SAMENVATTING COGH
WERKEN MET GEZINNEN IN COMPLEXE SITUATIES EN SYSTEMISCH WERKEN
TOETSSTOF: GEZINNEN MET LANGDURIGE PROBLEMATIEK; LVB-PROBLEMATIEK; ECHTSCHEIDING;
NIEUW SAMENGESTELDE (STIEF-)GEZINNEN.
KOMPAS
HST 6. OUDERSCHAP VAN MENSEN MET EEN LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING
Geschat 5% mensen met verstandelijke beperking krijgt kinderen. LVB brengt risico mee als het gaat om goed
genoeg opvoeden en ouderschap. Manier waarop kind ontwikkelt blijft wisselwerking tussen biologische en
omgevingsfactoren-> kenmerken ouders bepalen mede hoe kind zich ontwikkelt.
6.1 OPVOEDINGSVAARDIGHEDEN
Voor opvoeden heeft ouder opvoedingsvaardigheden nodig. LVB heeft invloed op opvoedingsvaardigheden
ouder. Ouders met beperking kunnen met juiste ondersteuning opvoedingsvaardigheden leren. Beperking van
de empathische mogelijkheden betekent bijvoorbeeld dat de ouder met LVB zich minder gemakkelijk kan
inleven in het kind. Beperking van de eigen impulscontrole kan tot gevolg hebben dat een ouder die moeite
heeft om zichzelf in de hand te houden, sneller naar het kind gaat schreeuwen of hem/haar gaat slaan. Het is
ook een grotere opgave om het kind te ondersteunen bij het herkennen en reguleren van emoties.
6.2 BESCHERMENDE FACTOREN EN RISICOFACTOREN
Beschermende factoren helpen de ouders en maken dat deze de opvoeding beter aankan, meer mogelijkheden
heeft om het kind goed op te voeden, meer draagkracht. Risicofactoren maken juist dat de taak van opvoeden
waar je als ouder voor staat zwaarder wordt, het wordt moeilijker om het kind goed op te voeden, de
draagkracht neemt af.
Het onderzoek Samenspel van factoren, dat gericht is op ouders met een beperking, wijst uit dat voor deze
ouders de volgende factoren beschermend of risicovol zijn:
Beschermend Risicovol
Bereidheid hulp vragen en ondersteunend netwerk Ontbreken sociale steun
Aanwezigheid ondersteunend netwerk In isolement verkeren
Goede professionele hulpverlening Geen steun vragen en adviezen niet accepteren
Aanwezigheid partner zonder beperking Financiële problemen
Ontbreken financiële problemen Laag IQ
Het lage IQ van iemand met LVB is niet bepalend voor de vraag of iemand goed kan opvoeden en een goede
ouder kan zijn. Belangrijker is het vermogen van aanpassing. Dat vermogen hangt vooral af van de emotionele
ontwikkeling, sociale vaardigheden, gezondheid en de sociale context van de ouders. Belangrijk is dat ouders
openstaan voor hulpverlening, maar daarnaast ook dat de hulpverlening goed op hen is toegesneden en past
bij de manier waarop ouders met een LVB leren. Er is bekend dat mensen met een LVB meer tijd en oefening
nodig hebben om te kunnen leren.
Gezinnen waarbij (naast de verstandelijke beperking van ouder) sprake is van chronische complexe sociaal-
economische en psychosociale problemen-> multiprobleemgezinnen.
6.3 BALANSMODEL
Opvoeden is een ingewikkeld proces waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden, in relatie met
de omgeving. De beschermingsfactoren en risicofactoren zijn er in verschillende niveau. Het kan gaan om
ouder-, kind-, of gezinsfactoren, dat zijn factoren op microniveau. Het kan gaan over sociale of buurtfactoren,
dat zijn factoren op mesoniveau, op macroniveau spelen maatschappelijke factoren een rol. In het balansmodel
zijn deze verschillende factoren op drie niveaus weergeven. Voor iedere ouder en kind ziet het balansmodel er
anders uit. Het balansmodel kan een hulpmiddel zijn om een beeld te krijgen van de situatie.
