100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Jurisprudentie Goederenrecht €3,99   In winkelwagen

Arresten

Jurisprudentie Goederenrecht

3 beoordelingen
 139 keer bekeken  6 keer verkocht

Alle voorgeschreven jurisprudentie zeer uitgebreid samengevat. Voor bepaalde lesweken zijn sommige arresten dubbel voorgeschreven. Ik heb arresten allemaal 1 keer behandeld in deze samenvatting en dus niet dubbel.

Voorbeeld 4 van de 11  pagina's

  • 8 januari 2017
  • 11
  • 2016/2017
  • Arresten
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (2)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: Ivelina • 6 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Janineveldthuis • 6 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: marlotte_xx • 7 jaar geleden

Niet compleet

reply-writer-avatar

Door: floorsijtsma • 7 jaar geleden

de arresten die dubbel zijn voorgeschreven heb ik niet ook dubbel opgenomen in mijn samenvatting. Voor de rest zijn alle arresten aanwezig in de samenvatting, dat heb ik gecheckt.

avatar-seller
floorsijtsma
Jurisprudentie Goederenrecht
Feenstra q.q./ING
Het gaat hier om een eenmanszaak die haar verplichtingen jegens de bank niet meer kan nakomen. De
ING zegt de kredietrelatie op en spreekt met de eenmanszaak af dat deze een opheffingsuitverkoop
houdt, waarvan de opbrengst op een bij de ING lopende rekening van de eenmanszaak moet worden
gestort. De bank verrekent de opbrengst van de aan haar verpande voorraad van de eenmanszaak met
het negatieve saldo van de kredietrekening. Vervolgens gaat de eenmanszaak failliet. De curator vordert
de opbrengst terug. Volgens de curator is de overeengekomen verkoop niet executoriaal en als dat wel
zo is, dan is de bank niet bevoegd tot verrekening (54 Fw) omdat zij niet te goeder trouw is. De Hoge
Raad stelt eerdere overwegingen uit het arrest ING/Hielkema q.q. voorop. Een pandhouder is uit hoofde
van art. 3:248 BW bevoegd het verpande goed te verkopen en zich op de opbrengst daarvan te verhalen.
Deze verkoop geschiedt ex art. 3:250 BW in het openbaar, maar er is ook onderhandse verkoop mogelijk
op grond van art. 3:251 BW (met toestemming van de voorzieningenrechter). Ingevolge lid 2 van
voornoemd artikel kunnen pandhouder en pandgever samen overeenkomen dat onderhandse verkoop
plaatsvindt en dat dit wordt uitgevoerd door de pandgever. Op grond van art. 54 Fw mag iemand die een
schuld aan de gefailleerde voor de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, deze niet
verrekenen als hij bij de overneming niet te goeder trouw is. In het arrest Loeffen q.q./Bank Mees en
Hope heeft de Hoge Raad uiteengezet wanneer hiervan sprake is en in het arrest Mulder q.q./CLBN is
een uitzondering geformuleerd op dit verbod. De curator doet een beroep op verschillende arresten
waarin geen sprake is van een uitzondering op art. 54 Fw, maar dit mag niet baten. Omdat het om een
