Ontwikkelingsleer 2022-2023
Inhoudsopgave
T1 Introductie & methoden.........................................................................................................................2
T2 Theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie.....................................................................................9
T3 Prenatale, biologische, motorische en sensorische ontwikkeling.........................................................23
T4 Cognitieve ontwikkeling I – Piaget........................................................................................................31
T5 Cognitieve ontwikkeling II – Executieve Functies & Geheugen.............................................................36
T6 Taal, educatie en werk..........................................................................................................................43
T7 Emotionele ontwikkeling......................................................................................................................50
T8 Sociale cognitie en morele ontwikkeling...............................................................................................57
T9 Sociale ontwikkeling I............................................................................................................................63
T10 Sociale ontwikkeling II.........................................................................................................................70
T11 Ontwikkeling van het zelf en de persoonlijkheid.................................................................................74
T12 Contextuele effecten van ontwikkeling: familie..................................................................................79
T13 Gezondheid en ontwikkelingsstoornissen...........................................................................................87
Oefenvragen..............................................................................................................................................97
Topic 1....................................................................................................................................................97
Topic 2....................................................................................................................................................97
Topic 3....................................................................................................................................................97
Topic 4....................................................................................................................................................97
Topic 5....................................................................................................................................................98
Topic 6....................................................................................................................................................98
Topic 7....................................................................................................................................................98
Topic 8....................................................................................................................................................98
Topic 9....................................................................................................................................................98
Topic 10..................................................................................................................................................99
Topic 11..................................................................................................................................................99
Topic 12..................................................................................................................................................99
1
, T1 Introductie & methoden
Beschrijf ontwikkeling, veroudering en de relatie hiertussen
Ontwikkeling wordt gedefinieerd als de systematische veranderingen en continuïteiten van het individu
die plaatsvinden tussen conceptie en de dood. Systematische veranderingen hebben een patroon en
duren relatief lang, dus het gaat niet om veranderingen in humeur. Deze systematische veranderingen en
continuïteiten uiten zich in drie domeinen:
1. Fysieke ontwikkeling: de groei van het lichaam en haar organen, het functioneren van fysiologische
systemen (o.a. het brein), fysieke veroudering en veranderingen in fysieke capaciteiten.
2. Cognitieve ontwikkeling: perceptie, taal, leren, geheugen, problemen oplossen en andere mentale
processen.
3. Psychosociale ontwikkeling: persoonlijke en interpersoonlijke aspecten, zoals motieven, emoties,
persoonlijkheidstrekken, interpersoonlijke vaardigheden, relaties, en rollen in de familie en de
samenleving.
Vroeger was er een nauwe blik op ontwikkeling:
1) Sequentieel: verschillende opeenvolgende fases;
2) Unidirectioneel: eerdere veranderingen zijn een voorwaarde voor latere;
3) Eindstaat: hogere waarde dan de oorspronkelijke staat;
4) Onomkeerbaar in de vooruitgang;
5) Kwalitatief: structurele transformaties;
6) Biologische groei: onafhankelijk van cultuur;
7) Universeel: hetzelfde voor iedereen.
Tegenwoordig is er een bredere visie op ontwikkeling:
1) Niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen;
2) Heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft, bijvoorbeeld persoonlijkheid;
3) Zowel kwalitatief als kwantitatief, bijvoorbeeld taal: aantal woorden;
4) Kan universeel zijn, maar ok verschillen tussen personen;
5) Wordt beïnvloed door cultuur en biologie;
6) Kan binnen personen in zowel positieve als negatieve zin, afhankelijk van de omstandigheden.
Ontwikkelingspsychologie betreft de veranderingen binnen personen gedurende de levensloop, en de
verschillen en overeenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de veranderingen. Het
doel is niet alleen om deze intrapersoonlijke veranderingen en interpersoonlijke verschillen te
beschrijven, maar ook om te verklaren waarom ze plaatsvinden waarom ze plaatsvinden en om te
zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te veranderen. Ontwikkelingspsychologie focust zich
op normatieve ontwikkeling, dus afwijkingen van de norm.
