Winst uit onderneming
Overzicht bijeenkomst 1
Kernbegrippen bijeenkomst 1:
- Ondernemer
- Onderneming
- Winstgenieters
- Winst
- Resultaat uit overige werkzaamheden
- Dienstbetrekking
- Ondernemersfaciliteiten
Lezen:
3.0.1 Het bronnenstelsel
3.2.0 Volgorde van behandeling
3.2.1 Belastbare winst uit onderneming
3.2.2 Het begrip onderneming
3.2.3 Het begrip ondernemer
3.2.4 Medegerechtigden en bepaalde schuldeisers
3.2.5 Overige begripsbepalingen
3.2.6 Het winstbegrip: de totale winst en de jaarwinst
3.2.8 Het begrip totale winst
3.2.9 De omvang van de totale winst
3.2.38 Ondernemersaftrek
3.2.39 MKB-winstvrijstelling
Het bronnenstelsel:
Ingeval een belastingplichtige ene in geld waardeerbaar voordeel heeft kan op die enkele grond nog
niet worden gesteld dat dit voordeel ook belastbaar is voor de IB. Eerst moet worden nagegaan of er
sprake is van een van de in de Wet IB opgesomde bronnen van inkomen waaruit het voordeel
voortvloeit. Zodra vaststaat dat er een bron van inkomen is, moet worden vastgesteld op welke
inkomenscategorie die bron betrekking heeft. Dit is wettelijk uitputtend geregeld. Indien blijkt dat er
een bron van inkomen is die tot meer dan een van de zeven inkomenscategorieën kan behoren,
behoort zij volgens de rangorderegeling van art. 2.14 tot de in de wet als eerste genoemde categorie.
Algemene bronvereisten:
- Er moet sprake zijn van deelname aan het economische verkeer - deze eis geeft aan dat
handelingen binnen de privesfeer buiten aanmerking blijven, ondanks het opgeleverde
voordeel.
- Het oogmerk moet zijn voordeel te behalen(subjectieve element) – in het verleden ging het
vooral om de bedoeling van de betrokkenen. Tegenwoordig wordt deze eis slechts nog
gehanteerd om voordelen die naar maatschappelijke opvattingen niet als inkomen worden
aangevoeld, buiten de belastingheffing te plaatsen.
- Het voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn(objectieve element)
,Schematisch overzicht belastbare winst uit onderneming:
Winst €…….
Af: Oudedagsreserve(toevoeging -/- afnemingen) €……...
Ondernemingsaftrek €………
Zelfstandigenaftrek €………
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk €………
Meewerkaftrek €………
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid €………
Stakingsaftrek €………
MKB-winstvrijstelling €………
---------
€…….
Belastbare winst uit onderneming €………
Belastbare winst uit onderneming
Het begrip belastbare winst uitonderneming wordt in art. 3.2 als volgt omschreven:
Het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer
ondernemingen, verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-vrijstelling.
Naast de ondernemers, kunnen ook andere dan ondernemers winst genieten(art. 3.3), ook wel quasi-
ondernemers genoemd. Ook al wordt de centrale positie ingenomen door het subject dat winst
geniet(de ondernemer), dit neemt niet weg dat altijd eerst moet worden vastgesteld of er in
objectieve zin een onderneming aanwezig is, alvorens we in het systeem van de wet toekomen aan
de inkomenscategorie winst. De wet bevat echter geen definitie van het begrip onderneming, deze
vindt men in de jurisprudentie.
De IB wordt ingevolge art. 1.1 geheven van natuurlijke personen. De verhouding tot de
Vennootschapsbelasting is aldus van belang. De winst die toekomst aan lichamen wordt in de VPB
betrokken. Het verschil is van belang door het bestaan van samenwerkingsverbanden, ook wel
personenvennootschappen genoemd, welke fiscaal transparant zijn. De belangrijkste transparante
samenwerkingsverbanden zijn de maatschap, de VOF en de besloten CV. De winst uit deze
samenwerkingsverbanden wordt rechtstreeks bij hun individuele deelgerechtigden in aanmerking
genomen, vandaar de term fiscaal transparant. Deze rechtsassociaties zijn derhalve niet aan de
heffing van de VPB onderworpen, maar de individuele vennoten/natuurlijke personen worden
rechtstreeks voor hun winstaandeel in de IB betrokken. Een personenvennootschap telt fiscaal aldus
evenveel ondernemingen als er vennoten zijn.