executoriale verkoop gaat mag de bank verrekenen. Er is namelijk geen sprake van ‘echte’ verrekening.
De Jong/KBC
DMA laat 26 binnenvaartcasco’s bouwen in China, bedoeld voor de afbouw in Nederland. De bouw is
gefinancierd door KBC. Tijdens de bouw en voordat de casco’s in Nederland arriveren, heeft DMA een
hypotheek op de casco’s gevestigd ten behoeve van KBC. Bij aankomst van de casco’s in Nederland
heeft DMA deze bovendien bij notariële akte verpand aan KBC. De bouw loopt ernstige vertraging op
en diverse schuldeisers van DMA leggen beslag op de casco’s. KBC voldoet de betreffende schuldeisers
(kopers van de casco’s), subrogeert in hun rechten en gaat op grond van het hypotheekrecht over tot
executoriale verkoop van de casco’s. Een van de gedupeerde kopers van de casco’s, De Jong, stelt dat
KBC helemaal geen recht van hypotheek heeft op de casco’s (De Jong had overigens beslag gelegd).
Bovendien heeft KBC zich enkel als hypotheekhouder gepresenteerd op de veiling en niet als
pandhouder, zodat KBC geen beroep meer kan doen op haar veronderstelde pandrecht (volgens De
Jong). KBC stelt dat de teboekstelling van de casco’s rechtsgeldig is en wel op basis van art. 8:1 BW.
De teboekstelling zelf is echter geregeld in art. 8:784 BW. Deze bepalingen kunnen niet naast elkaar
van toepassing zijn. Als er twee regelingen toepasbaar (kunnen) zijn op een situatie, dan geldt de meest
specifieke regeling, in dit geval art. 8:784 BW. De Hoge Raad stelt dat niet aan de voorwaarden van dit
artikel is voldaan, dat de teboekstelling aldus geen gevolg heeft en dat er geen geldig recht van
hypotheek is. Vervolgens is de vraag of KBC als pandhouder boven de vordering van De Jong mag
meedelen in de opbrengst. Het Hof heeft daartoe al eerder overwogen dat KBC een beperkt gerechtigde
is wiens recht door executie is vervallen, ex art. 480 Rv, omdat schepen tijdens de executieverkoop
verkocht zijn aan derden die niks wisten van het pandrecht. KBC opereerde namelijk niet als
pandhouder, maar als beslaglegger (immers, zij was gesubrogeerd in de rechten van de schuldeisers).
Art. 3:86 lid 2 BW heeft dan tot gevolg dat het pandrecht komt te vervallen. De Hoge Raad gaat daarin
mee en dit betekent dat nu het pandrecht door executie is vervallen, KBC bij voorrang gerechtigd is tot
de opbrengst van de veiling.
Rabobank/Reuser q.q.
Kwekerij Revadap geeft Meteor Systems opdracht tot het maken en leveren van een teeltsysteem. Na de
plaatsing van dit systeem betaalt Revadap gedeeltelijk de koopprijs. Meteor heeft een
eigendomsvoorbehoud opgenomen in de algemene voorwaarden: zij blijft eigenaar tot de gehele
koopprijs is voldaan. Revadap verstrekt aan Rabobank een zeer verstrekkend pandrecht: alle huidige en
toekomstige inventaris, voorraden en op alle ten tijde van de registratie van de pandakte bestaande

