Kleine aandeelhouders = aandeelhouder die geen aanmerkelijk belang heeft
NL heeft het klassieke stelsel: VPB wordt geheven zonder rekening te houden met de heffing
ib bij de aandeelhouder, en omgekeerd. De VPB wordt los geheven over de winst van het
lichaam en wordt los daarvan IB geheven over de daarna door het lichaam aan de
participanten (aandeelhouders) uitgekeerde winst (na vpb heffing).
Sinds de invoering van de wet ib maakt het voor de totale belastingdruk van de in box 3
vallende aandeelhouder niet direct meer uit welk deel van de winst voor de vennootschap
aan de aandeelhouder wordt uitgekeerd.
Het stelsel van volledige integratie: hierbij wordt de vpb volledig in de IB geïntegreerd. De
VPB wordt gezien als een voorheffing van de IB die de aandeelhouder verschuldigd is over
de door het lichaam gemaakte winst. Achterliggende gedachte is dat een lichaam als
zodanig geen draagkracht heeft, maar slecht de achterliggende natuurlijke personen. Deze
wordt niet meer toegepast.
Overige geïntegreerde stelsels:
- aftrek variant
- en de toerekening variant
Rechtsgronden voor de vpb:
Antropomorfe visie: Een lichaam is een zelfstandige entiteit waaraan belastingheffing kan
worden gekoppeld. Wat de IB is voor natuurlijke personen is de VPB voor lichamen.
Leer van het globale evenwicht: deze theorie rechtvaardigt een aparte vpb vanuit de
gedachte dat zij nodig is om een globaal evenwicht te bewerkstelligen tussen enerzijds de
ondernemer in de IB en anderzijds de ondernemer die zijn onderneming in de NV of BV
vorm heeft omgezet (en dus ook aanmerkelijk belang heeft)
Het profijtbeginsel: Een belasting op zijn plaats is naar rato van het profijt dat een persoon
van de overheid geniet. De gedachte is dat de aandeelhouders profiteren van het door de
overheid gecreëerde en in stand gehouden rechtsstelsel dat het hen mogelijk maakt de
aansprakelijkheid te beperken tot de storting op hun aandelen.
Het buitenkansbeginsel: staat toe een belasting te heffen naargelang een persoon met de
verkrijging van een bate in een bevoorrechte positie verkeerd in vergelijking tot een ander.
Het budgettaire argument: komt erop neer dat de budgettaire opbrengst van de vpb niet
gemist kan worden en deze belasting dus niet wezenlijk ter discussie kan staan.
,Ondernemingsbelasting: aanvullend wordt IB geheven bij de natuurlijke
persoon/ondernemer indien hij vermogen onttrekt aan de onderneming. Bij de
aandeelhouder van een NV of BV wordt aanvullend IB geheven bij winstuitdeling door de v.
In beide gevallen wordt de geheven ondernemingsbelasting verrekend met de
verschuldigde IB. In dit systeem wordt uiteindelijk aan het lichaam geen aparte heffing
opgelegd.
Tot slot: geconcludeerd kan worden dat er geen overtuigende grondslagen zijn voor een
zelfstandige vennootschapsbelasting, die los van de ib van de aandeelhouder geheven
wordt. Wel zou het buitenkansbeginsel kunnen leiden tot een vpb die slechts zou heffen
over de overwinst.
Hoofdstuk 3: de NL vennootschapsbelasting; enige invloeden en het EU recht
Naast eu ontwikkelingen kunnen ook nog andere factoren van invloed zijn op vbp recht
● Internationale ontwikkelingen zoals de voorgestelde plannen van de OECD op het
gebied van belastingen
● Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de discussie over corporate governance,
financiële verslaglegging over belastingen en belastingontwijking
● Politieke ontwikkelingen
● Economische ontwikkelingen
● Andere rechtsgebieden zoals bv het jaarrekeningrecht, civiel recht, bestuursrecht en
de wet op het financieel toezicht.
Algemene aspecten van EU recht
De grondslag van de Europese gemeenschap (EG) bestaat uit het E(EG) verdrag, het EGKS
verdrag en het Euratom verdrag. Bij het verdrag van Maastricht hebben de lidstaten obv de
drie genoemde verdragen per 1 nov 1993 beoogd een Europese unie tot stand te brengen.
EU paradox: op een in principe smalle basis (primair economisch en monetair) reikt het EU
recht soms toch onvermoed ver (omdat het bij botsing voorrang heeft op
nationaalrechtelijke regels).
Primair en secundair EU recht
De verdragen; primair.
Secundair; verordeningen en richtlijnen. Verordeningen; hebben een algemene strekking,
zijn rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten en verbindend in al hun onderdelen.
Richtlijnen; opdrachten aan de lidstaten om hun wetgeving zodanig in te richten dat deze
spoort met het bepaalde in de richtlijn. Richtlijnen hebben in principe geen directe werking
maar dat is er wel wanneer er aan 2 voorwaarden wordt voldaan: 1) lidstaat is in verzuim en
2) de rechter moet het verzuim kunnen herstellen zonder op de stoel van de EU wetgever te
,hoeven gaan zitten. Daarnaast moet de betreffende richtlijn op het punt dat ter discussie
staat duidelijk en zonder voorbehoud zijn.
