Geschiedenis
§ 1.1 Het leven van jagers-verzamelaars
KA: De levenswijze van jager-verzamelaars
Het grootste deel van de geschiedenis leidde de mensheid een zwervend bestaan, waarbij de
mensen zich in leven hielden door te jagen en voedsel te verzamelen. In Europa verscheen de
moderne mens rond 45.000 v.C.
Zonder schriftelijke bronnen
Geschreven bronnen zijn voor historici de belangrijkste bronnen van kennis over het
verleden. Sommigen vinden dat de tijd zonder geschreven bronnen niet tot de geschiedenis
behoort. Dit wordt de prehistorie/tijd van jagers en boeren genoemd. Dit eindigde rond
3000 v.C. toen het schrift ontstond.
Voor kennis uit de prehistorie zijn ongeschreven bronnen nodig → bestudeerd door
archeologie. Ook kunnen samenlevingen uit het verleden vergeleken worden met de
jager-verzamelaars van nu (Amazone). We weten veel over hoe ze leefden, maar hun
gedachten, individuele mensen of belangrijke gebeurtenissen zijn onbekend.
Een zwervend bestaan
Tot 10.000 v.C. leefde de hele mensheid in een jager-verzamelaar samenleving. Rond
50.000 v.C. gingen ze ingewikkeldere werktuigen maken (touw van planten). Mede hierdoor
konden de mensen zich vanaf 45.000 v.C. over Europa verspreiden.
Jager-verzamelaars leefden in kleine groepen → de natuur kon weinig mensen voeden. Het
waren nomaden, bekendheid met het gebied was handig. Veel groepen hadden een
basiskamp van waaruit ze op pad gingen. Jager-verzamelaars hadden een duidelijke
rolverdeling:
- Mannen: Vissen en jagen
- Vrouwen: Zorgen voor kinderen en plantaardig voedsel vinden (bessen)
Kunstuitingen
Jager-verzamelaars leefden grotendeels in de laatste ijstijd. Op de Noordzee was toen een
toendravlakte. In sommige periodes was Noordwest-Europa zelfs een poolwoestijn. Pas
vanaf 13.000 v.C. is Noordwest-Europa permanent bewoond.
De meeste Europese jager-verzamelaars woonden in Zuid-Europa (cromagnonmensen). Er
zijn grotschilderingen en vrouwenbeeldjes gevonden (enorme buiken, borsten en heupen →
niet alleen nuttig).
,§ 1.2 Het ontstaan van de landbouw
KA: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Vanaf 10.000 v.C. veranderde de leefwijze van mensen door de ontwikkeling van de landbouw. De
overstap van jagen en verzamelen naar akkerbouw en veeteelt duurde duizenden jaren, maar
had zulke verstrekkende gevolgen dat gesproken wordt van de landbouwrevolutie.
De vruchtbare halvemaan
De landbouw ontstond rond 10.000 v.C. bij Syrië en Irak (gebied in vorm halvemaan). Het
begon met erwten, tarwe en gerst. In 8000 v.C. werden ook schapen, geiten en varkens
getemd. De akkerbouw en veeteelt werd steeds gevarieerder en verspreidde zich ook.
Zuid-EU (6500 v.C.), NL (5300 v.C.), China (7500 v.C.) Amerika (3500 v.C.).
Oorzaken van de landbouwrevolutie
De oorzaken van de overgang naar akkerbouw en veeteelt:
- Klimaatverandering: Na de ijstijd ontstond vruchtbare grond
- Dieren: Dieren waar op werd gejaagd stierven uit en dieren die konden worden
getemd namen toe.
→ meer vlees, maar ook melk, wol en mest
→ konden helpen met land bewerken
Door de landbouw konden meer mensen worden gevoed, de bevolkingsdichtheid nam toe.
Door ontwikkelingen (uitvinding ploeg) en het veredelen van planten en dieren namen de
opbrengsten toe en hield de bevolkingsgroei aan.
De landbouwsamenleving
Door de landbouw ontstond een nieuw soort samenleving, de agrarische of
landbouwsamenleving. Deze ontwikkeling wordt de agrarische of landbouwrevolutie
genoemd. Het was een geleidelijk proces van duizenden jaren, maar de gevolgen waren
enorm:
- De mens veranderde van natuurwezen in cultuurwezen
- Ontstaan sedentaire leefwijze; boeren moesten in de buurt van hun land blijven, ze
bouwden stevige huizen en konden bezit verzamelen. Ook werden er graven gebouw.