,rechten en vorderingen of toekomstige vorderingen die voortkomen uit een op dat moment bestaande
rechtsverhouding tussen Revadap en derden. Revadap gaat failliet en Reuser is curator. De Rabobank
betaalt in overleg met de curator de restantkoopprijs van het teeltsysteem en Meteor geeft haar
eigendomsvoorbehoud prijs. De Rabobank beroept zich op haar pandrecht maar de curator stelt dat het
systeem, door betaling van de koopprijs en vervallen van het eigendomsvoorbehoud, in de failliete
boedel valt. De Hoge Raad stelt dat een eigendomsvoorbehoud tot gevolg heeft dat verkrijger en
vervreemder voorwaardelijk eigenaar zijn. De vervreemder onder ontbindende voorwaarde (voldoening
van de prestatie, zoals betalen restant koopprijs) en de verkrijger onder opschortende voorwaarde. Hun
beider beschikkingsbevoegdheid is beperkt. Wordt een pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht
gevestigd, dan ontstaat er (na voltooiing vestigingshandeling) een onvoorwaardelijk pandrecht op een
voorwaardelijk eigendomsrecht. Een pandrecht wordt alleen als onvoorwaardelijk aangemerkt indien de
levering (vestiging) reeds voor aanvang van het faillissement is voltooid. In dat geval zijn geen nadere
beschikkingshandelingen van de schuldenaar nodig en mist art. 35 Fw toepassing. Wordt de
opschortende voorwaarde waaronder de zaken aan de schuldenaar zijn overgedragen na intreden van
faillissement vervuld, dan groeit het pandrecht uit tot een pandrecht op volledige eigendom van de
desbetreffende zaken en daarmee op die zaken zelf. Een tussentijds faillissement staat er dus niet aan in
de weg dat het pandrecht op het onvoorwaardelijke eigendomsrecht en dus de betreffende zaken komt
te liggen.
Dix q.q./ING
Bij het aangaan van een kredietovereenkomst verpandt de kredietnemer gewoonlijk zijn bestaande en
relatief toekomstige vorderingen aan de bank. Omdat elke dag weer nieuwe vorderingen en
rechtsverhoudingen ontstaan, tekent de kredietnemer een stampandakte, op grond waarvan hij verplicht
is om periodiek al zijn vorderingen aan de bank te verpanden. De bank zou het liefst elke dag alle nieuwe
vorderingen aan haar verpand zien, maar omdat een bank meestal duizenden kredietnemers heeft is het
geen doen om elke dag enorme hoeveelheden akten te moeten verwerken. Daarom is de
verzamelpandakte in het leven geroepen. De kredietnemer geeft de bank een volmacht om de
vorderingen die de kredietnemer op derden heeft aan zichzelf (de bank) te verpanden. Medewerking van
kredietnemer aan dagelijkse of wekelijkse akten is dan niet meer nodig. In de verzamelpandakte worden
namens alle kredietnemers die een volmacht hebben getekend alle vorderingen van die kredietnemers
aan de bank verpand. In deze zaak wordt de bepaalbaarheid van de vorderingen in twijfel gesteld. De
Hoge Raad bepaalt dat het niet opnemen van de namen van de pandgevers in de verzamelpandakte de
vorderingen niet onvoldoende bepaalbaar in de zin van art. 3:84 lid 2 BW maakt. Voor het verpanden
van vorderingen op naam is noodzakelijk, maar ook voldoende, dat de desbetreffende akte zodanige
gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke
vorderingen het gaat. Vorderingen kunnen aldus rechtsgeldig worden verpand middels een
verzamelpandakte met daarin slechts een generieke omschrijving van de pandgevers. Wel moet de
datering van de stampandakte en volmacht vaststaan.
Van Leuveren q.q./ING
In het arrest Dix q.q./ING is bepaald dat stille verpanding van vorderingen met behulp van
verzamelpandakten in beginsel mogelijk is. In dit arrest staat echter een wat raadselachtige overweging:
“Mede in verband met de mogelijkheid van antedatering is daarom nodig, wil de onderhavige
verpandingsconstructie rechtsgevolg hebben, dat de eerdere datering vaststaat van de akte waarin
zowel de titel voor de onderhavige verpanding ligt besloten als, in samenhang met de algemene
voorwaarden van de bank, het voor de onderhavige verpandingsconstructie essentiële volmachtbeding.
In deze zaak is hieraan voldaan door registratie van de kredietofferte (tevens stampandakte) […].”
De vraag die in onderhavig arrest naar voren komt is of registratie van de akten een noodzakelijke
voorwaarde voor een geldige verpanding is of dat alleen de datering van de akten bewezen kan worden
door registratie van de akten. De Hoge Raad overweegt het volgende:
“Mede in verband met de mogelijkheid van antedatering is, wil een verpandingsconstructie als de
onderhavige rechtsgevolg hebben, nodig dat de eerdere datering vaststaat van zowel de akte waarin de