1
,6.4 ONDERSTEUNEN VAN OUDER MET LVB BIJ HET OPVOEDEN: ONDERZOEK WAT WERKT?
In onderzoek ‘Wat werkt’, uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam in samenwerking met andere
zorgaanbieder, wordt onderzocht hoe ouder met een verstandelijke beperking het beste geholpen kunnen
worden bij de opvoeding van het kind. Er zijn drie belangrijke protectieve factoren uit opgenomen:
1. Vragen en accepteren van ondersteuning: er lijken mogelijkheden te zijn om de kloof tussen ouders
met een beperkingen en hun ondersteuningsbronnen te overbruggen. Dit ligt deels in de hand van de
professionals die de ouders ondersteunen. Ouders vragen sneller om hulp als de relatie met de
begeleider goed is en als begeleiders geloven in verbetering van de opvoedingsvaardigheden van de
ouders.
2. Effectieve opvoedondersteuning: deze ouders zijn goed in staat om opvoedvaardigheden aan te leren,
mits het programma dat ze aangeboden krijgen afgestemd is op hun leerbehoeften. Voor dit
onderzoek wordt er gewerkt met Video Feedback intervention for Positive Parenting fot parents with
Learning Difficulties (VIPP-LD). Hiermee kunnen ouders terugkijken op hoe zij reageren op hun kind.
Het resultaat tot nu toe is dat ouders vertellen dat ze het kind beter begrijpen.
3. Steunend netwerk: dit onderzoek wijst uit dat de kansen om in de opvoeding het netwerk meer bij de
ouders te betrekken, liggen in de volgende interventies:
Met de ouder onderzoeken wie tot hun netwerk behoort
Met netwerkleden in gesprek gaan over de ondersteuning die zij al bieden, welke
ondersteuning nodig is en vragen wat zij daarin kunnen en willen doen
Het netwerk blijven informeren
DEEL 3 LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING EN BIJKOMENDE PROBLEMATIEK
HST 7. STOORNISSEN EN LVB – 7.1 RISICOFACTOREN
Bijna 50% jongeren met LVB vertoont ernstige emotionele en gedragsproblemen.
Mensen met LVB hebben vaker gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen-> oorzaak kan liggen in
biologische factoren (genetische afwijking of NAH) en psychosociale factoren (bv leerproblemen, negatief
zelfbeeld, faalervaringen). Bij mensen met een LVB worden de volgende factoren vaker gezien:
- Eerdere psychiatrische problemen,
- (chronische)lichamelijke aandoening,
- School-leerproblemen,
- Stressvolle levensgebeurtenissen,
- Ouders met psychiatrische problematiek,
- Vader met delinquent gedrag,
- Disfunctioneren van het gezin,
- Eenouderschap of echtscheiding,
- Lage sociaal economische status, laag inkomen of lage opleiding van ouder(s). Jongens hebben groter
risico op gedragsstoornissen; meisjes lopen meer kans op emotionele problemen
7.2 AFBAKENING VAN GEDRAGSPROBLEMEN EN PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN
Gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen zijn heel scherp van elkaar af te bakenen. Van
gedragsproblemen is geen eenduidige definitie te geven, omdat de ernst van een gedragsprobleem
samenhangt met de tolerantie van derden en de door hen ervaren overlast. Van een psychiatrische stoornis is
sprake wanneer de intensiteit en frequentie van bepaalde gedrags- en emotionele problemen sterk afwijken
van het gemiddelde en het dagelijks functioneren ernstig belemmerd wordt. Bij kinderen met een (L)VB komen
drie tot vier keer vaker emotionele problemen, gedragsstoornissen en psychiatrische stoornissen voor dan bij
gemiddelde ontwikkelde kinderen.
