2D-MC
Kennistoets
LOTTE BODEWES
Inhoudsopgave
HC1............................................................................................................................................................... 3
Informatie Cerebrale Parese.................................................................................................................................3
WC1.............................................................................................................................................................. 8
Definitie handicap.................................................................................................................................................8
Boek Interprofessioneel Samenwerken paragraaf 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 en 4,7..........................................................8
Ethische dilemma’s (ethiek)..................................................................................................................................9
WC2............................................................................................................................................................. 11
CFCS – Communication Function Classification Systems....................................................................................11
COCP – Communicatieve Functies.......................................................................................................................13
COCP – Communicatievormen............................................................................................................................14
Voorbeeld ICF-schema........................................................................................................................................15
Gouden richtlijn onderzoek/observatie...............................................................................................................15
WC3............................................................................................................................................................. 17
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 1: ontwikkeling en aspecten gerelateerd aan het eten, drinken en slikken17
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 2: classificatie van eet-, drink- en slikproblemen.......................................19
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 3: onderzoek en behandeling bij eet- en drinkproblemen (t/m 3.2.3.1).....20
Ervaringsopdracht drinken en drinken................................................................................................................21
WC4............................................................................................................................................................. 22
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 5: normale ontwikkeling drinken uit borst en fles......................................22
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 6: eten met de lepel.....................................................................................23
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 7: normale ontwikkeling van het kauwen...................................................23
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 8: normale ontwikkeling drinken uit beker, drinken uit rietje.....................24
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 9: speekselcontrole, anatomie en fysiologie van de speekselklieren,
normale ontwikkeling speekselcontrole.............................................................................................................24
EDACS – Eating and Drinking Ability Classification System................................................................................24
DMSS – Dysphagia Management Staging Scale.................................................................................................26
WC5............................................................................................................................................................. 27
Kennisclip Gouden Richtlijn (bij het stellen van doelen rondom eten en drinken)..............................................27
Eet- en drinkproblemen hoofdstuk 4: het stellen van doelen voor eten en drinken...........................................28
1
, Het stellen van doelen: eten en drinken.............................................................................................................29
Het stellen van doelen: communicatie................................................................................................................29
WC6............................................................................................................................................................. 30
Deskundigheid verschillende beroepsdisciplines................................................................................................30
Boek Interprofessioneel samenwerken in de zorg en welzijn, paragraaf 1.5: definitief van
samenwerkingsrelaties.......................................................................................................................................31
Boek Interprofessioneel samenwerken in de zorg en welzijn, hoofdstuk 5: interprofessionele communicatie. 32
RETT syndroom...................................................................................................................................................36
Autisme...............................................................................................................................................................37
Syndroom van Down...........................................................................................................................................38
WC7 t/m WC11............................................................................................................................................ 39
Leidraad Ondersteunende Communicatie: 4.5 kern- en randwoorden, 8.2 Taalactiviteitenkaart en 8.3
Personaliseren.....................................................................................................................................................39
Uitgangspunten bij ernstige verstandelijke beperkingen...................................................................................39
Het bepalen van het communicatieniveau paragraaf 2.1.3 Instrument 3, de ervaringsordening.....................40
2
,HC1
Informatie Cerebrale Parese
Wat is cerebrale parese?
Cerebrale parese (CP) is een houding- en bewegingsstoornis die veroorzaakt wordt door beschadiging van de
hersenen. Die beschadiging ontstaat:
- Tijdens de zwangerschap (drugsgebruik),
- tijdens de geboorte (zuurstofgebrek, vroeggeboorte, laag gewicht),
- door een trauma in het eerste levensjaar.
Dit in tegenstelling tot niet aangeboren hersenletsel (NAH) dat na het eerste levensjaar ontstaat. CP is in
Nederland de meest voorkomende oorzaak van (motorische) beperkingen bij kinderen.
Andere benamingen voor cerebrale parese
Cerebrale parese bestaat uit de woorden ‘cerebraal’ en ‘parese’. ‘Cerebraal’ betekent ‘hersen-’ en parese
betekent ‘krachtsverlies, gedeeltelijke, onvolledige verlamming. Of de parese wordt specifiek bij de naam
genoemd van het gebied waar de bewegingsproblemen zich uiten:
- Hemiparese: aan één kant van het lichaam (letterlijk ‘halfzijdig krachtsverlies’).
- Diplegie/paraplegie: aan twee kanten van het lichaam (met name aan de benen)
- Tetraplegie: in beide armen als in beide benen,
Symptomen
De symptomen van CP verschillen per kind. CP uit zich over het algemeen in problemen met bewegen
(motorische problemen).
- Motorische stoornissen (bewegingsstoornissen), problemen met bewegen, het coördineren van
bewegingen, praten en slikken.
- Visusstoornis (problemen met zien)
- Problemen met: praten, horen, slikken, slapen, lopen, zindelijkheid, gedrag
- Sensibiliteitsstoornissen: problemen met zicht en problemen met het voelen. Meestal is er sprake van
overgevoeligheid, soms van verminderde gevoeligheid (doofheid). Dit maakt de communicatie met de
omgeving moeilijk. Deze stoornissen zijn regelmatig de reden van het niet uitvoeren van een opdracht
en het uitbrengen van vreemde klanken.
- Intellectstoornissen: 50% van de kinderen met CP heeft een normaal intelligentieniveau, de andere
helft is zwakbegaafd of vertoont psychische stoornissen.
- Andere stoornissen, zoals epilepsie.