,titel voor de verpanding ligt besloten als de akte waarin de volmacht is verleend. In de zaak Dix/ING
was aan die eis voldaan door registratie van de desbetreffende kredietofferte (tevens stampandakte), die
ook de volmachtverlening behelsde. Hieruit volgt niet dat alleen op grond van registratie kan worden
aangenomen dat de datering van de akten vaststaat. Indien die datering wordt betwist, ligt het in
beginsel op de weg van de partij die zich op de akte beroept om de juistheid van die datering te
bewijzen.”
De bewijslast van de datering rust op de bank, maar registratie van de akten is geen constitutief vereiste
voor verpanding.
Ontvanger/NMB Postbank
Bank H. Albert-de Bary en Co. N.V. heeft vorderingen op W c.s. en verkrijgt ter zekerheid door middel
van cessie toekomstige vorderingen van W c.s. op zijn huurders. De Bary cedeert de huurvorderingen
aan NMB Postbank Groep N.V. De Ontvanger legt voor een belastingschuld van W executoriaal
derdenbeslag op de vorderingen van W c.s. op zijn huurders. Nu is de vraag wie voorgaat: de cessionaris
of de beslaglegger. Uitgangspunt is dat beslag kan worden gelegd op vorderingen die de geëxecuteerde
uit ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding op een derde zal verkrijgen, zoals de
huurtermijnen uit een bestaande huurovereenkomst. Als de vervreemding van een vordering tot stand
komt na het beslag, dan kan dit op grond van art. 475h Rv niet worden tegengeworpen aan de
beslaglegger. Wanneer het echter gaat om een vervreemding bij voorbaat van een toekomstige vordering
op een derde onder wie na deze vervreemding beslag is gelegd, geldt de blokkerende werking van het
beslag niet en kan dit beslag niet worden tegengeworpen aan degene die de vordering verkrijgt middels
een voor het beslag verrichte levering die voor vervreemding vereist is. Dat verandert ook niet wanneer
de vordering pas ontstaat na het gelegde beslag. Dit strookt met art. 3:97 lid 2 BW en art. 35 lid 2 Fw
(WUH/Emmerig q.q.). Resumerend, de door de ontvanger gelegde beslagen strekken zich niet uit tot
aan de bank gecedeerde toekomstige huurtermijnen, zodat de bank daarop rechthebbende is.
Mulder q.q./CLBN
Connection Technology B.V. is op basis van een onderhandse pandakte verplicht om aan Credit
Lyonnais Bank Nederland haar bestaande en toekomstige op derden te verpanden. Connection gaat
failliet, CLBN doet mededeling aan de debiteuren van de verpanding. Tussen CLBN en curator Mulder
ontstaat een geschil over betalingen door de debiteuren van de verpande vorderingen op de rekening van
Connection bij CLBN voorafgaand aan de mededeling en tijdens faillissement. Kan de curator afdracht
vorderen van de ontvangen en verrekende bedragen? Buiten faillissement is het de pandgever die
inningsbevoegd is als de pandhouder nog niet tot mededeling is overgegaan, binnen faillissement rust
de inningsbevoegdheid op de curator. De pandhouder heeft geen recht op afdracht van hetgeen de
pandgever of de curator in faillissement int en kan zich niet buiten de afwikkeling van het faillissement
verhalen op hetgeen door de curator is verworven. Door betaling aan degene die bevoegd is de betaling
in ontvangst te nemen (pandgever of curator) gaan vordering en pandrecht teniet. De pandhouder
behoudt echter wel zijn voorrang op hetgeen de curator heeft geïnd. Hij dient bij uitdeling
overeenkomstig de aan het pandrecht verbonden voorrang te worden voldaan en mee te delen in de
faillissementskosten (182 Fw). De bank kan girale betalingen op aan haar stil verpande vorderingen,
voor of na het faillissement ontvangen echter wél verrekenen, ook indien mededeling van de verpanding
aan de schuldenaar van de pandgever nog niet verricht is.
Sisal
Tanzania National Bank of Commerce (NBC) leent aan Tanzania Cordage Ltd. een aanzienlijk bedrag.
Cordage geeft NBC daarvoor een zekerheidsrecht naar Tanzaniaans recht op diverse huidige en
toekomstige vermogensbestanddelen. Vervolgens legt Sisal (crediteur van Cordage) een conservatoir
derdenbeslag onder de Banque de Suez Nederland. Cordage komt in staat van ‘receivership’ (een soort
curatele) en als gevolg hiervan wordt de vordering van NBC opeisbaar en NBC bericht BSN van haar
zekerheidsrecht en vraagt tevergeefs om een bedrag over te maken. NBC heeft dus geen gebruik kunnen
maken van haar recht van parate executie en Sisal int vervolgens de verpande vorderingen bij
derdebeslagene BSN. NBC dient een verzoek in tot het openen van een rangregeling op voet van art.