Boeren gingen dus geloven in leven na de dood en hadden een religie ontwikkeld.
,§ 1.3 De eerste steden
KA: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Het gebied tussen de Eufraat en de Tigris in Irak werd in de oudheid Mesopotamië genoemd,
Grieks voor ‘land tussen de rivieren’. De Soemeriërs ontwikkelden hier de eerste stedelijke
beschaving. Ook vonden ze het schrift uit, waardoor in dit deel van de wereld een eind kwam aan
de prehistorie.
De landbouwstedelijke samenleving
De meeste boeren in de prehistorie leefden in kleine dorpen. De eerste stedelijke
beschaving ontstond pas vanaf 3500 v.C. in Soemerië (tussen Eufraat en Tigris). Een stad
kon ontstaan doordat:
- De landbouw in vruchtbare rivierdalen leverde genoeg op om een deel van de
bevolking vrij te stellen van het boerenwerk
- Er was samenwerking en organisatie nodig voor het bouwen van dijken en kanalen
Ambtenaren verdeelden het werk, controleerden of het goed werd uitgevoerd en zorgen dat
er voedsel werd opgeslagen.
In steden leefden ambtenaren, priesters, militairen, kooplieden en ambachtslieden. Er
ontstonden sociale verschillen en er kwam een bestuur (koning). Economisch was van
belang dat er in veel nijverheid en handel was.
Zo ontstond een landbouwstedelijke samenleving.
Het schrift
De soemeriërs ontdekten brons, waarmee ze wapens konden maken. Ook vonden ze het
schrift uit, dat was nodig voor de organisatie van steden:
- Kennis/informatie verzamelen en overdragen
- Regels/afspraken → wetten/verdragen
Godsdienst
Dankzij het schrift weten we van de soemeriërs en Egyptenaren dat ze een godsdienst
hadden (de eerste). Hun godsdienst was polytheïstisch: ze vereerden goden. Ook hadden ze
een mythologisch wereldbeeld; de wereld werd verklaard door goden (tempel → priester →
bidden → god)
, § 2.1 Wetenschap en politiek in de griekse
stadstaat
KA: De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Griekenland bestond in de oudheid uit onafhankelijke stadstaten. Daarin ontwikkelden filosofen
vanaf de 6e eeuw v.C. een wetenschappelijke manier van denken. Athene werd de eerste
democratie.
Filosofie en wetenschap
De Griekse cultuur van de klassieke oudheid wordt gezien als de oorsprong van de westerse
samenleving door de filosofie, kunst en politiek. De Grieken hadden een mythologisch
wereldbeeld, maar vanaf de 6e eeuw v.C. waren er een paar filosofen die
rationeel-wetenschappelijk gingen denken.
In de 5e eeuw v.C. ontstonden takken van de wetenschap: natuurkundig, wiskundig en
medisch. De belangrijkste filosofen waren Socrates, Plato en Aristoteles.
Plato: Idealisme, alles op aarde is een afspiegeling (perfecte boom)
Aristoteles: Zichtbare werkelijkheid; observeren → beschrijven → conclusie → verbanden
De Atheense democratie
De Grieken leefden in stadstaten. Elke polis had een eigen bestuur, leger en wetten. Veel
stadstaten waren eerst een monarchie en werden later een aristocratie of oligarchie.
Sommige werden een tirannie. Veel poleis hadden een volksvergadering, maar dat had
weinig invloed. In Athene kreeg de volksvergadering de grootste macht (507 v.C.) → eerste
democratie.
monarchie → aristocratie → tirannie → democratie
Directe democratie Athene (geen parlement):
- Besliste over wetten, koos bestuurders (hen controleren)
- Alle burgers gelijk (vrijheid van meningsuiting)
- Vrouwen, slaven en immigranten minder belangrijk
Kritiek op de democratie
Filosofen vonden de democratie geen goed politiek systeem, omdat iedere stem even zwaar
telde (geen verstand).
Aristoteles: Democratie met kiesrecht naar verstand en bezit
Plato: Filosofen moeten de macht