Oorzaken
De oorzaak van cerebrale parese is meestal een hersenbeschadiging, die bij het kind ontstaan is voor het eerste
levensjaar. Dit kan tijdens de zwangerschap zijn ontstaan zijn of rond de geboorte, als gevolg van
zuurstofgebrek of vroeggeboorte. Andere mogelijke oorzaken van CP zijn een ongeval of een herseninfarct of
hersenbloeding na de geboorte, of alcohol- of drugsgebruik tijdens de zwangerschap. De wetenschap heeft
nog niet alle oorzaken van CP gevonden. Een aantal mogelijke factoren zijn:
- beschadiging van de hersenen voor, tijdens, of kort na de geboorte als gevolg van zuurstofgebrek
- vroeggeboorte
- een te laag geboortegewicht
- ziekte of andere moeilijkheden tijdens de zwangerschap
- een ongeval of hersenziekte na de geboorte
- een aanlegstoornis
- bovenmatig alcohol en/of drugsgebruik tijdens de zwangerschap
CP is geen ziekte, maar een aandoening. Dat wil zeggen dat je er niet van kunt genezen. Maar je kunt wel een
goede kwaliteit van leven hebben. Met goede zorg kunnen de meeste kinderen en volwassenen zich goed
redden. Mensen met CP kunnen wel gezonde kinderen krijgen. Mogelijk is bij een klein percentage van de
gevallen sprake van erfelijkheid.
Diagnose
3
, Dat er mogelijk sprake is van CP kan al binnen de eerste twee jaar vastgesteld worden. Over het algemeen stelt
de kinderneuroloog samen met de revalidatiearts de diagnose.
Om de diagnose van CP vast te stellen kijkt de specialist naar:
- uiterlijke kenmerken van het kind, zoals de motoriek en de spierspanning.
- de voorgeschiedenis, zoals zwangerschap en de geboorte.
- afbeeldingen die van de hersenen worden gemaakt met een echografie, CT-scan of een MRI-scan.
- de intelligentie van een kind om een eventuele achterstand in de geestelijke ontwikkeling te
beoordelen. Hiervoor doet de specialist een aantal intelligentietests
Echografie is een techniek die gebruik maakt van geluidsgolven. Bij een pasgeborene kan met een echo schade
aan de hersenen worden vastgesteld. Het kan ook voorkomen dat op een echo niets zichtbaar is, terwijl in een
latere fase toch CP wordt vastgesteld.
Hersenbeschadiging kan aangetoond worden met een CT-scan of een MRI-scan. Bij baby’s waarvan de fontanel
(nog niet verbeende plek in de schedel van de baby) nog open is met een echo.
Het meest betrouwbare onderzoek om al dan niet aanwezige hersenschade vast te stellen is een MRI- scan
vanaf de leeftijd van 2 jaar.
Bijkomende aandoeningen
Bij kinderen met CP zie je behalve een motorische aandoening vaak andere stoornissen. Die zijn neurologisch of
van andere lichaamssystemen. De combinatie van bijkomende aandoeningen heet comorbiditeit.
Bijkomende aandoeningen kunnen zijn:
- Epilepsie komt regelmatig voor:
o 75% van de kinderen met een tetraparese
o 50% van de kinderen met een hemiparese
o 25% van de kinderen met een diplegie of dyskinetische CP
De epileptische aanvallen kunnen variëren van momenten van staren tot heftig schokken van
armen en benen. Bij 50% van de kinderen met CP is epilepsie met medicatie goed te reguleren.
- Cognitieve functiestoornissen:
o Bij kinderen met CP is een verhoogde kans op verstandelijke beperkingen. Een derde tot de
helft is matig tot ernstig verstandelijk beperkt. Epilepsie is hierbij een belangrijke factor.
o De performale intelligentie, hoe je praktisch omgaat met je kennis, ligt over het algemeen
lager dan de verbale intelligentie: het vermogen om taal te begrijpen, gebruiken en kennen.
o Leerstoornissen, zoals stoornissen in het werkgeheugen, komen vaak voor.
o Spraak-/taalstoornissen en communicatiestoornissen spelen een belangrijke rol, maar ook
beperkingen in gezichtsuitdrukkingen en bewegingen.
- Visusstoornis:
o Bij CP kan een gestoorde visuele verwerking ontstaan: de hersenen verwerken de visuele
informatie niet goed. Er kunnen bijvoorbeeld problemen ontstaan met het herkennen. Ook
kunnen oogstoornissen voorkomen, zoals bijziend- en verziendheid, niet volledig diepte
waarnemen, “luie ogen”, scheelzien en onwillekeurige ritmische bewegingen van de
oogbollen.
- Gehoorstoornis:
o Een klein deel van de kinderen met CP heeft ernstige problemen met horen. Het is belangrijk
dit vast te stellen, omdat dit een negatief effect kan hebben op de hechting en /of
spraakontwikkeling. Meestal besteedt een medewerker van het het consultatiebureau hier
aandacht aan. Ook een logopediste zal dit monitoren.
- Voedingsproblemen:
o motorische zuig-, slik- en kauwstoornissen en problemen bij de coördinatie van de slikactie
o gastro-oesophageale reflux (GOR) (periodiek terugvloeien van voeding/maagzuur vanuit de
maag in de slokdarm of zelfs tot in de keel of mond)
o aspiratie (voedsel dat in de longen terechtkomt)
o obstipatie
o verstoord gedrag
Problemen met slikken, last van obstipatie, heeft reflux, heeft een langere maaltijd duur, kan
moeilijk kauwen, heeft ongewild speekselverlies, ervaart stress bij de maaltijd --? Kunnen leiden
tot ondergewicht/groeiachterstand/ondervoeding.
4