- Een belangrijk verschil in heffing heeft te maken met het feit dat natuurlijke
personen/individuele vennoten in aanmerking komen voor de ondernemersaftrek en de
MKB-vrijstelling. Verder speelt een belangrijke rol dat verliezen uit een fiscaal transparant
samenwerkingsverband kunnen worden verrekend met positieve resultaten uit andere
ondernemingsactiviteiten van een vennoot en met overig box 1-inkomenvan een vennoot.
Het begrip onderneming
De gangbare klassieke definitie van een onderneming luidt: een duurzame organisatie die erop is
gericht met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het economische verkeer met het
oogmerk winst te behalen. De vraag of een bepaalde activiteit als een onderneming kan worden
aangemerkt valt vaak samen met de vraag of al dan niet een bron van inkomen aanwezig is. Hiervan
is sprake als er aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan:
- Deelname economisch verkeer
- Oogmerk winst te behalen
, - Voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn.
Voor het antwoord op de vraag of redelijkerwijs voordeel is te verwachten moeten in het regime van
de winst uit onderneming ook de financieringskosten worden meegenomen in de beschouwing.
Om te beoordelen of er een onderneming is, wordt verder uitsluitend gelet op de feiten; de wijze
waarop de belastingplichtige zijn bedrijvigheid heeft ingericht(objectieve beoordeling).
- De wil is daarbij in het algemeen irrelevant. Deze speelt slechts een rol bij de aanvang/einde
onderneming.
Met het begrip onderneming stelt de wet gelijk het zelfstandig uitgeoefende beroep(art. 3.5). Van
belang is nog dat het beginsel van fiscale neutraliteit meebrengt dat ook illegale of onzedelijke
activiteiten een onderneming in fiscale zin kunnen vormen, waarvan de winst wordt belast.
Afgrenzing tegenover andere bronnen
Deze afgrenzing heeft te maken met een aantal factoren:
- Faciliteiten die slechts voor winstgenieters geldt.
- Faciliteiten die slechts gelden voor ondernemers
- De kosten spelen een rol: bij een onderneming komen doorgaans de werkelijke kosten in
aanmerking(uitzondering vormt de beperking inzake de aftrek van gemengde kosten)
Afgrenzing winst en resultaat uit overige werkzaamheden:
o Duurzaamheid werkzaamheden
o Omvang werkzaamheden
o Debiteurenrisico
o Ondernemersrisico( jaarlijks wisselende winstsaldi, kans dat de verliezen de winsten overtreffen
o Beschikbare tijd
o Bekendheid naar buiten toe
o Aantal opdrachtgevers
o Omvang omzet
o winstverwachting
Winst of vermogensbeheer:
Het accent bij het onderscheid tussen onderneming en vermogensbeheer ligt op het kennelijk
streven om eigen arbeidskracht, eigen capaciteiten of eigen relaties mede rendabel te maken. Van
belang blijkt onder andere of men de panden zelf heeft doen bouwen, zelf onderhouds- en
herstelwerkzaamheden verricht, financiert met naar verhouding veel vreemd geld en de aanduiding
van de exploitatie in de aangiften of elders.
- De grens tussen vermogensbeheer(beleggen) en ondernemerschap bij onroerende zaken is
nauwkeurig geformuleerd in HR 17 augustus 1994, nr. 29755, BNB 1994/319. De HR
overwoog dat van normaal vermogensbeheer geen sprake is, indien het rendabel maken van
de onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid die de eigenaar zelf verricht en
deze arbeid naar haar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van
voordelen uit de onroerende zaken, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende
rendement te boven gaat.
De verhouding tussen de omvang van het vermogen en de beste arbeid is van groot belang.
Bij het zelfstandig uitgeoefende beroep valt het accent op de persoonlijke bekwaamheid van de
ondernemer, hetgeen bijvoorbeeld tot uitdrukking komt bij werkzaamheden van intellectuele of
kunstzinnige aard(notaris, deurwaarder, huisarts etc.). In HR 16 september 1992, BNB 1992/370
overwoog de HR dat van een zelfstandig beroep sprake is indien belanghebbende de
werkzaamheden zelfstandigen voor eigen rekening verricht en daarbij ondernemersrisico loopt. Voor
de vraag of een dergelijk risico wordt gelopen, is volgens de HR van belang of de belastingplichtige
voor de verwerving van opbrengsten afhankelijk is van het zelfstandig aantrekken en behouden van
klanten en of risico’s van enige betekenis worden gelopen ter zake van investeringen n
,bedrijfsmiddelen of ter zake van debiteuren. Tot slot overwoog de HR dat een zelfstandig
uitgeoefend beroep ook kan worden uitgeoefend zonder investering in materiële of immateriële
activa. Voor deze categorie geldt aldus niet steeds de eis dat in kapitaal wordt geïnvesteerd.