2
,7.3 DUBBELE DIAGNOSE
Als er bij mensen met een LVB ook een psychiatrische stoornis vastgesteld wordt, spreek je van een ‘dubbele
diagnose’. Het gevaar bestaat dat de behandelaar zich richt op de psychiatrische stoornis en daarbij de invloed
en/of de gevolgen van d LVB onvoldoende meeneemt. Andersom kan het echter ook voorkomen. Bij mensen
met een LVB en gedragsproblemen is het belangrijk om te onderzoeken of er een psychiatrische stoornis aan
ten grondslag ligt.
7.4 AUTISMESPECTRUMSTOORNIS
ASS komt regelmatig voor bij mensen met een verstandelijke beperking. In de DSM-V kunnen bij deze diagnose
de volgende ernstniveaus aangegeven worden: vereist ondersteuning, vereist substantiële ondersteuning en
vereist zeer substantiële ondersteuning. Een ASS in combinatie met een LVB betekent een dubbele beperking.
Beide zijn levenslang aanwezig. De beide beperkingen beïnvloeden elkaar en kunnen elkaar versterken. Zij
hebben voor behoefte aan veel structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid.
7.5 AANDACHTSDEFICIENTIE-/HYPERACTIVITEITSTOORNIS
ADHD-> neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Mensen met ADHD hebben vaker en sterker last van:
Aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Kinderen met ADHD hebben meer
prikkels nodig en kost meer inspanning om te concentreren. ADHD gaat 80% samen met andere stoornis, die
gevolg kan zijn van ADHD, maar vaker een 2 e of 3e stoornis is (comorbiditeit). ADHD wordt veroorzaakt door
een neurobiologische stoornis in de hersenen. Men gaat uit van een kwetsbaarheid in de erfelijk aanleg,
psychologische en omgevingsfactoren die te maken hebben met opvoeding en onderwijs. In deze factoren zit
een extra risico voor mensen met een LVB.
7.6 GEDRAGSSTOORNISSEN
De term gedragsstoornis wordt vaak gebruikt om aan te geven dat iemand gedrag laat zien dat storend is voor
de omgeving. Mensen met een LVB hebben een verhoogde kans op aanwezigheid van risicofactoren voor het
ontwikkelen van een gedragsstoornis. In de DSM-V noem ze het ‘Disruptieve, impulsbeheersings- en andere
gedragsstoornissen’. De stoornissen die hieronder vallen hebben betrekking op ernstige problemen met
controle van emoties en gedrag. Hierbij moet worden gekeken naar de frequentie, hardnekkigheid,
aanwezigheid in verschillende situaties.
7.6.1 oppositionele-opstandige stoornis
ODD is een frequent en aanhoudend patroon van boze/geïrriteerde stemming, ruziezoekend/uitdagend of
wraakzuchtig gedrag. ODD komt voor bij kinderen en jongeren. Bij ODD neemt het oppositionele gedrag
vormen aan die niet meer passen bij de leeftijd. Oorzaken van ODD kunnen liggen in de aanleg- en
omgevingsfactoren. ODD uit zich vaak in maar één setting, vaak thuis. Jongeren met een LVB hebben een
verhoogd risico op een vorm van een gedragsstoornis. ODD komt drie keer zo vaak voor bij jongens als bij
meisjes. Het gevolg van ODD kunnen ernstig zijn en kan ontwikkelen tot normoverschrijdend-gedragsstoornis.
7.6.2. normoverschrijdend-gedragsstoornis
Het belangrijkste kenmerk van een normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD) is een herhalend en aanhoudend
gedragspatroon waarin de basisrechten van anderen of algemeen geldende normen en regels worden
geschonden. Dit gedrag is normaal gesproken aanwezig in meerdere situaties. Binnen deze stoornis kunnen 4
hoofdgroepen onderscheiden worden:
- Agressief gedrag dat fysieke schade aan mensen of dieren veroorzaakt of bedreigt,
- Niet-agressief gedrag dat verlies of schade van eigendom veroorzaakt,
- Oplichting of diefstel,
- Ernstige overtreding van regels.