, 481 Rv. Door de inning (Sisal) is het op de vorderingen rustende pandrecht en beslag tenietgegaan.
Ondanks dat het pandrecht is vervallen behoudt de pandhouder voorrang bij de verdeling van de
opbrengst van de executie (Mulder q.q./CLBN), ondanks het feit dat de pandhouder niet zelf executeert.
De pandhouder is als meest gerede partij bevoegd om benoeming van een rechter-commissaris te
verzoeken, te wiens overstaan de verdeling plaats zal vinden (481 Rv).
Wollie
De inventaris en voorraden van Wollie B.V. zijn stil verpand aan de Rabobank Breda tot zekerheid van
betaling van al hetgeen de bank van Wollie te vorderen heeft en mocht krijgen. Drie maanden voor
faillissement van Wollie wordt de verpande inventaris verkocht en onder eigendomsvoorbehoud
geleverd aan Bulten. De bank heeft toestemming voor deze handeling gegeven onder voorwaarde dat
Bulten in drie termijnen zou betalen door overschrijving op de bankrekening die Wollie bij de bank
aanhoudt. De eerste betaling vindt plaats voor faillissement, de andere twee na faillissement. Mag de
bank zich voor de laatste twee betalingen, verricht na faillissement, beroepen op verrekening in de
rekening-courantverhouding? Er moeten drie situaties worden onderscheiden:
1. Verrekening voor faillissement (of verrekening plaatsvindt van betalingen voor faillissement
moet worden beoordeeld op grond van art. 6:140 en 6:127 BW);
2. Verrekening in zicht van faillissement (de verrekeningsbevoegdheid is in het licht van de
artikelen 47 en 54 Fw beperkt als het faillissement in zicht is);
3. Verrekening na faillissement (art. 53 Fw geeft aan wanneer verrekening mogelijk is en voor
zover art. 53 Fw niet van 6:140 en 6:127 BW afwijkt blijven deze bepalingen onverkort van
toepassing).
Belangrijkste beperking van verrekening tijdens faillissement wordt gevonden in de leer van de directe
oorzaak: de te verrekenen vordering en schuld moeten rechtstreeks voortvloeien uit voor het
faillissement verrichte handelingen met de gefailleerde. Het enkele feit dat tussen bank en
rekeninghouder een voor faillissement tot stand gekomen rekening-courantverhouding bestaat is
onvoldoende om te mogen verrekenen, maar hier is een uitzondering op geformuleerd in Mulder
q.q./CLBN. Een bank mag zich op verrekening beroepen voor betalingen door een derde verricht op een
bankrekening, die de gefailleerde bij de bank aanhoudt, ter voldoening van aan de bank stil verpande
vorderingen van de gefailleerde op die derde. Op de vordering die Wollie op Bulten heeft is echter geen
pandrecht gevestigd (immers, de inventaris is overgedragen) en dus komt de bank geen beroep op
Mulder q.q./CLBN toe. De bank heeft ten onrechte verrekend. De Hoge Raad oordeelt ten slotte dat de
betalingen ook geen oorzaak vinden in de tussen Wollie en de bank voor faillissement tot stand gekomen
overeenkomst.
NB. Vaak is de pandgever op grond van zijn contractuele verhouding met de pandhouder bevoegd om
een zaak uit handelsvoorraad in overeenstemming met haar bestemming binnen het kader van een
normale bedrijfsuitoefening vrij van pandrecht te vervreemden. Het pandrecht is gevestigd onder de
ontbindende voorwaarde van bevoegde vervreemding, waardoor het pandrecht bij vervullen van die
voorwaarde tenietgaat. De bank moet in dit geval dus ook een pandrecht op bestaande vorderingen en
relatief toekomstige vorderingen vestigen, wil hij kunnen verrekenen.
Hamm q.q./ABN AMRO
De Rabobank heeft een pandrecht op de vorderingen van haar pandgever voor werkzaamheden die
voorafgaand aan de faillietverklaring zijn verricht, maar pas daarna zijn gefactureerd (door de curator).
De curator handelt onrechtmatig door deze verpande vorderingen te innen, terwijl de bank heeft laten
weten dit zelf te willen doen. Als gevolg hiervan heeft de bank een boedelvordering voor afdracht aan
haar van het door de curator geïnde bedrag. Deze boedelvordering heeft de voorrang die aan het
pandrecht verbonden was. In het bewuste faillissement is sprake van een negatieve boedel en de vraag
is wat de rang van boedelvordering is ten opzichte van het salaris van de curator. In het arrest De Ranitz
q.q./Ontvanger heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als het boedelactief niet toereikend is om alle
boedelschulden te voldoen, die schulden in beginsel naar evenredigheid van de omvang van elke schuld
dienen te worden voldaan, behoudens de daarvoor geldende wettelijke redenen van voorrang. De kosten

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorsijtsma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75632 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,99  6x  verkocht
  • (3)
  Kopen