Groei wordt door biologen gedefinieerd als de fysieke veranderingen van conceptie tot volwassenheid.
Biologische veroudering is de achteruitgang van organismen die uiteindelijk leidt tot hun dood.
Ontwikkelingswetenschappers definiëren veroudering als een range van fysieke, cognitieve, en
psychosociale veranderingen (positief én negatief), in het volwassen organisme. De menselijke
ontwikkeling is op te delen in meerdere periodes, zie de tabel hieronder:
2
, Periode van het leven Leeftijdsrange
Prenatale periode Conceptie tot geboorte
Infancy 0-2 jaar
Preschool periode 2-5 jaar
Midden-kindertijd 6-10 jaar, maar kan doorgaan tot begin puberteit
Adolescentie 10-18 jaar, vanaf puberteit tot relatieve onafhankelijkheid van het individu
Opkomende volwassenheid 18-25 jaar, of zelfs tot 29.
Vroege volwassenheid 25-40 jaar, volwassen rollen zijn gevestigd
Midden-volwassenheid 40-65 jaar
Late volwassenheid 65 jaar en ouder
De opkomende volwassenheid is nog een relatief nieuwe term en is de transitieperiode tussen
adolescentie en volwassenheid en wordt gekenmerkt door het ontdekken van de eigen identiteit, en
instabiele levens met veranderingen in werk, relaties en verhuizingen. Biologische leeftijd is nooit
verantwoordelijk voor veranderingen en verklaart veranderingen daarom ook niet: er is alleen sprake
van correlatie. Ontwikkelingspsychologie kijkt naar verandering die min of meer blijvend is, en dus niet
naar variabiliteit: korte termijn veranderingen die min of meer omkeerbaar zijn.
Omschrijf en illustreer de rol van leeftijdscategorie, leeftijdsnormen en de sociale klok in de
verschillen in menselijke ontwikkeling in verschillende historische, culturele en subculturele
contexten.
Cultuur is het gedeelde begrip en manier van leven van een groep mensen, waaronder overtuigingen,
waardes, en gedrag gedurende de verschillende levensfases. Verschillende culturen hebben dan ook
verschillende paden van ontwikkeling. Een leeftijdscategorie is een sociaal gedefinieerde leeftijdsgroep
in een samenleving. Elke leeftijdscategorie heeft een andere status, rollen, privileges en
verantwoordelijkheden. De overgang tussen leeftijdscategorieën wordt in sommige (vooral traditionele)
culturen gemarkeerd door een rite of passage (toegangsritueel), meestal refereert dit naar de overgang
van adolescentie naar volwassenheid. Voorbeelden van deze rituelen zijn besnijdenis, body painting en
instructies voor seksuele handelingen. Leeftijdsnormen zijn de verwachtingen van de maatschappij over
hoe iemand zich moet gedragen op basis van hun leeftijd. De sociale klok is het besef van een persoon
over wanneer hij dingen gedaan zou moeten hebben, en of hij vroeger of later is in vergelijking met de
volgorde van de culturele leeftijdscategorieën. Leeftijdsnormen zijn belangrijk vanwege 1) de invloed op
de sociale klok, en 2) leeftijdsnormen maken de transitie tussen leeftijdscategorieën makkelijker:
puberen op je 8ste of 18de is bijvoorbeeld een stuk lastiger dan op je 12 de. Leeftijdscategorieën,
leeftijdsnormen en de sociale klok verschillen niet alleen per cultuur, maar ook per subcultuur.
Subculturen bestaan bijvoorbeeld uit etniciteit, inkomen, educatie of sociaaleconomische status (SES).
Door de geschiedenis heen is de betekenis van de levensloop veranderd. In Europa en Noord-Amerika
ging dat als volgt:
Kindertijd als een leeftijd van onschuld: tot de 17 de eeuw werd er van kinderen verwacht dat ze
zo jong mogelijk gingen helpen met het voorzien van het gezin, terwijl kinderen tegenwoordig in
Westerse families niet als economisch nuttig gezien worden, maar echt als kind.