De jurisprudentie lijkt op dit punt een ruims tandpunt in te nemen: de kans op wisselende
opbrengsten lijkt reeds voldoende te zijn. Niet zozeer het antwoord op de vraag of de opdrachten
worden verstrekt met het oog op de persoonlijke kwaliteiten van de dienstverlener is
doorslaggevend, maar het feit dat een belanghebbende zelfstandig diensten verricht en daarbij
ondernemingsrisico loopt.
Het begrip ondernemer
Art. 3.4: “de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die
rechtstreeks wordt verbonden door verbintenissen betreffende die onderneming”.
o Criterium: voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven
De betekenis hiervan blijkt noch uit de wet, noch uit de wetsgeschiedenis. Duidelijk is in ieder geval
dat bij een eenmanszaak de objectieve onderneming voor rekening van de eenmansondernemer
wordt gedreven. Lastiger is het geval bij personenvennootschappen. In de jurisprudentie wordt er
onderscheid gemaakt tussen de commanditaire en de beherende vennoten. Volgens de
staatssecretaris stelde de HR zich te ruimhartig op:
- Ingevolge de leidraad Besluit IB 1941 genoot de cv winst indien hij medegerechtigd was tot
het bedrijfsvermogen waaronder begrepen de stille reserves bij liquidatie(medegerechtigd
tot eventueel liquidatiesaldo volgens de HR). Ook naar huidig recht wordt een door een CV
gedreven onderneming voor rekening van een cv gedreven onder voorwaarde dat hij deelt in
de stille reserves bij liquidatie. De HR oordeelde dat al een gerechtigdheid tot een gedeelte
van de reserves, bijvoorbeeld alle reserves met uitzondering van goodwill, voldoende is(HR 9
december 1992, BNB 1993/94). Hierin werd mede beslist dat een gerechtigdheid van 0,15%
in het liquidatiesaldo volstaat.
- Ook ten aanzien van de overige vennoten stelt de HR zich ruimhartiger op dan de
staatssecretaris aanvankelijk wilde. HR oordeelde ten aanzien van vennoten die arbeid
inbrachten en op grond van de vennootschapsovereenkomst voor een bepaald percentage
meedeelden in de jaarlijkse winsten en meedroegen in de jaarlijkse verliezen, dat zij op
grond van de Wet IB 1964 winst genoten, ook al waren zij niet gerechtigd tot een eventueel
positief liquidatiesaldo bij ontbinding van de vennootschap.
o Criterium: rechtstreekse verbondenheid voor ondernemingsverbintenissen
Door de ruime uitleg van het voorgaande criterium ontstond in veel gevallen een papieren fiscaal
ondernemerschap, dat geen relatie vertoonde met echt ondernemerschap. De wetgever wilde
daarom het wettelijke ondernemersbegrip een meer materiële inhoud geven, met als gevolg het
sinds 2001 nieuwe toegevoegde eis.
Vereist is dat de belastingplichtige tegenover zakelijke crediteuren aansprakelijk is voor de schulden
betreffende de onderneming. Hierdoor zullen onder de wet IB 2001 commanditaire vennoten in de
regel niet langer als ondernemer worden aangemerkt. Zij zijn immers in beginsel niet aansprakelijk
voor schulden betreffende de vennootschap.
Er wordt aangesloten bij het privaatrecht: verbondenheid voor verbintenissen betreffende de
onderneming houdt privaatrechtelijk gezien in dat betrokkene tot nakoming van in het kader van de
onderneming aangegane verplichtingen moet kunnen worden aangesproken.
Bij de eenmanszaak levert deze eis duidelijk geen problemen op. Evenmin bij een VOF: elke vennoot
is hoofdelijk verbonden(art. 18 WvK). Hetzelfde geldt voor de beherende vennoot in een CV. Ook de
maat in een openbare maatschap(gaat erom dat de maat onbegrensd verbonden is voor de
,Verbintenissen
Geen terugwerkende kracht: wel verbonden voor alle verbintenissen(ook voorafgaande)
bij toetreden, maar geen ondernemer voorafgaand aan zijn toetreden.
