Samenvatting Hoofdstukken recht voor niet-
juristen
| Hoofdstuk 1: Grondslagen en structuur van het Nederlandse recht
1.2 Recht en belangenafweging
- In de moderne samenleving moeten allerlei belangen tegen elkaar worden
afgewogen, waardoor het recht een grote betekenis heeft voor deelnemers aan
maatschappelijk verkeer.
-> bijvoorbeeld bedrijfsbelangen versus milieubescherming Nederlandse
wetgever abstract afweging gemaakt en vastgelegd in Wet milieubeheer.
- Het recht is dus het resultaat van belangenafwegingen die door de wetgever en
rechterlijke macht (in mindere mate) op abstract niveau zijn uitgevoerd.
-> ook andere perspectieven op de aard en oorsprong van recht, zoals uitwerking
van normatieve beginselen (rechtsfilosofie).
-> de rechterlijke macht is een steeds grotere rol gaan spelen hierin (mede door
open normen in wettelijke regelingen die worden ingevuld in gerechtelijke
procedures)
- Op een meer concreet niveau biedt het recht als resultaat van belangenafweging
ook een normatief kader voor toekomstige belangenafwegingen
1.3 Rechtsstaat
- Nederland is een rechtsstaat en wordt gekenmerkt door een aantal aspecten:
grondrechten, legaliteitseis, trias politica, gebondenheid aan de wet,
onafhankelijke rechtsspraak, vervolging en bestraffing van wetsovertredingen en
rechtszekerheid
Grondrechten
- Deze zijn onder meer in de Grondwet (Gw) opgenomen, en er kan onderscheid
worden gemaakt tussen klassieke en sociale grondrechten.
-> klassieke grondrechten zijn fundamentele rechten van burgers waar de
overheid
in beginsel geen inbreuk op mag maken bv. gelijkheidsbeginsel art. 1 Gw, vrijheid
van meningsuiting art. 7 Gw en recht op privacy art. 10 Gw
-> sociale grondrechten zijn verplichtingen voor de overheid om actief op te
treden
voor de welvaart en het welzijn van burgers bv. recht op bestaanszekerheid art.
20
Gw
en het recht op onderwijs art. 23 Gw
- In een gerechtelijke procedure kan er beroep gedaan worden op klassieke
grondrechten, maar niet op sociale grondrechten.
- Grondrechten hebben geen absoluut karakter: er kan inbreuk op gemaakt worden
in een wet in formele zin en vaak ook in daarop gebaseerde lagere regelingen
-> bv. artikel 10 lid 1 Gw ‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer’, waar in de
loop der tijd allerlei wet- en regelgeving is ontwikkeld die dit enigszins inperkt
(preventief fouilleren, cameratoezicht, identificatieplicht)
- Er kan spanning bestaan tussen verschillende klassieke grondrechten, zoals de
vrijheid van meningsuiting van het verbod van discriminatie wegens herkomst of
geloof.
-> in dat geval moeten er afwegingen worden gemaakt over welk grondrecht
zwaarder weegt
,Legaliteitseis
- Deze eis beschermt, net zoals de klassieke grondrechten, de burger tegen de
overheid.
- Elk overheidsoptreden waarbij vrijheden of eigendommen van burgers worden
ingeperkt moet een wettelijke grondslag hebben.
- Een overheidsinstantie mag alleen in vrijheden of eigendommen van burgers
ingrijpen als ze daarvoor bevoegdheid hebben die direct of indirect is verleend
door de hoogste wetgevende instantie (de regering en de Staten-Generaal)
Trias politica
- Dit is een principe ontwikkeld door Montesquieu (1689-1755) en in 1848 door
Thorbecke verwerkt in de Nederlandse Grondwet.
- Er moet binnen de overheid worden gestreefd naar een scheiding der machten,
tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
-> deze drie machten (of bevoegdheden) moeten zoveel mogelijk aan
verschillende overheidsinstanties toebedeeld zijn.
- Het doel hiervan is om machtsmisbruik te voorkomen door een te grote
concentratie van macht bij een bepaalde overheidsinstantie.
- De Staten-Generaal is samen met de regering verantwoordelijk voor het
uitvaardigen van wetten in formele zin, en deze worden uitgevoerd door allerlei
andere overheidsinstanties.
-> conflicten over de uitvoering van wetgeving worden voorgelecht aan
gerechtelijke colleges
- Het principe van de trias politica is niet volledig toegepast in Nederland:
-> de regering is betrokken bij het wetgevingsproces van de Staten-Generaal
-> en het houdt zich niet alleen bezig met de uitvoering van wetgeving maar
roept ook allerlei algemene regelingen in het leven die de uit te voeren wetgeving
verdere invulling geeft.
