Sociale psychologie hoorcolleges
Hoorcollege 1 →
Deel 1: Wat is sociale psychologie?
Psychologie: de wetenschappelijke studie naar het gedrag en het innerlijke leven (gedachten en
gevoelens) van mensen.
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie naar de manier de manier waarop de gedachten,
gevoelens en het gedrag van mensen worden beïnvloed door de aanwezigheid van anderen. Studie
van de mens in de context van andere mensen.
Over het algemeen hebben mensen de neiging om zich aan te passen aan het gedrag van anderen.
We imiteren als het ware de andere in onze omgeving. Dit gebeurd automatisch. Mensen worden
beïnvloed door de werkelijke aanwezigheid van anderen= expliciete aanwezigheid. Impliciete
aanwezig= mensen in onze gedachten beïnvloeden menselijk gedrag.
Sociale invloed= het effect dat de woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere mensen
hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag. Dit bestudeert de sociale psychologie.
De klinische of persoonlijkheidspsychologie hebben als analyseniveau het individu. Geïnteresseerd in
individuele verschillen. Het individu staat centraal. Bij sociale psychologie is het analyseniveau het
individu in de sociale context. Het individu wordt niet los gezien van de context waarin die zich
bevind.
Sociale psychologen proberen een idee te krijgen van hoe individuen hun sociale situatie
construeren. Construct: de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren. Welk construct gebruiken mensen om de wereld beter te begrijpen?
Deel 2: perspectieven in de sociale psychologie
1) Evolutionair perspectief →
In dit perspectief wordt: het gedrag van de mens verklaard door hoe genetische factoren over de
eeuwen heen zijn aangepast om de overlevings- en voortplantingskansen te vergroten.
Natuurlijke selectie: het proces waarbij belangrijke eigenschappen die gunstig zijn voor de overleving
worden doorgegeven aan het nageslacht. Op deze manier veranderen wij: de omgeving veranderd en
menselijke eigenschappen die je nodig hebt om te overleven ook. Het guppy-experiment bewijst dat
deze theorie klopt. Verdeeld over 10 vijvers: bodem is gevarieerd, roofdieren/geen roofdieren. 1,5
jaar later. Vijvers met roofdier: guppy’s die leefden in een bodem met fijn zand hadden kleine
stippels ontwikkeld en in grove kiezels hadden grotere stippels ontwikkeld: camouflage: kans om te
overleven vergroot. Vijvers zonder karper: mannelijke guppy’s hadden felle kleuren ontwikkeld:
aantrekkelijk voor vrouwtjes, heeft te maken met voortplanten. Kans om voor te planten vergroot.
Hoe helpt evolutie om menselijk gedrag te verklaren?
- Mensen hebben veel gemeen met andere dieren. Dit is bijvoorbeeld te zien aan
overeenkomende gezichtsuitdrukkingen.
- Sommige menselijke gewoonten zijn universeel. Over de hele wereld vinden deze plaats,
onafhankelijk van waar je bent opgegroeid en hoe je leeft. Bijvoorbeeld het vormen van
relaties.
,2) Socio-Cultureel perspectief→
Hierbij wordt gekeken naar de invloed van de groep waarin je opgroeit en beweegt. De invloed van
grotere sociale groepen: culturen, gewoontes. Sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken naar de
invloed van grotere sociale groepen.
Hoe helpt cultuur om menselijk gedrag te verklaren? Sommige gewoonten, tradities en gedragingen
zijn verschillend, afhankelijk van de culturele context. bijvoorbeeld correcte manier om te gedragen.
Onderzoekers die interesse hebben in verschillen tussen culturen doen cross-cultureel onderzoek:
onderzoek dat wordt uitgevoerd met leden van verschillende culturen om te zien of een bepaalde
factor/gedrag aanwezig is in beide cultuur of specifiek is voor de cultuur waarin mensen zijn
opgegroeid.
3) Sociaal Leren perspectief →
= Sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe leerervaringen in het verleden toekomstig
gedrag voorspellen.
Hoe helpt sociaal leren om menselijk gedrag te verklaren? Mensen zijn geneigd om gedrag te
imiteren van rolmodellen. Rolmodellen sturen je gedrag. Bijvoorbeeld religieuze familie.
