Hoorcollege 1
Artikel A1: case studies
Drie ingrediënten:
1. Om kunnen gaan met verschillend bewijs
- Mogelijke cases: individuen, organisatie, landen groepen, patiënten, interactievromen, beslissingen,
projecten, nieuwe lesmethode, onderzoeksopzet etc.
- Soorten bewijs: documenten, archieven, interviews, directe observatie, participant observatie en fysieke
artefacten (vanuit fysieke omgeving gedrag afleiden)
2. Kunnen stellen van onderzoeksvragen en hypothesen
- Hoe en waarom-vragen: waarom gebeurt iets en hoe is iets tot stand gekomen verschil experiment
o In overeenstemming experimenten: gericht op theorieontwikkeling
3. Produceren van een onderzoeksdesign
- Exploratief (verkennend) = nog geen theorie of methodologische innovaties uitproberen
- Verklarend = theorie toetsen
- Beschrijvend = eerste cases van bepaalde ziektegevallen
- Hollistic = case vindt altijd plaats in een bepaalde context en deze context wordt ook daarin
meegenomen
o Main unit of analysis
- Embedded = case heeft meerdere embedded units bijvoorbeeld verschillende locaties
o Subunits of analysis: kunnen verschillend methoden bevatten
Generalisatie
- Analytische generalisatie = enkele individuele cases gebruiken om de theorie te illustreren,
representeren of generaliseren
o Statistische generalisatie = generaliseren van een steekproef naar de populatie
- Letterlijke replicatie = meerdere cases zijn ontworpen om elkaar te 'repliceren', waardoor bevestigend
bewijs wordt geproduceerd uit twee of meer gevallen
o Theoretische replicatie = meerdere cases ontworpen om verschillende theoretische
omstandigheden te dekken, wat contrasterende resultaten opleverde maar om voorspelbare
redenen
- Systematische generalisatie = direct iets over de theorie willen zeggen (grenzen theorie opzoeken)
overeenstemming met experimenten
o Directe generalisatie = onderzoek ergens anders doen
Bewaken kwaliteit
- Construct validiteit = meerdere bronnen van bewijs aangedragen
o Via triangulatie = verschillende bronnen (minstens drie) waar hetzelfde uitkomt
o Chain of evidence = vind je theoretische voorspelde opvolging van gebeurtenissen terug
- Interne validiteit = past het verwachte theoretische patroon alternatieve verklaringen uitsluiten
- Externe validiteit: replicatie van belang gebruiken rivaliserende theorieën
o Is het gevonden proces ook ergens anders te vinden?
- Betrouwbaarheid = gebruiken van case studie protocol en ontwikkelen database
Testgebruik H9
Waarden testen:
- Wetenschappelijk waarde tests: hangt af van wetenschappelijk belang hypothetisch begrip
- Praktisch waarde tests: hangt af van bijdrage aan oplossing praktisch probleem
o Praktische waarde (nut) bepaald in vergelijking met situatie waarin test niet voorhanden is
Taxonomie van beslissingen
- Soorten beslissingen: institutioneel (beslissing voor je gemaakt) en individu (zelf
beslissingen)
- Verschil univariaat en multivariaat: verschil in niveaus of verschillen in kwaliteit
- Voorbeelden:
o Selectie: wordt een student toegelaten tot de opleiding?
o Plaatsing (niveau): wordt een student geplaatst in hoog, middel of laag niveau?
, 2
o Plaatsing (soort): wordt een jongere toegewezen aan behandeling a, b of c?
o Ja-nee keuze: kiest een student voor de opleiding?
o Niveaukeuze: kiest een student voor hoog, middel of laag niveau?
o Soortkeuze: kiest de student voor de UvA, VU of UU?
Enkelvoudige selectiemodel: verticaal een kritische testscore en horizontaal kritische criteriumscore:
test gebruiken of iemand het criterium zou halen
- Horizontaal geeft aan of je wel aan het criterium voldoet (bovenaan) of niet (daaronder)
- Verticaal geeft aan of de uitslag van de test negatief (links) of positief (rechts) is
Ratio’s
- A, B, C, D
o False negative (A): onterecht afgewezen positieve missers (na selecte geschikt)
o True positive (B): terecht toegelaten positieve treffers
o True negative (C): terecht afgewezen negatieve treffers (na selectie niet geschikt)
o False positive (D): onterecht toegelaten negatieve missers
- Selectieratio: proportie toegelaten studenten = (B + D)/ totaal
o Hoe meer afgewezen, hoe groter de breuk B / (B+D)
- Base rate (toevalskans): proportie studenten dat meer dan 43 ECs haalt = (A + B)/ totaal
- Succesratio: proportie van toegelaten studenten dat terecht is toegelaten = B/ (B + D)
Validiteit = correlatie tussen de (dichotome) testscore en criteriumscore
( B∗C ) −( A∗D )
- Validiteitscoëfficient =
√( A+C)( B+ D)( A+ B)(C+ D )
- Effect van validiteit op de succesratio
o Validiteit groter B en C groter en A en D kleiner toename succesratio
Blauwe groep: succesratio is hoger
o Des te meer de puntenwolk een rechte lijn is, des te hoger de correlatie
Base-rate = aantal geschikte kandidaten in de populatie
- Base-rate groter B groter t.o.v. D toename succesratio
o Blauwe groep: base-rate hoger, omdat oppervlakte boven de criteriumscore groter is
o Blauwe groep: succesrate groter, omdat verhouding B vs D hoger is als de base rate hoger is
- Criteriumscore zakt base rate omhoog succesratio omhoog
o Blauwe groep: base rate hoger, omdat het oppervlakte boven de blauwe lijn groter is
Veel toegelaten respondenten blijken toch ongeschikt (false positive) = D
- Lage validiteit (zelfs negatief): test heeft geen toegevoegde waarde
- Lage base-rate: als iets heel zeldzaam is dan heeft selecteren bijna geen zin
- Hoge selectieratio: gedwongen om toch bijna iedereen toe te laten, test geen
toegevoegde waarde
Relatie tussen succesratio, validiteit, selectieratio en base-rate:
- Taylor-Russel tabel: geeft aan wat de verwachte succesratio is o.b.v. een specifieke combinatie van een
selectie ratio, base-rate en validiteit
- Een selectieprocedure (test) heeft alleen toegevoegde waarde als je succes-rate hoger is dan je base-rate
o Selectie achterwegen houden en dan iedereen aanhouden succesratio = baserate
Validiteit = 0: succesratio = base-rate
o Als de selectieratio toeneemt, komt de succesratio dicht bij de base-rate
Utiliteit = nut van bepaalde uitkomst in de vier cellen, vaak uitgedrukt in gewichten of geld
Enkelvoudige met twee tests
- Conjuctief (a): geen compensatie mogelijk = X1 > c1 en X2 > c2
o Opdracht en tentamen moeten beiden voldoende zijn
- Compensatorisch (b): wel compensatie = X1 + X2 > c
o Gemiddelde van opdracht en tentamen moet voldoende zijn
- Combinatie van beiden (c)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ambie-1201. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.