CE4 Bedrijfseconomie H1 de organisatiestructuur binnen een onderneming
De organisatiestructuur = wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en afstemming tussen deeltaken
tot stand wordt gebracht. Dus verdeling van activiteiten over afdelingen en taken van werknemers.
Om goed te kunnen anticiperen op marktonwikkelingen bedenken bedrijven hoe ze tot de beste structuur kunnen
komen. Ze denken vanuit de groene weide = situatie waarin bedrijven zich voorstellen geheel opnieuw te starten
met hun businessactiviteiten waarbij ze de vraag stellen hoe ze het bedrijf dan zouden inrichten.
Managementtrends: structureren van bedrijven in teams/cellen & via sprinttechniek worden projecten snel en
efficiënt geïmplementeerd. Een andere bijdrage aan belang van organisatiestructuren is de nieuwe generatie
ondernemers en werknemers. Jongeren zijn minder geneigd in structuren te werken. Als je het denken wilt
veranderen in een organisatie, moet je de structuur veranderen, o.a. door verschillende afdelingen in een bedrijf te
laten samenwerken.
1.1 Theorie van Mintzberg
Henry Mintzberg ontwikkelde een model om organisaties makkelijker in te delen en te herkennen. Er wordt vooral
gekeken naar het dominante organisatiedeel = deel van de organisatie dat de meeste invloed heeft op het resultaat.
Daarnaast wordt gekeken naar het coördinatiemechanisme = de manier om activiteiten in een organisatie te sturen
en op elkaar af te stemmen.
Organisatiestructuren bestaan uit max 6 onderdelen: bedrijfsonderdelen: (de fly)
1. Strategische top: denk aan de directie van een organisatie
2. Lijnmanagement: ook wel middenkader
3. Werkvloer: verantwoordelijk voor uitvoering werkzaamheden
4. Ondersteunende staf (support): afdelingen als personeelszaken en facilitymanagement
5. Technostructuur: ondersteunende stafafdelingen zoals planning, IT of logistiek
6. Ideologie: de bedrijfscultuur, normen en waarden en andere niet-materiële doelen
Organisaties beschikken over 6 interne coördinatiemechanismen, die zorgen voor afstemming binnen de organisatie:
1. Directe toezicht/supervisie: manager heeft toezicht en springt bij waar nodig (registratie, cameras)
2. Onderlinge afstemming: medewerkers helpen of corrigeren zich tijdens samenwerking
3. Standaardisatie van werkprocessen: voor elke handeling is een voorschrift hoe het moet gebeuren (ze
hoeven weinig zelf na te denken)
4. Standaardisatie van resultaten/output: vaak bij grote organisaties, je kijkt naar verwachtingen t.a.v. winst,
groei, marktaandeel etc.
5. Standaardisatie van kennis en vaardigheden: eisen aan opleidingsniveau of werkervaring stellen voor goed
niveau kennis
6. Standaardisatie van normen: gedragsvormen worden nageleefd in een organisatie (bij kerken of goede
doelen)
7 organisatietypen van Mintzberg: (is een combinatie van een coördinatiemechanisme en een organisatiestructuur).
1. Entrepreneurial organization (eenvoudige structuur): bijv
kledingwinkel waar eigenaar zelf werkt
2. Machine organization (machinebureaucratie): bijv Mac
3. Professional organization (professionele bureaucratie). Bijv
hogescholen, architecten, ziekenhuizen
4. Diversified organization (divisiestructuur). Bijv Philips
5. Innovative organization (adhocratie). Bijv reclamebureaus of
productontwerpers
6. Missionary organization (zendingsorganisatie). Bijv kloosters of
goede doelen organisaties (gaat over normen)
7. Political organization (politieke organisatie). Mensen vechten voor
eigen belang, bijv bij bedrijven die veel veranderingen doormaken.
, 1.2 Organisatievormen
4 belangrijkste organisatievormen:
1. Lijnorganisatie
Boven elke werknemer staat een manager. Taken zijn toebedeeld aan afdelingen. Voordelen: verantwoordelijkheid
is duidelijk, bevoegdheden zijn afgebakend, taken duidelijk bepaald, beslissen gaat snel. Nadelen: veel regels en
lange lijnen, eilanden ipv samenwerking, minder arbeidsverdeling en specialisatie, managers als controleurs, niet
flexibel (alles ligt vast).
