Beleid en Politiek - sociologie
Aantekeningen literatuur
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTION 1
HOOFDSTUK 4: THEORETICAL APPROACHES TO POLICY MAKING 3
HOOFDSTUK 2: THE NATURE OF PUBLIC POLICIES 7
HOOFDSTUK 3: CONTEXT FOR POLICY MAKING: CENTRAL INSTITUTIONS AND
ACTORS 8
HOOFDSTUK 5: PROBLEM DEFINITION AND AGENDA SETTING 11
HOOFDSTUK 6: DECISION MAKING 14
HOOFDSTUK 7: IMPLEMENTATIE 16
HOOFDSTUK 11: POLICY CHANGE AND POLICY CONVERGENCE 19
HOOFDSTUK 1: INLEIDING 22
HOOFDSTUK 3: DE POLITIEK: STABIELE STRUCTUUR, VERANDERLIJKE
STRUCTUUR 25
HOOFDSTUK 6: ARBEID EN SOCIALE ZEKERHEID IN KAART GEBRACHT 27
HOOFDSTUK 12: MEDIA, JOURNALISTIEK EN ONZEKERHEID OVER
INSTITUTIONALISERING 29
HOOFDSTUK 7: ONDERWIJS: HET NEDERLANDSE STELSEL EN ZIJN CENTRALE
FUNCTIES 30
HOOFDSTUK 8: DE RIJKEN VAN DE ZORG 31
HOOFDSTUK 9: INSTITUTIES VAN WONEN EN WELZIJN 33
,Knill and Tosun: Public Policy
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTION
Media geven in het dagelijks leven veel informatie over overheidsbeleid. In dit boek wordt
beschreven hoe de politiek zoals beschreven door Lasswell, bepalend is voor de public
policy.
Harold D. Lasswell is een van de grondleggers van beleidsonderzoek.
➢ Politiek = de studie van invloed en de invloedrijke personen.
➢ Public policy = wie krijgt wat, wanneer en hoe.
Publiek beleid verschilt per land, wat kan worden verklaard doordat ieder land verschillende
manieren van beleid maken heeft.
De studie naar publiek beleid probeert de productie van beleid en de effecten ervan te
onderzoeken. Ook gaat het over de bredere effecten die voortkomen uit politieke
beslissingen.
3 analytische dimensies
➢ sectoren
➢ landen
➢ tijd
Deze sectoren zijn met elkaar te combineren.
Wat is publiek beleid?
Er zijn drie hoofdonderwerpen binnen politicologie:
1) Staat = institutionele structuren die een politiek systeem vormen
2) Politiek = politieke processen
3) Beleid = de inhoud van beleid
Deze drie hoofdonderwerpen worden gecombineerd, waardoor er diverse dingen kunnen
worden onderzocht. Dit is belangrijk bij onderzoek naar soorten beleid en fenomenen die
door beleid worden veroorzaakt.
Elementen in publiek beleid
Publiek beleid = een actie die wordt ondernomen door de overheid met oog op een
particulier probleem.
- Actie van publieke actoren zoals de overheid, waarbij sociale actoren wellicht
meehelpen in de beslissingen.
Elke overheid hecht in haar beslissingen meer waarde aan de wensen van burgers met
meer politieke invloed dan anderen.
Sectoren, doelen en instrumenten
Beleid wordt in verschillende situaties gebruikt, en wordt daardoor in elke situatie anders
geïnterpreteerd. Het wordt vaak gebruikt voor:
➢ Sector specifieke metingen
○ to cover a whole range of different measures in a certain sector, such as
environmental policy, social policy, economic policy or fiscal policy.
1
, ➢ Subfield specifieke metingen
○ to describe the public activities in policy subfields, for example for
environmental policy, subsectors refer to water policy, clean air policy, climate
change policy and waste policy.
➢ Specifieke problemen in subfields
○ policy issues or targets can be identified, for example the target of clean air
policy is clean air.
➢ Regulerende instrumenten connected met de problemen
○ the usage of the term refers to its connection with regulatory instruments
Analytische perspectieven op beleidsmaker processen
Rationalisten → beleidsmaking is een proces van probleem oplossen.
➢ Beschrijven een ideale manier van het organiseren van beleidsmaken
➢ volgen de beleidscyclus
Incrementele → veel mensen, veel meningen, maar lastig doordat er teveel actoren met
diverse belangen in contact zijn. Lastig om grote veranderingen door te voeren.
➢ de beleidscyclus kan niet worden gevolgd zoals bedoeld omdat er teveel actoren zijn
die invloed hebben
Kansen en uitdagingen voor beleidsvorming
1) budget van de overheid
2) economische globalisering
3) digitalisering, toenemende belang van de online wereld voor informatie
2
, HOOFDSTUK 4: THEORETICAL APPROACHES TO POLICY MAKING
Er zijn 3 soorten theoretische benaderingen voor beleid maken.
1) Structure-based models (uitleg op macro-level)
➢ Emphasize the possible policy consequences of enduring conflicts and
constellations in societies
2) Institution based models (hoe macro-level leidt tot actie op micro-niveau)
➢ Outline how formal or informal institutional arrangements may influence public
policy
3) Interest based models (micro level)
➢ Emphasize the role of actors and their respective policy preferences.
Aan de hand van deze perspectieven kunnen diverse vragen gericht op beleid, zoals Why
are some countries more aware of the need to reform their social care policies in order to
meet changes in demographics than other countries?
Structure-based models
Geven aandacht aan de meest basic sociaal-economische problemen in hedendaagse
samenlevingen, waardoor besluitvormers publiek beleid kunnen creëren of aanpassen.
Deze modellen zijn gefocust op structuren in de samenleving en hoe deze kunnen worden
aangepast, en niet zozeer op de problemen zelf.
Er zijn meerdere structure-based models:
1) The Cleavage Approach (de kloofbenadering)
Uitgangspunt: sociaal-economische problemen zitten in de maatschappij vast, en
beïnvloeden bepaalde keuzes in beleidsvorming, in de zin het creëren van duurzame
verdeeldheid tussen sociale groepen (sociale kloven) die verschillende opvattingen hebben
over problemen en de manieren om deze problemen op te lossen.
Belangrijk in beleidskeuzes omdat de verschillende visies van de sociale groepen worden
meegenomen in de beleidsvoorstellen van bepaalde politieke partijen, voor
sociaal-economische problemen die zij het belangrijkst vinden.
Er zijn 4 grote traditionele kloven:
1. Centrum - periferie
Oorzaak: nationale revoluties voor centralisering of tegen centralisering van
de macht
2. Staat - kerk
Oorzaak: groepen in de samenleving die kerk-staat samen willen zien
(christenen en conservatieven), en groepen die deze instanties van elkaar
gescheiden willen hebben
3. Ruraal - urbaan
Oorzaak: de industriële revolutie, groepen mensen die traditionele
verhoudingen nodig vinden om te overleven, en groepen die dit juist niet
meer willen
4. Werknemers - werkgevers
Oorzaak: weinig wenselijkheid van interventie van de staat vs. veel
wenselijkheid interventie van de staat
3