Rechtstreekse verbondenheid: slechts directe verbondenheid; medeverbondenheid via
een huwelijksgoederengemeenschap waarin belanghebbende deelgerechtigd is,
kwalificeert niet.
Continue verbondenheid: bijvoorbeeld bij het omzetten van een VOF in een CV.
Geen verbondenheid voor alle verbintenissen vereist
Uit HR 8 juli 2011 blijkt dat het verbondenheidscriterium niet geldt voor het ondernemerschap van
de zelfstandige beroepsbeoefenaar. Art. 3.5 rekt het ondernemersbegrip voor zelfstandige
beroepsbeoefenaren dus op ten opzichte van art. 3.4.
Meer ondernemingen
De beslissing of er meerdere verschillende ondernemingen zijn, dan wel of sprake is van een
onderneming met meerdere zelfstandige onderdelen, hangt van de feitelijke situatie af. Van belang
zijn daarbij de wijze van organisatie, alsmede het antwoord op de vraag of de aard van de
ondernemingsdelen al dan niet uiteenloopt, terwijl ook de verwerking in de boekhouding een rol kan
spelen.
Diverse situaties ondernemerschap:
Stille maatschap: slechts sprake van een openbare maatschap ingeval de maatschap op een
voor derden duidelijk kenbare wijze onder een bepaalde naam aan het rechtsverkeer
deelneemt(HR 14 november 2008, BNB 2009/98.). Let op: mogelijk wel ondernemer in de zin
van artikel 3.5.
Commanditaire vennoot: in beginsel zal deze niet als ondernemer kwalificeren; wel
winstgenieter ingevolge artikel 3.3 lid 1 onderdeel a. De winst wordt derhalve hetzelfde
berekend als die van de ondernemer. Hij komt echter niet in aanmerking voor
ondernemersfaciliteiten als de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Bovendien
kan hij op grond van art. 3.9 verliezen slechts tot op zekere hoogte fiscaal in aanmerking
nemen. Indien een cv het beheersverbod ex art. 20 lid 2 WvK overtreedt, wordt hij volgens
art. 21 WvK hoofdelijk verbonden voor alle schulden en verbintenissen van de CV.
De sanctie van art. 21 en daarmee het fiscale ondernemerschap blijven achterwege indien
deprivaatrechtelijke verbondenheid niet in verhouding blijkt te staan tot de aard en ernst van
de overschrijding van het beheersverbod(BNB 2009/99).
Vennoot die tijdelijk in een vennootschap participeert: de vraag hierbij is of de
duurzaamheidseis van de objectieve onderneming ook geldt voor de subjectieve
onderneming. Uit de jurisprudentie blijkt dat deze vraag niet bevestigend moet worden
beantwoord.
Waarneming: duurzaamheidseis geldt hier wel, omdat er bij waarneming beoordeelt moet
worden of dit een zelfstandige objectieve onderneming vormt: zelfstandige duurzaam
bedoelde activiteiten, gericht op een risicodragende deelneming aan het economische
verkeer.
Jurisprudentie: pas een zelfstandig beroep gedreven indien wordt voldaan aan de volgende
drie cumulatie voorwaarden:
a. De waarnemer bezit voldoende zelfstandigheid ten opzichte van zijn opdrachtgevers
b. Hij aanvaardt niet slechts incidenteel opdrachten, maar streeft naar continuïteit door het
verkrijgen van verschillende opdrachten
c. Hij loopt ondernemersrisico
, Echtgenoot van de ondernemer bij gemeenschap van goederen: voor het civiele recht deelt
de echtgenoot van een in gemeenschap van goederen gehuwde ondernemer via de
gemeenschap mee in het risico van de onderneming. Dit betekent echter niet dat de
onderneming mede voor rekening van de echtgenoot wordt gedreven, aangezien de
resultaten de echtgenoot niet rechtstreeks toevloeien(HR 29 september 1954, BNB
1954/333). Hoewel de huwelijksgemeenschap niet meebrengt dat de echtgenoot van de
ondernemer in fiscale zin winst uit onderneming geniet, hebben de echtgenoten de
mogelijkheid dit toch voor de andere echtgenoot te bereiken, namelijk door het aangaan van
een personenvennootschap. Aldus blijft het ondernemerschap toegankelijk voor
echtgenoten die in maatschappelijk opzicht eigenlijk niet als ondernemers zijn te
beschouwen. Om te voorkomen dat deze echtgenoten in aanmerking zouden komen voor de
meeste ondernemersfaciliteiten, heeft de wetgever het urencriterium aangescherpt.