2. Lijn-staforganisatie
Een lijnorganisatie waaraan een of meer stafafdelingen zijn toegevoegd. Staf geeft aan dat de onderneming met
adviseurs en/of adviesafdelingen werkt, die dus buiten de lijn vallen. Nadeel: wordt van managers verwacht dat ze
op elk gebied deskundig zijn maar dat is niet. Veel voorkomende stafdiensten zijn personeelszaken, financiën en
automatisering.
3. Matrixorganisatie
Vaak in grote organisaties. Deelnemers rapporteren aan meerdere personen. Organisatievorm is opgedeeld naar
bijvoorbeeld productgroep en georgrafische regio. Nadeel is als leidinggevenden onderling weinig afstemmen. In
deze organisatie werken lijn- en stafmedewerkers niet naast elkaar maar met elkaar.
4. Projectorganisatie
Als binnen wat grotere organisatie ingewikkeld project moet worden uitgevoerd, kan onderneming specialisten van
verschillende terreinen bij elkaar in een groep plaatsen. Vaak tijdelijk samenwerkingsverband van specialisten die
een doel moeten realiseren. Aan hoofd van projectgroep staat projectleider.
1.3 Agile
Agile betekent wendbaar. Is manier van werken aan een project waarbij je zo wenbaar mogelijk probeert te blijven.
Je kunt de aanpak aanpassen aan veranderende omstandigheden, zoals wensen van klant, producten/diensten van
concurrenten, wensen aandeelhouders en economische omstandigheden etc.
Agile bestaat uit deze principes: vraaggericht werken, interatief werken, concrete deelresultaten opleveren, continue
feedback, multidisciplinaire & zelforganiserende teams, persoonlijke/mondelinge & visuele communicatie en kort-
cyclisch plannen.
Agile-werken is dat je bij elke beslissingen goed nadenkt of je daarmee voldoet aan wens of vraag van
klant/opdrachtgever. Er wordt iteratief gewerkt = herhalend. Je werkt naar beste oplossing voor klantprobleem
waarbij je bijstuurt zodra je merkt dat de oplossing toch niet beste antwoord is op de klantvraag. Deel het werk in op
korte periodes (iteraties) die kleine projecten vormen. Als je agile werkt richt je je op het opleveren van zichtbare
deelresultaten. Na elke iteratie vraag je de opdrachtgever om feedback op het concrete resultaat. Niet alleen
feedback op resultaat van iteratie, ook op proces dat tot resultaat geleid heeft.
Tegenwoordig zijn wendbare (agile), flexibele organisatie creativiteit en probleemoplossend vermogen belangrijk.
Zelforganiserende teams spelen een belangrijke rol hierbij. Zij sturen zelfstandig en hebben eigen
verantwoordelijkheid. Zelforganiserende teams zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie van het werk. Vaak is.1
persoon aangewezen als facilitator voor het team maar is niet hoger dan de rest. Iedereen is dus gelijk.
1 van de meest gebruikte methodes binnen de agile-werken is scrum = methode waarbij gewerkt wordt met
multidisciplinaire teams die tussenproducten opleveren, vervolgens toetsen of het resultaat naar tevredenheid is
van de opdrachtgever en vervolgens daar waar nodig bijsturen. Voordelen: project wordt steeds gemonitord, en het
project blijft continu zichtbaar. Voor realiseren van wens zijn verschillende expertises en invalshoeken nodig. De
teamleden beschikken over verschillende vormen van kennis en vaardigheden.
Communicatie tussen leden van agile-werkend team verloopt mondeling en persoonlijk. Verlaagt misverstanden en
stimuleert discussies. Ook wordt er veel visueel gewerkt. Dus niet alleen geschreven tekst maar ook in schema’s,
modellen, visuals etc. houdt het kort en bondig, om zo gemakkelijker te begrijpen.
Je werkt met een kort-cyclische planning. Je breekt het werk op in kortdurende intervallen. Dit is belangrijk verschil
met de traditionele aanpak, ofwel de watervalmethode. Daar wordt eerst uitvoerig plan gemaakt, waarna uitgebreid
projectuitvoer volgt. Bij kort-cyclische planning gebruik je korte iteraties. Zo kan je steeds feedback vragen. Je houdt
teamleden makkelijker gefocust, door deadlines.