en moeilijkheden van het interactionistische paradigma........................................................9
H3. Sociale ruiltheorie...............................................................................................................................................9
1. George Caspar Homans – individualistische benadering................................................................................10
2. Peter Blau........................................................................................................................................................11
3. Rationale keuzetheorie...................................................................................................................................13
H4. Conflictsociologie..............................................................................................................................................14
1. Karl Marx.........................................................................................................................................................14
Arbeid als sleutelbegrip...................................................................................................................................14
Bouwstenen van maatschappij-analyse..........................................................................................................15
Structureel conflict..........................................................................................................................................17
Menselijke prijs: vervreemding of aliënatie....................................................................................................17
Godsdienst is opium van het volk...................................................................................................................18
2. Dahrendorf (1929 – 2009)...............................................................................................................................18
3. Charles Wright Mills (1916 – 1962).................................................................................................................18
4. Herbert Marcuse (1898 – 1976)......................................................................................................................19
Maatschappij-analyse......................................................................................................................................19
5. Jürgen Habermas (1929 - …)............................................................................................................................21
6. Besluit..............................................................................................................................................................22
H5. Structureel functionalisme 312-327 niet kennen (laatste pagina’s wel)..........................................................22
, 1. Oorsprong van het functionalisme..................................................................................................................23
2. Durkheim en de verdere uitbouw van het functionalistische denken............................................................23
3. Het functionalisme van Merton......................................................................................................................25
Functies & disfuncties.....................................................................................................................................25
Manifeste en latente functies.........................................................................................................................26
H1.PARADIGMATISCH PLURALISME: EEN ORIËNTATIE
1. EEN VEELHEID AAN SCHOLEN, STROMINGEN EN PARADIGMA’S
Paradigmatisch pluralisme = Er zijn verschillende theoretische stromingen binnen de sociologie.
Eenzelfde probleem kan vanuit verschillende hoeken worden belicht. Er zijn meerdere waarheden als
mensen elkaar beïnvloeden
Vb. besparen in crisistijd vs. durven investeren in crisistijd
Paradigma = Specifieke combinatie van uitganspunten, theorieopvattingen en voorschriften van
methodologische aard van waaruit naar de werkelijkheid wordt gekeken.
Wetenschappelijk neutraal karakter
Rijkdom aan verschillende uitgangspunten die in een open dialoog kan worden ingezet om
problemen op te lossen
Kan evolueren naar
Ideologie = Een voorstelling van de werkelijkheid die vooral als functie heeft belangen te
behartigen… een levensbeschouwing.
Politiek, waardegeladen karakter
Paradigma worden symbolische ‘wapens’: worden inzet van een strijd die eigenlijk draait om het
verkrijgen van maatschappelijk schaarse goederen als financiële middelen, macht en status
Thomas Kuhn ‘The Structure of Scientific Revolutions’ (1962) (= wetenschapsfilosoof):
1. Wetenschap(sbeoefening) is sociaal bepaald
Modieus karakter van wetenschap, methodiek,...
Dominante wetenschap (of stroming) wordt o.a. bepaald door het ideologisch klimaat, niet
(altijd of uitsluitend) door de juistheid ervan
2. Wetenschapsopbouw is geen loutere cumulatie van kennis, ook periodes van strijd tussen
parallelle referentiekaders
Enkel cumulatie wanneer er een bepaald paradigma algemeen aanvaard wordt
In periodes van strijd vervult een paradigma een regulerende functie gedurende een
bepaalde periode binnen een discipline
Vb. uit andere disciplines: klassieke vs keynesiaanse economie, Freudianen vs
behavioristen in de psychologie, ...
Belang van paradigma’s:
, Voor sociologen:
Diverse paradigma’s dragen bij aan een vollediger begrip van het sociale (feit)
Voor sociaal werkers:
Diverse paradigma’s leiden tot diverse handelingsstrategieën voor SW’ers
Eenzelfde sociale situatie, behoefte, probleem kan (moet!) vanuit meerdere invalshoeken
worden belicht...
Heeft dus meerdere implicaties voor sociaal handelen
De bril waardoor je kijkt maakt het verschil
2. EEN ORIËNTATIEMODEL VOOR SOCIOLOGISCHE STROMINGEN
SYSTEEM
Structureel functionalisme Conflictsociologie
CONSENSUS CONFLICT
Symbolisch interactionisme Ruiltheorie
ACTOR
Systeem = Sociaal handelen wordt van bovenaf, vanuit het sociale systeemperspectief bestudeerd
~ Top-down
Actor = Sociaal handelen wordt van onderuit, vanuit actor perspectief bestudeerd ~ Bottom-up
Consensus = Sociaal handelen als samenwerking
Conflict = Sociaal handelen als conflict
PARADIGMATISCHE KEUZES EN VRAGEN
Stellingen:
a) Materialisme vs. idealisme
Objectivisme vs. subjectivisme
Conflictsociologie vs. symbolisch interactionisme
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lolavandenbogaert. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.