3
, Adolescentie: pas sinds de late 19 de eeuw wordt adolescentie pas gezien als een zelfstandige fase
waarin significante fysieke, cognitieve en psychosociale veranderingen plaatsvinden. Door de
industrialisatie waren er opgeleide arbeiders nodig, waardoor er wetten zijn aangenomen voor
het verbod op kinderarbeid, schoolplicht en een wettelijke afscheiding tussen jongeren en
volwassenen.
Opkomende volwassenheid: deze term bestaat pas sinds de late 20 ste eeuw en het begin van de
21ste eeuw.
Midden-volwassenheid: gedurende de 20 ste eeuw kregen ouders minder kinderen en leven ze
lang genoeg om hun kinderen groot te zien worden en het huis te verlaten.
Late volwassenheid en pensioen: voor de 20 ste eeuw werkten mensen letterlijk tot ze er bij
neervielen, maar gedurende vorige eeuw zijn er systemen zoals de AOW en pensioenen
ingevoerd, waardoor volwassen met pensioen konden gaan in hun zestigerjaren.
Vat de extreme posities in het nature-nurture debat en de positie van de ontwikkelingspsychologie
samen.
Het nature-nurture debat gaat over de vraag hoe onze biologie en omgeving onze ontwikkeling en
gedrag beïnvloeden, en hoe deze twee componenten interacteren. Aanhangers van de biologische kant
benadrukken de invloed van erfelijkheid, universele ontwikkelingsprocessen door genen, biologische
predisposities, en de invloeden van biochemische stoffen. Volgens hen zijn we het product van
biologische maturation: de biologische ontwikkeling van het individu zoals bepaald door de genen.
Aanhangers van de omgevingsinvloeden benadrukken dan ook de omgeving: alle externe fysieke en
sociale condities, stimuli, en gebeurtenissen die ons kunnen beïnvloeden, zoals luchtvervuiling, de buurt
waarin we wonen, sociale interacties en de samenleving. Volgens deze groep zijn we het producten van
leergedrag: het proces waarbij ervaringen zorgen voor relatief permanente veranderingen in gedachtes,
gevoelens of gedrag. Veranderingen gedurende de ontwikkeling worden veroorzaakt door interactie van
onze biologie en onze omgeving. Onze biologie zorgt voor ontwikkeling van onze hersenen, die nodig zijn
om te kunnen leren van onze ervaringen.
Vat de vier doelen van ontwikkelingswetenschap samen en beschrijf hoe de studie van menselijke
ontwikkeling is begonnen.
De studie van levensloopontwikkeling heeft vier doelen: 1) beschrijven, 2) voorspellen, 3) uitleggen, en
4) ontwikkeling optimaliseren. Het laatste punt kijkt naar hoe ontwikkelingsproblemen voorkomen of
verholpen kunnen worden, en hoe capaciteiten verbeterd kunnen worden. De studie naar ontwikkeling
is pas ontstaan in de late 19de eeuw, toen verschillende wetenschappers de groei en ontwikkeling van
hun eigen kinderen begonnen te observeren, en hun vondsten publiceerden in baby biographies. Deze
biografieën schoten echter tekort, want ouders zijn biased als ze naar hun kinderen kijken, verschillende
biografieën focusten op verschillende delen van de ontwikkeling, en je kan de gevonden resultaten niet
generaliseren. G. Stanley Hall (1846-1924) zag deze tekortkomingen en probeerde daarom meer
objectieve data te verzamelen in grotere steekproeven. Hiervoor ontwikkelde hij een vragenlijst om “the
contents of children’s minds” op verschillende leeftijden te onderzoeken. Volgens hem was de periode
die we nu adolescentie noemen een periode van storm en stress, omdat tieners vaak emotioneel
4