Kinderen met een CD schieten tekort in het herkennen van sociale signalen bij andere kinderen. Agressieve
kinderen met CD interpreteren intenties van anderen vaak ten onrechte als vijandig of bedreigend. De
oorzaken van CD zijn aanleg-en omgevingsfactoren die het ontwikkelen. Er zit een verhoogde kans op
aanwezigheid van CD als er risicofactoren aanwezig zijn bij mensen met LVB. CD komt drie keer zo vaak voor bij
jongens als meisjes. Van de jongeren met CD ontwikkelt 30-50% een antisociale persoonlijkheidsstoornis op
3
, volwassenleeftijd. Er is een ontwikkelingsrelatie tussen ODD en CD waarbij in de meeste gevallen CD is
voorafgegaan door ODD.
7.6.3 antisociale persoonlijkheidsstoornis
De diagnose ASP wordt pas gesteld vanaf 18-jarige leeftijd. Gedragskenmerken zijn onder andere: herhaaldelijk
de wet overtreden, liegen en bedriegen in eigen voordeel, impulsiviteit, agressiviteit, onverschilligheid, geen
verantwoordelijkheid kunnen dragen en geen spijtgevoelens. Kenmerken van ASP zijn antisociaal gedrag,
impulsiviteit en gebrek aan inlevingsvermogen. Komt drie keer zoveel voor bij mannen. Verhoogd risico voor
mensen met LVB.
7.7 OVERIGE STOORNISSEN
Ook andere psychiatrische stoornissen komen voor bij mensen met een LVB:
- Trauma- en stress gerelateerde stoornissen
- Angststoornissen
- Obsessieve compulsieve stoornis (dwangstoornis)
- Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen
- Depressieve stemmingsstoornis
- Bipolaire stemmingsstoornis
- Borderline persoonlijkheidsstoornis
7.8 CRIMINEEL GEDRAG
Mensen met genoemde gedragsstoornissen lopen een groter risico om in contact te komen met politie- en
justitie. Het aantal mensen met LVB zijn hierin oververtegenwoordigd. Dit hangt samen met drie factoren:
kenmerken die samenhangen met de LVB, omstandigheden en beslismomenten binnen de strafketen. Jongeren
met een LVB zijn extra kwetsbaar omdat ze vaak wonen in een sociaal zwakke buurt, geneigd zijn meer op een
ander te vertrouwen dan op hun eigen mening, erg beïnvloedbaar zijn, er graag bij willen horen, omgaan met
de ‘verkeerde’ mensen. Mensen met een LVB worden vaak door criminelen gebruikt, zonder dat zij er zich
bewust van zijn dat zij criminele handelingen verrichten en de gevolgen van hun gedrag overzien. Mensen met
een LVB plegen eerder delicten die onvoorbereid en impulsief zijn. Mensen met een LVB begrijpen vaak het
hele justitiële proces niet, maar zullen dit niet zeggen. Het bestaan van veel risicofactoren kan leiden tot
problemen, maar dat hoeft niet wanneer er genoeg beschermende factoren aanwezig zijn. Denk aan:
- Ouders die hun kind goed in de gaten houden,
- Positieve invullen van de vrije tijd en ondersteuning hierbij
- Vroegtijdige hulpverlening,
- Goede ondersteuning van de jongere op school en tijdens stagen,
- Weerbaarheidstraining.
Risico die mensen met LBV lopen om in ernstige problemen verzeild te raken-> in het kind, in gezin, in
maatschappij, in instelling.
7.8.1. radicalisering
Radicalisering is een proces, waarbij iemand geraakt wordt door radicaal gedachtegoed, afdrijft van democratie
en toegroeit naar extremisme. Jongeren groeien op in verschillende leefwerelden. Ze krijgen hier verschillende
pedagogische boodschappen mee, die soms met elkaar in botsing komen (pedagogische mismatch). Redenen
om te radicaliseren:
- Sociale binding;
- Idealen als zingeving;
- Omgaan met emoties;
- Beschaming en afnemend vertrouwen;
- Gewetensontwikkeling.
4