Interactie tussen de perspectieven → ze vullen elkaar aan. Bijvoorbeeld taal, leren van een taal is
universeel, iedereen gebruikt taal om te communiceren, maar de specifieke taal hangt af van waar je
bent opgegroeid: socio-cultureel & evolutionair perspectief.
Deel 3: persoon x situatie
Grondlegger sociale psychologie = Kurt Lewin 1890. Ontwikkelde een formule om gedrag van mensen
te kunnen begrijpen: B= f(P X E)
B= behaviour, f= functie, P= person, X= time, E= Environment. Gedrag is een functie van een persoon
en omgeving. Gedrag van een mens is nooit alleen te wijden aan een persoon, altijd rekening houden
met de situatie waarin de persoon zich bevind. Op deze manier kan menselijk gedrag beter worden
begrepen.
Persoon X omgeving: vanaf dat je geboren wordt bepaald de omgeving al deels hoe je je ontwikkeld.
Waar je opgroeit bepaald je ontwikkeling voor later: het vormt je persoonlijkheid. Situatie waarin je
je bevind heeft invloed op je gedrag:
- Aanwezigheid van anderen: mensen gaan zich moreler gedragen
- Normen: in iedere context ander gedrag
De situatie waarin we ons bevinden haalt verschillende onderdelen van onze persoonlijkheid naar
boven en gaat ons gedrag sturen.
Situatie X persoon: mensen beïnvloeden ook de situatie.
Als er iets gebeurd, ligt dat dan aan de persoon of situatie? Bijvoorbeeld een bewaker in een
gevangenis, is de bewaker zo of ligt het aan de gevangenis dat je je zo gaat gedragen.
- Millgram experiment: gehoorzaamheid. Gedrag te ontlokken door ze in een extreme situatie
te plaatsen.
,Gestalt psychologie: bestudeert de subjectieve manier waarop een object in de geest van mensen
verschijnt. Niet iedereen ervaart alles op dezelfde manier. Je kan bijvoorbeeld plaatjes op een
verschillende manier ervaren/interpreteren.
Mensen zijn heel erg overtuigd dat de dingen die ze zijn, hoe wij ze zien, dat dat is hoe ze werkelijk
zijn: naïef realisme. Terwijl interpretatie verschillend is per persoon. Naïef realisme ligt aan de basis
van veel conflicten: politiek, relaties.
Mensen hebben 2 basale motieven:
1) Zelf-verbeteringsmotief: mensen willen een goed gevoel hebben over zichzelf.
2) Accuraatheidsmotief: mensen willen een correct beeld hebben over zichzelf.
Deze motieven zijn met elkaar in strijd. Oplossing: dat zijn illusies die we hebben in ons brein die dat
accuraatheidsmotief en zelf-verbeteringsmotief met elkaar in overeenstemming te brengen:
- Beter-dan-gemiddeld effect: mensen schatten zichzelf vaker in boven het gemiddelde.
Manier om ons zelfbeeld te beschermen. Kan niet dat iedereen denkt dat die beter is dan
gemiddeld.
- Onrealistisch optimisme: onderschatten de kans dat ons iets slechts overkomt, overschatten
dat er iets goeds gebeurd. Functie: houdt de mens blij.
Mensen die deze illusies niet hebben, hebben een grotere kans om depressief te raken. Mensen met
depressie zijn vaak erg realistisch: depressief-realisme.
Deze illusies gaan over persoonlijkheid:
- Vals consensus effect: op het moment dat er iets negatiefs is aan jezelf, ga je ten onrechte
denken dat iedereen zo is. De slechte eigenschappen die je hebt, daarover denk je dat
iedereen ze heeft. Je generaliseert de slechte eigenschappen en maak je het minder erg.
- Vals uniciteitseffect: op het moment dat er iets positiefs is aan jezelf, ga je denken dat niet
iedereen het kan/ zo is.
Alle illusies bij elkaar helpen de mens om een goed gevoel over onszelf te hebben en onze wereld op
een manier te ervaren en te interpreteren die ons heel goed uitkomt. Dit brengt ook problemen in
communicatie met anderen.