Voorrang: een regel, indien dat redelijkerwijs mogelijk is, dient zodanig te worden uitgelegd
dat hij niet botst met regelgeving van hogere orde (verzoenende interpretatie). Een niet
juist geïmplementeerde richtlijnbepaling kan niet tegenover een particulier of bedrijf
worden ingeroepen door de overheid. Ook kan de fiscus zich niet op een richtlijnbepaling
beroepen als die voor de bp nadeliger zijn dan de nationale wet.
Antimisbruikbepaling: hierbij geld dat als wordt voldaan aan bepaalde substance- eisen, de
desbetreffende antimisbruikbepaling niet van toepassing is. Echter: enerzijds heeft de
inspecteur - ook al wordt voldaan aan de eisen - de mogelijk om aannemelijk te maken dat
sprake is van misbruik. Anderzijds heeft de bp eveneens de mogelijkheid om - indien niet
aan de substance eisen wordt voldaan - aannemelijk te maken dat geen sprake is van
misbruik.
De EU en de rechter
De nationale rechter is ook EU rechter in de zin dat hij EU-recht ‘gewoon’moet toepassen.
Om de eenheid van de uitleg van EU recht binnen de EU te waarborgen is er wel de
mogelijkheid tot het stellen door de nationale rechter van het HvJ aan de HvJEU van
zogenoemde prejudiciële vragen. Soms geeft het EUhvJ op vragen die nationaal recht
betreft omdat het hof zich met nationale rechters gezamenlijk verantwoordelijk voelt voor
de rechtsorde binnen de EU en haar lidstaten.
De invloed tot nu toe van het EU recht op de vpb
Art 114 VWEU bepaalt dat op het terrein van de directe belastingen slechts met unanimiteit
kan worden besloten tot harmonisatie of unificatie. Het is dus de bedoeling om de inhoud
van de directe belastingen (IB en VPB) in principe over te laten aan de lidstaten zelf. Toch
zijn er richtlijnen van toepassing, plus vele arresten. Het HvJ EU heeft al vele malen
geoordeeld over de relatie tussen de verdragsvrijheden en nationale bepalingen van directe
belastingen.
Verboden staatssteun
art 107-109 VWEU. Van verboden staatssteun is sprake indien aan een beperkt aantal
bedrijven een voordeel uit de staatskas wordt verstrekt waardoor de mededinging wordt
vervalst of dreigt te worden vervalst en waardoor een negatieve invloed optreedt op het
intracommunautaire handelsverkeer. In lid 2 en 3 van art 107 VWEU wordt een limitatief
aantal staatssteunmaatregelen opgesomd die niet verboden zijn.
WIl er sprake zijn van verboden staatssteun dan dient cumulatief aan de volgende
voorwaarden te zijn voldaan:
a) de financiering geschiedt uit staatsmiddelen
, b) er vindt bevoordeling plaats van bepaalde onderneming of bepaalde producties
(selectiviteit eis)
c) het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt ongunstig beïnvloed
d) de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst
e) de staatssteun valt niet onder de toegestane staatssteun
Het is opmerkelijk dat in de laatste jaren de Europese Commissie de staatssteunprocedure
inzet als wapen om internationale fiscale planning te bestrijden.
De vrijheden uit het VWEU
- Vrijheid van goederenverkeer
- Vrijheid van personenverkeer (vrij verkeer van werknemers en vestiging)
- Vrijheid van kapitaalverkeer (kent de standstill-bepaling : In een standstillbepaling
verbinden de partijen bij een handelsovereenkomst zich ertoe de markt in de
toekomst ten minste even open te houden als ten tijde van de sluiting van de
overeenkomst.
- Vrije verkeer van diensten
Richtlijnen
● Moeder-dochterrichtlijn
In kwalificerende grensoverschrijdende moeder-dochter verhoudingen dienen dividenden
bij de EU dochtermaatschappij niet meer met een bronbelasting te worden belast en bij de
moeder voor deze dividenden een tegemoetkoming ter voorkoming van internationale
dubbele belasting wordt gegeven via de vrijstellings dan wel creditmethode.
● Fusierichtlijn
Indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan schrijft de fusierichtlijn voor dat in alle
genoemde gevallen vanaf het jaar 1992 ter zake van de fusie of splitsing geen fiscale
afrekening behoeft plaats te vinden (fiscale claims worden doorgeschoven).
● Anitibelastingontwijkingsrichtlijnen (ATAD1 en ATAD2)
De richtlijn voorziet in verplichte minimumstandaarden. De lidstaten mogen ook verder
gaan dan deze richtlijnen.
De gedragscode tegen schadelijke belastingconcurrentie
Zowel rapporten en richtlijnen van de OESO als de EU gedragscode tegen schadelijke
belastingconcurrentie bevatten geen juridisch afdwingbare regels. De gedragscode maakt
deel uit van de EU soft law (pseudowetgeving) (groepsdwang).
Voorstellen voor harmonisatie van de winstbelastingen
Tot nu toe zit er weinig schot in het harmoniseren van de directe belastingen in het
algemeen en de winstbelastingen in het bijzonder.
- Het ruding rapport: de commissie constateert dat de belastingstelsels van de EU
lidstaten sterk uiteenlopen en dat sommige van de verschillen het functioneren van
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lwierseman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.