V6 Thema 1 Vertering
1.1 Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen= alles wat je eet of drinkt.
Voedingsstoffen= stoffen die voedingsmiddelen bevatten: eiwitten, koolhydraten, vetten,
water, mineralen en vitaminen.
o Bouwstof: voedingsstoffen voor de vorming van organische moleculen bij
voortgezette assimilatie.
o Brandstof: voedingsstoffen die energie kunnen leveren voor de dissimilatie
(verbranding).
o Tekort aan voedingsstoffen kan ziekte veroorzaken.
Eiwitten (proteïnen)=
o Binas Tabel 67H
o Vorm: ketens van enkele tientallen tot meer dan duizend aminozuren.
o Soorten: dierlijke eiwitten zitten vooral in vlees, vis, melk, kaas en eieren en
plantaardige eiwitten zitten vooral in brood, graanproducten, peulvruchten, noten
en paddenstoelen.
o Verteringsstelsel: eiwitmoleculen worden uit het voedsel gesplitst in afzonderlijke
aminozuurmoleculen, die worden opgenomen in het bloed. Worden vervoerd naar
andere organen in het lichaam. Bij eiwitsynthese worden deze aminozuren weer aan
elkaar gekoppeld tot een eiwitmolecuul.
o Er zijn 20 soorten aminozuren, twaalf daarvan kunnen zelf gemaakt worden als ze
niet in het voedsel voorkomen.
Deze aminozuren worden gemaakt door transaminering, een aminogroep
wordt gewijzigd zodat het goede aminozuur ontstaat.
Essentiële aminozuren= aminozuren die men niet zelf of voldoende kan
vormen dus in het eten moet voorkomen.
o Functie: bouwstoffen van cellen en weefsels, transport van stoffen, bloedstolling en
immuniteit. Brandstof, eiwitten worden eerst omgezet in glucose zodat ze
vervolgens verbrand kunnen worden.
Koolhydraten (sachariden)=
o Binas tabel 67F
o Voorbeelden:
Bevatten veel glucose, fructose en sacharose: zoete vruchten, jam, stroop en
honing.
Bevatten veel zetmeel (polysacharide): brood, aardappels, rijst en macaroni.
Bevat lactose (polysacharide): melk.
o Functie: brandstof in het lichaam, reservestof als het glycogeen wordt opgeslagen in
de lever of de spieren en bouwstof
Als 1 g koolhydraten verbrand, komt 17kJ vrij.
o Voedingsvezels= koolhydraten die niet kunnen worden verteerd door enzymen van
de mens.
Een deel wordt in de dikke darm afgebroken door enzymen van de
bacteriën.
Afkomstig uit celwanden van plantaardige voedingsmiddelen.
Bevorderen de darmwerking en de stoelgang.
Zorgen voor een verzadigd gevoel, waardoor je niet te snel te veel eet.
, Vetten (lipiden)=
o Binas tabel 67G
o Voorbeelden:
Voedingsmiddelen die vetten bevatten: halvarine, zonnebloemolie, vlees,
vis, kaas, noten, snack, koek, snacks en sauzen.
o Vorm: opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.
Deze oliën en vetten heten dan triglyceriden.
Vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn.
Verzadigd vetzuur= zonder dubbele bindingen.
o Dierlijke vetten.
Onverzadigd vetzuur= met een dubbele binding.
o Plantaardige oliën en vis.
o Essentiële vetzuren= enkele onverzadigde vetzuren die je via het voedsel binnen
moet krijgen, zoals linolzuur.
o Functie: brandstof, bouwstof voor de fosfolipiden in het celmembraan.
Als 1g vet verbrand, komt 38kJ energie vrij.
o Sommige vitaminen zijn oplosbaar in vet, waardoor je de vitaminen alleen met vet
binnen kunt krijgen.
o Cholesterol= een vet dat je voor een klein deel binnenkrijgt via je voeding, de
meeste cholesterol wordt aangemaakt door de lever.
Komt voor in het celmembraan en wordt gebruikt bij de productie van
hormonen, gal en vitamine D.
Water=
o Functie: bouwstof, transportmiddel, regeling van de lichaamstemperatuur.
o Organisme raakt water kwijt door zweten, uitgeademde lucht, urine en ontlasting.
Mineralen (zouten)=
o Anorganische stoffen, zoals calcium (bloed laten stollen), fosfor (stevigheid botten
en tanden), kalium (neuronen kunnen impulsen geleiden) en natrium (neuronen
kunnen impulsen geleiden).
o Functie: nodig om de processen in je lichaam te laten verlopen, bouwstof.
o Spoorelementen= mineralen die je slechts in zeer kleine hoeveelheden nodig hebt.
Bijvoorbeeld chroom (werking van insuline), fluor (versterkt het
tandglazuur), jodium (voor schildklierhormoon) en ijzer (vorming van
hemoglobine).
Bestanddelen van enzymen en hormonen.
Vitaminen=
o Binas tabel 82A
o Organische stoffen die nodig zijn om de processen in je lichaam goed te laten
verlopen.
o Worden aangegeven met een letter.
o Belangrijkste vitaminen: A,B,C,D,K.
Vitamine K kan worden gemaakt door bacteriën in de dikke darm.
Vitamine A,B,C,D kunnen niet door het lichaam gemaakt worden dus moet
in het voedsel aanwezig zijn.
o Vitamine-B-complex= een verzamelnaam voor de verschillende vitamine B.
Worden aangegeven met een cijfer: B1 en B6.
o Gebrekziekten= ontstaat als je een gebrek aan vitamines hebt.