Hoorcollege 2 →
Deel 1: sociale psychologie in crisis
Methodologie →
De problemen van sociaal psychologen:
1) Imago → sociaal psychologen vaak uitgemaakt als onderzoek doen met gezond verstand.
Hindsight bias: informatie te horen krijgt wat je logisch klinkt, waardoor je denkt dat je het
ook wel had kunnen voorspellen. Achteraf denk je dat wisten we allang, had niet onderzocht
te hoeven worden. Bias omdat het achteraf heel makkelijk praten is als je alle informatie al
gepresenteerd krijgt, dan lijkt het allemaal heel logisch wat het onderzoek heeft aangetoond.
Mensen denken vaak dat het heel logisch is, maar vaak is dat niet. Het minste probleem.
2) Slechte onderzoekspraktijken → bijvoorbeeld Diederick Stapel: pleegde wetenschapsfraude.
Hij verzon onderzoeksresultaten. Zijn werk is teruggetrokken. Heeft ook schade gebracht aan
imago van sociaal psychologen. Hierdoor zijn we veel kritischer gaan kijken naar de
, methodes waarmee we onderzoek doen. Hieruit bleek dat er meerdere onderzoeken waren
die niet goed zijn uitgevoerd. Dit heeft een methodologische verandering in ging gezet: de
replicatiecrisis: op het moment dat wij als onderzoekers onderzoeken uit het verleden gaan
herhalen/opnieuw uitvoeren (repliceren) dan vind je andere resultaten. Hierdoor moet je
theorieën weggooien. Heel veel psychologisch onderzoek heeft de replidiciteitstest niet
doorstaan.
Hoe nu verder?
Methoden voor betrouwbaarder onderzoek:
- Replicatie onderzoek uitvoeren. Hiermee kan je bewijzen of theorieën nog steeds kloppen.
- Meta-analyses: hierbij kijk je naar verschillende studies die dezelfde onderzoeksvraag wilden
beantwoorden en je gaat kijken als je het gemiddelde effect neemt over al die studies of je
dan inderdaad vind of die gedachtegang klopt. Je maakt een gemiddelde over alle
verschillende studies.
- Open science: we zijn open in de manier waarop we onderzoek doen. Dat zit hem in
verschillende factoren:
1) Hypothesen pre registeren: op het moment dat je een onderzoeksvraag hebt ga je een
hypothese vastleggen. Omdat je dit van te voren al hebt vastgelegd kan je deze nog minder
makkelijk veranderen (gebeurde eerst wel eens) nadat je je onderzoek hebt uitgevonden.
2) Gebruik maken van open data & open materialen: iedereen kan inzien welke materialen hebt
gebruikt voor je onderzoek en de datasets zijn openbaar zodat iedereen die analyses zelf ook
na zouden kunnen doen.
3) Onethisch onderzoek → bijvoorbeeld Zimbardo & Millgram. De onderzoek ideeën waren
goed, maar de manier waarop ze het onderzoek hebben uitgevoerd is onethisch. De
proefpersonen is schade toegebracht. Er is lang onethisch onderzoek gedaan.
Hoe nu verder?
Ethiek regels:
- Informed consent: deelnemers krijgen eerst informatie over wat ze kunnen verwachten als
ze meedoen aan het onderzoek. Ze moeten akkoord geven om mee te doen aan het
onderzoek.
- Voorkom misleiding: misleiden van proefpersonen voorkomen. Eerst gaven ze
proefpersonen verkeerde informatie om gedrag te registeren. Dit brengt schade toe aan
proefpersonen, vooral als je daarna niet duidelijk uitlegt waarom je het hebt gedaan en dat
die feedback helemaal niet klopt.
- Bescherm-deelnemers: pijn voorkomen.
- Vertrouwelijkheid: data anoniem en beland nergens.
- Debriefing: op het einde van het experiment goed uitleggen wat je allemaal hebt gedaan en
wat je allemaal had verwacht in het onderzoek. Vooral bij misleiding doen.
Om te zorgen dat dit allemaal gebeurd, is er bij een universiteit vaak een Institutional Review Board:
ethische commissie, zorgt ervoor dat het onderzoek op een goede manier gedaan wordt en mensen
goed beschermt worden als ze meedoen aan onderzoek.