-> hiermee is de grens tussen de wetgevende en uitvoerende macht vaag.
- Ook tussen de wetgevende en rechterlijke macht bestaat geen duidelijke
scheidslijn: rechters zijn grondwettelijk in staat om naast de rechtsprekende
functie ook een lidmaatschap te hebben in de Eerste Kamer van de Staten-
Generaal.
Gebondenheid aan de wet
- Iedereen heeft zich te houden aan de in Nederland geldende wettelijke
regelingen,
- Dit geldt voor zowel bedrijven, burgers en overheidsinstanties.
-> daarmee zijn overheidsinstanties niet alleen gebonden aan de legaliteitseis,
maar ook aan het feit dat overheidsoptreden in overeenstemming moet zijn met
relevante wet- en regelgeving.
Onafhankelijke rechtsspraak
- Burgers en particuliere organisaties hebben de mogelijkheid om te stappen naar
een onafhankelijke rechter.
- Dit kunnen ze doen als ze zelf van mening zijn dat een andere partij bepaalde
wettelijke voorschriften of contractuele afspraken niet is nagekomen, of niet in
voldoende mate is nagekomen.
Vervolging en bestraffing van wetsovertredingen
- Personen of organisaties die zich schuldig hebben gemaakt aan
wetsovertredingen die strafbare feiten zijn kunnen worden vervolgd door het
Openbaar Ministerie en bestraft door de rechter.
-> zowel particuliere organisaties en burgers als overheidsinstanties.
- Overheidsinstanties zijn moeilijker strafrechtelijk te vervolgen en veroordelen.
-> dit komt door de tot op zekere hoogte strafrechtelijke immuniteit.
-> bijvoorbeeld oordeel van de Hoge Raad dat zegt dat strafrechtelijke vervolging
, van provincies, gemeenten en hun bestuurders niet mogelijk is als
wetsovertreding plaatsvond bij een activiteit die uitsluitend door een
overheidsinstantie kan worden verricht (bij Pikmeer-arresten) in die gevallen
niet via strafrechter, maar via volksvertegenwoordigende organen.
- Deze gedeeltelijke strafrechtelijke immuniteit is omstreden, in 2013 in de Tweede
Kamer een Initiatiefvoorstel Opheffing strafrechtelijke immuniteiten aangenomen.
-> in de toekomst zullen overheden op dezelfde wijze als burgers en bedrijven
strafrechtelijk kunnen worden vervolgd door wetsovertredingen
-> voorstel is in 2015 verworpen in de Eerste Kamer.
Rechtszekerheid
- Geldende wettelijke regelingen moeten voldoende rechtszekerheid bieden en
daarom voldoende duidelijk en begrijpelijk zijn voor hen waarvoor het bedoeld is
(normadressanten)
- Dit impliceert ook dat uitspraken van de rechter voldoende duidelijk moeten zijn
voor partijen.
-> in de praktijk is dat niet altijd zo de inhoud van het gerechtelijk vonnis is niet
altijd helemaal goed te doorgronden voor de betrokkenen.
1.4 Rechtsbegrip en rechtsbronnen
- Onder juristen in de gangbare interpretatie van het begrip ‘recht’ wordt er
gesproken van het positieve recht.
- Het positieve recht zijn algemene, voor herhaalde toepassing vatbare, normen die
op een bepaald tijdstip binnen een bepaald territoriaal gebied gelden en waarvan
de naleving kan worden afgedwongen via de rechter.
-> deze rechtsnormen zijn onder meer vastgelegd in wetten, maar ook in andere
rechtsbronnen (internationale verdragen, jurisprudentie)
- Tegenover het positieve recht staat het natuurrecht, waarvan het bestaan wordt
verondersteld door sommige rechtsfilosofen.
- Het gaat hier om rechtsnormen die in belangrijke mate en universeel karakter
hebben en niet gebonden zijn aan bepaalde tijdsperiode of territorium.
-> zoals dat liegen en doden niet mogen.
- Deze fundamentele normen zouden afkomstig zijn van een goddelijke macht of
vanuit de (universele) menselijke rede.
- Maatschappelijke organisaties (bv. sportbonden en politieke partijen), bedrijven en
brancheverenigingen moeten zich houden aan het Nederlandse positieve recht,
en hun interne regelingen mogen daarmee niet in strijd zijn.