Kinderen die vennoot zijn maar niet of nauwelijks meewerken: de reden van het aangaan van
deze vennootschappen is gelegen in de doorschuifregeling ex art. 3.63. Een onderneming of
een gedeelte van de onderneming kan op grond van deze regeling zonder af te rekenen over
de stille reserves worden overgedragen aan de opvolger door de fiscale boekwaarden door
te schuiven naar de opvolger.
Erfgenaam van de ondernemer: de erfgenamen kwalificeren wel als ondernemer indien zij de
onderneming feitelijk gaan uitoefenen, dan wel een (vennootschaps)overeenkomst sluiten
waaruit blijkt dat de onderneming mede voor hun rekening wordt uitgeoefend en dat zij zijn
verbonden voor de ondernemingsverbintenissen. Erfgenamen worden aldus ondernemer
wanneer zij zich als zodanig gaan gedragen. Het overnemen van de activa uit de
nalatenschap kan als een eerste bedrijfshandeling worden gezien.
Blooteigendom en vruchtgebruik van een onderneming: in HR 26 januari 1955 is beslist dat
degene die zijn tot dusver zelf gedreven onderneming verhuurd aan een derde tegen een
vaste huursom, zijn onderneming niet staakt, doch in een andere vorm voortzet. De HR
stelde vast dat de oorspronkelijke ondernemer de eigendom van de onderneming behoudt
en dat in plaats van de wisselende ontvangsten van de eigen exploitatie nu een vaste
huursom als bedrijfsinkomsten worden ontvangen. Het is volgens het college in strijd met de
redelijkheid de onderneming in dat geval als een tot het privévermogen behorend
beleggingsproject te bestempelen.
Medegerechtigden en bepaalde schuldeisers(art. 3.3):
Door het oneigenlijke gebruik van commanditaire vennoten is het ondernemerschap aangescherpt
met het vereiste inzake de rechtstreekse verbondenheid voor ondernemingsverbintenissen. Om
daarnaast oneigenlijk gebruik in box 3 te creëren heeft de wetgever dit technisch opgelost door de
commanditaire vennoot, voor de definitie van het begrip ondernemer, doch na de omschrijving van
het begrip belastbare winst uit onderneming in art. 3.3 te rangschikken onder de medegerechtigden
die winst uit onderneming genieten(pseudo-ondernemers: geen ondernemer, wel winstgenieter).
Medegerechtigden:
De wetgever heeft personen op het oog die in zekere mate deel hebben in het vermogen van de
onderneming, maar die niet zijn verbonden voor de ondernemingsverbintenissen. Ingevolge lid 2 is
het niet noodzakelijk dat betrokkene gerechtigd is in het liquidatiesaldo.
In het besluit van 13 februari 2001 wordt opgemerkt dat een vennoot medegerechtigd is in het
ondernemingsvermogen ingeval hij bij beëindiging van de vennootschap aanspraak heeft op
teruggave van vermogensbestanddelen die destijds zijn ingebracht, dan wel op een
vermogenswaarde die daar geheel of gedeeltelijk mee overeenkomt. Tevens bestaat volgens het
besluit medegerechtigdheid ingeval de vennoot aanspraak heeft op het liquidatiesaldo van het
samenwerkingsverband of op de reserve in een of meer vermogensbestanddelen via de jaarwinst.
, Bepaalde schuldeisers:
Het gaat hier om personen die geldleningen aan een IB-onderneming verstrekken die in feite
functioneren als eigen vermogen of waarbij de vergoeding grotendeels afhankelijk is van de winst.
Dit zijn aldus geldverstrekkers die vergelijkbaar zijn met commanditaire vennoten. Het betreft een
maatregel tegen belastingarbitrage tussen box 1 en 3.
Hoewel medegerechtigden en bepaalde schuldeisers door art. 3.3 als winstgenieter worden
aangemerkt, heeft de wetgever door het bepaalde in art. 3.9 willen voorkomen dat deze personen
meer verliesaftrek zouden claimen dan overeenkomt met het bedrag van hun inbreng. Gedurende de
periode van medegerechtigdheid kan er niet meer verlies worden genomen dan de fiscaal
onbeclaimde boekwaarde van de onderneming van de bp ten tijde van het ontstaan van de
medegerechtigdheid of van de vordering, gecorrigeerd met latere onttrekkingen en stortingen.
