Prijselasticiteit
De mate waarin de vraag naar een product verandert als de prijs van een
product verandert.
De prijselasticiteit is de reactie van vraag en aanbod op een
prijsverandering van een product. Als er een afname in vraag is, maar een
stijging in prijs, geeft de prijselasticiteit aan hoe sterk deze reactie is op
de prijsverandering.
Prijselasticiteit = verandering in vraag : verandering in prijs
Resultaat 0 volkomen onelastische vraag. De vraag naar een product
verandert niet, ongeacht hoeveel de prijs van een product verandert
Resultaat tussen 0 en -1 onelastische vraag. Vraag naar een product
verandert niet sterk wanneer de prijs van dat product verandert.
Resultaat onder -1 elastische vraag. Vraag naar een product verandert
sterk wanneer de prijs van dat product verandert. Consumenten gevoelig
voor prijsverandering
BBP
Brutto Binnenlands Product
BBP = C + I + O + (E-M)
Consumptie, investeringen, overheidsbestedingen, export, import
BBP is een maat voor de omvang van een economie. Is de som van
bestedingen aan goederen en diensten door individuen en het saldo van
de uitvoer en invoer van die goederen en diensten.
Als het BBP twee opeenvolgende kwartalen een krimp vertoont dan
spreken we van een recessie, dan is er geen economische groei. Bij een
recessie hebben huishoudens minder te besteden en maken bedrijven
minder omzet.
Verkeersvergelijking van Fischer
MxV=PxT
Geldstroom = goederenstroom
Geldhoeveeldheid x omloopsnelheid = prijs x transacties
De verkeersvergelijking laat het verband zien tussen de hoeveelheid en
het gebruik van geld en de hoeveelheid en prijs van producten die worden
verhandeld. Als een overheid besluit extra overheidsbestedingen te doen
dan stijgt de M. aan de andere kant van de vergelijking zal ook iets
moeten stijgen: T of P. als de vraag hoger is dan T, omdat de
productcapaciteit bereikt is, zal stijging van M leiden tot inflatie.
Overheden rondom de wereld hebben 50% van de maatschappelijke
geldhoeveelheid M gedrukt vanaf 2020. Tegelijkertijd is de
verkeerssnelheid V van het geld gelijk gebleven. Het aantal transacties T
is ook niet omhooggegaan. Wat is er met de prijs van producten P
gebeurd? Bonus hoe heet dit concept?
Deze vraag ziet op de verkeersvergelijking van Fisscher. De
geldhoeveelheid is gestegen, maar het aantal transacties is gelijk
,gebleven. Hierdoor is de prijs van producten gestegen. Omdat de M is
gestegen moet aan de andere kant van de vergelijking ook iets stijgen,
omdat er altijd een balans in de vergelijking moet zitten. Dit concept
noemt men inflatie, geldontwaarding. Je kan minder producten voor
hetzelfde geld kopen, omdat de prijs is gestegen.
M verlagen door de rente te verhogen, geld wordt hierdoor niet meer in de
economie gestopt. Producenten worden gedwongen productiever te
worden. P gaat omhoog. Rente verhogen om de M te laten dalen met als
doel de inflatie te remmen.
Bij een lage rente komt er meer geld in omloop, M gaat omhoog. Hoop op
meer investeringen waardoor T omhooggaat.
Inflatie
Geldontwaarding. Je kan minder goederen afnemen tegen dezelfde prijs.
De geldhoeveelheid gaat omhoog, maar het aantal transacties blijft gelijk.
Hierdoor gaat de prijs omhoog.
Een toename van de hoeveelheid geld die wordt uitgegeven leidt tot een
stijging van de productie of van de prijzen.
Een toename van M zonder overeenkomstige toename van de
economische activiteit, leidt tot een toename van P. er is meer geld om
dezelfde goederen te kopen, waardoor de prijzen stijgen.
Verhogen rente:
- Duurder om geld te lenen, leidt tot de afname van de vraag naar
goederen
Staatsobligaties opkopen:
- Geld wordt in economie gepompt, toename van vraag naar
goederen, stijging prijzen
- Economische activiteit stimuleren, meer geld in omloop
Kwantitatieve verruiming
ECB probeert de geldhoeveelheid in de economie te verhogen door
staatsobligaties te kopen. Het doel van kwantitatieve verruiming is om de
economie te stimuleren door de rente te verlagen en de kredietverlening
te verhogen.
Kwantitatieve verkrapping
ECB probeert de geldhoeveelheid in de economie te verminderen door
staatsobligaties te verkopen, hierdoor wordt de rente verhoogd. Het doel
van kwantitatieve verkrapping is om de inflatie te verminderen door de
rente te verhogen en de kredietverlening te verminderen.
Onzichtbare hand Adam Smith
Markt bestaat uit vraag en aanbod, dit is de som van individuen. Op die
markt vinden transacties plaats. De onzichtbare hand van Adam Smith is
het prijsmechanisme en geeft het zelfregulerende effect van de markt
weer. De prijs is waar vraag en aanbod elkaar kruisen. Het
, prijsmechanisme is het proces waar vraag en aanbod op elkaar reageren.
De uitkomst is dan de evenwichtsprijs.
Veel vraag, weinig aanbod hoge prijs
Weinig vraag, veel aanbod lage prijs
Assumpties: perfecte financiële markt wordt geregeld door:
- Volmaakt competitieve markt
o Aanbod/vraag is in evenwicht
- Vrije in-/uittreding
o Vergunningen kunnen dit bemoeilijken
- Informatiesymmetrie
o Alle partijen beschikken over dezelfde informatie
- Homogene producten
o Alle producten zijn gelijk aan elkaar
- Rationaliteit
Marktfalen wordt veroorzaakt door: (redenen waarom de onzichtbare hand
niet werkt)
- Markt is niet volmaakt competitief
o Er bestaat zoiets als prijsafspraken, kartels, beperkte aanbod, monopolisten
(bedrijven die de enige aanbieder zijn van een bepaald product en geen
concurrentie hebben. Hierdoor macht om extreem hoge prijzen te vragen)
o Competitieve markt: voldoende concurrentie, geen individuele aanbieder die
de prijs kan bepalen
- Externe effecten
o Kostenpost die producenten niet verwerken in hun prijs, maar
wel effect hebben op derden.
De overheid grijpt in door middel van het recht. Hier hebben neoklassieke
economen een hekel aan, die vinden dat dit ingrijpt in het zelfregulerende
effect van de markt
- Quota
o Maximaal hoeveelheid producten. Hierdoor neemt het aanbod
af.
- Minimum/maximumprijzen
o Wanneer de marktprijs te hoog wordt. Product moet
betaalbaar blijven voor alle consumenten. Bij een
maximumprijs is de markt niet meer in evenwicht. Bij een lage
prijs willen consumenten meer kopen en producenten minder
producten tekort. Dit leidt tot welvaartsverlies, omdat de
consument bereidt is meer te betalen en de producent
zodoende verlies leidt.
- Eigendomsrechten
o Aanbod neemt af.
- Prijsplafond
o Voor een bepaald gebruik betaal je een gereduceerd tarief, ga
je daaroverheen dan betaal je het volle tarief. De overheid
betaalt voor het bepaalde gebruik het verschil. Consumenten
voelen de prijsstijging dus niet en hebben niet het risico wat
ze in een vrije markt behoren te hebben.