- De interne regelgeving van kerkgenootschappen heeft vaak wel een hogere
juridische status dan interne regelgeving bij maatschappelijke organisaties.
-> het weegt echter niet altijd zwaarder dan overheidsrecht.
- Het positieve recht is te vinden in vier verschillende bronnen:
1. Wetgeving: onderscheid tussen wetten in materiële zin en wetten in formele
zin.
-> wetten in materiële zin zijn algemene en burgers bindende regelingen die
door overheidsinstanties vastgesteld zijn op basis van haar bevoegdheden.
-> een wet in formele zin is een regeling die door de regering en de Staten-
Generaal is vastgesteld.
-> dat maakt dat een aantal wetten in materiële zin ook als wetgeving in
formele zin te zien zijn.
2. Verdragen en besluiten van internationale organisaties: zoals het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM).
-> maar ook de vele verordeningen en richtlijnen die door de Raad van
, Ministers van Europa samen met het Europees Parlement of door de Europese
Commissie zijn vastgesteld.
3. Jurisprudentie: het geheel van uitspraken van rechters.
-> deze gerechtelijke uitspraken maken duidelijk hoe bepaalde regelingen of
verdragen moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd of hoe juridische
vraagstukken worden aangepakt.
-> vooral uitspraken van de hoogste rechterlijke colleges zijn relevant, en
lagere rechters houden met hun uitspraken rekening met uitspraken van
hogere rechters.
-> zo wordt bevorderd dat er een eensluidende interpretatie is van
internationale verdragen en wettelijke regeling en er zo een uniforme aanpak
ontstaat.
-> het komt regelmatig voor dat een uitspraak van een hoog rechtscollege
door de wetgever wordt opgenomen in wetgeving.
4. Ongeschreven recht: het gewoonterecht en de ongeschreven
rechtsbeginselen.
-> het gewoonterecht zijn regels die in de loop van de tijd zijn gegroeid en
door leden van de betreffende beroepsgroep of gemeenschap worden
gevolgd.
-> op zulke regels kan bij de rechter beroep worden gedaan.
-> bij ongeschreven rechtsbeginselen gaat het om buitenwettelijke juridische
uitgangspunten die aanvaard zijn als rechtsnorm.
1.5 Rechtsvinding
- Het gaat hier om de vraag hoe het positieve recht concreet wordt uitgewerkt
welke rechten en plichten er ontleent kunnen worden in een bepaalde situatie.
- Bij subsumptie is er sprake van het concrete geval dat onder een bepaalde
rechtsnorm wordt gebracht en dat deze rechtsnorm wordt toegepast op het geval.
-> dit is alleen mogelijk als het gemakkelijk is te achterhalen hoe een zaak
juridisch in elkaar zit.
- Ten eerste kan het zo zijn dat er meerdere rechtsnormen van toepassing zijn die
met elkaar in strijd zijn, wat dan wordt geregeld met behulp van voorrangsregels:
1. Hoog gaat voor laag (lex superior derogat legi inferiori): de lagere wet- of
regelgeving mag niet worden toegepast als het in strijd is met een hogere
wet- of regelgeving.
-> internationale verdragen en algemene besluiten van internationale
organisaties gaan boven nationale wetgeving.
-> binnen de nationale wetgeving gaan wetten in formele zin boven wetten in
materiële zin (die ook wetten in formele zin zijn)
-> bij wetten in materiële zin die geen wetten in formele zin zijn geldt dat
regelingen op rijksniveau boven regelingen op provinciaal of gemeentelijk
niveau staan.
2. Bijzonder gaat voor algemeen (lex specialis derogat legi generali): komt voor
als regelingen afkomstig zijn van hetzelfde (soort) overheidsorgaan, dan krijgt
de meest specifieke regeling voorrang.
3. Nieuw gaat voor oud (lex posterior derogat legi priori): in de praktijk weinig
betekenis, omdat bij wetsbepalingen wordt aangegeven wanneer oude
wetsbepalingen vervallen en wanneer de nieuwe in werking treden.
- Het kan ook voorkomen dat er één wettelijke regeling van toepassing is, maar dat
de normstelling niet duidelijk genoeg is en moet worden geïnterpreteerd.
-> daarvoor zijn een aantal methoden beschikbaar:
1. Grammaticale interpretatiemethode: de letterlijke betekenis van een bepaalde
term achterhalen (taalkundige analyse)
2. Wetshistorische interpretatiemethode: achterhalen wat de bedoeling van de
wetgever was op het moment van vaststellen van de wettelijke regeling
(raadplegen parlementaire geschiedenis primaire bronnen)