Ondernemersfaciliteiten zijn voor deze categorie beperkt. Wel achtte de wetgever het redelijk de
betrokkenen in aanmerking te doen komen voor investerings-gerelateerde ondernemingsfaciliteiten:
de willekeurige afschrijving en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Daarvoor werd als toelichting
gegeven dat deze faciliteiten zijn gericht op de instandhouding van de (objectieve) onderneming
waartoe betrokkenen medegerechtigd zijn en met betrekking waartoe zij ondernemingsrisico lopen.
Urencriterium:
De wetgever wenst bepaalde ondernemingsfaciliteiten uitsluitend toe te kennen aan echte
ondernemers. Dat zijn personen die daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten verrichten en die een
groot deel van hun beschikbare tijd in die onderneming werken, hetgeen wordt getoetst aan de hand
van het urencriterium. Deze geldt voor:
- Toevoeging aan oudedagsreserve(3.67 t/m 3.73)
- Zelfstandigenaftrek(3.78)
- S&O-aftrek(3.77)
- Meewerkaftrek(3.78)
- Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid(3.78a) Let op: verlaagd urencriterium
Ingevolge art. 3.6 voldoet de ondernemer aan de urennorm ingeval hij in het kalenderjaar tenminste
1225 uur respectievelijk 25 uur per week besteedt aan werkzaamheden in een of meer
ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet. Tevens wordt er vereist dat de tijd die
betrokkene in totaal besteedt aan de onderneming(en) en aan het verrichten van arbeid – in
dienstbetrekking en/of als overige werkzaamheden – grotendeels in beslag wordt genomen door de
onderneming(en).
Het grotendeels-criterium is ingevoerd omdat de wetgever geen faciliteiten wenste te verlenen voor
een onderneming die, naast de dienstbetrekking of overige werkzaamheden, in feite een
nevenactiviteit vormt, ook al wordt aan de 1225-eis voldaan.
Voor startende ondernemers is onderdeel b ingevoerd: de ondernemer die in de afgelopen vijf jaar
ten minste een jaar geen onderneming dreef, niet behoeft te voldoen aan he grotendeels-criterium.
In lid 2 is het gebruikelijkheidscriterium geïntroduceerd: een personenvennootschap met een
gezinslid of met naaste familie wordt voor de toepassing van art. 3.6 alleen aanvaardt indien een
dergelijk samenwerkingsverband ook tussen derden zou zijn afgesloten. In HR 9 oktober 2009, BNB
2010/77 is beslist dat dit niet in strijd is met internationale verdragen.
, Overzicht toekenning ondernemersfaciliteiten bij diverse vormen van winst genieten:
Faciliteit Ondernemer Ondernemer Medegerechtigden Genieter ruow
met zonder en bepaalde
urencriterium urencriterium schuldeisers
Objectieve Ja Ja Ja Beperkt
vrijstellingen
Willekeurige Ja Ja Ja Nee
afschrijving
Kleinschaligheids- Ja Ja Ja Nee
Inv.aftrek
Energie inv.aftrek Ja Ja Nee Nee
Milieu inv.afrek Ja Ja Nee Nee
Aanvullende aftrek Ja Ja Ja Nee
S&O
Doorschuiving bij Ja Ja Ja ja
ontbinding
huwelijksgemeen-
schap+overlijden
Doorschuiving naar Ja Ja Alleen Nee afgezien
ondernemer of medegerechtigden van 3.99
werkgever
Doorschuiving naar Ja Ja Ja Nee afgezien
andere van 3.99
onderneming van
belastingplichtige
Doorschuiving naar Ja Ja Alleen Nee, afgezien
BV medegerechtigden van 3.99
Toevoeging aan Ja Nee Nee Nee
oudedagsreserve
Zelfstandigenaftrek Ja Nee Nee Nee
Aftrek S&O Ja Nee Nee Nee
Meewerkaftrek Ja Nee Nee Nee
Startersaftrek bij Ja (verlaagd) Nee Nee Nee
arbeidsongeschikth.
Stakingsaftrek Ja Ja Nee Nee
MKB-winstvrijst. Ja Ja Nee Nee, afgezien
van TBS-
vrijstelling ex.
3.99b
Stakingslijfrente- Ja Ja Nee, tenzij Nee
aftrek voorheen
ondernemer