Pijn is een onplezierige, gevoels- en emotionele ervaring die gepaard gaat met
feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen van
een dergelijke beschadiging
De 6 factoren van pijn:
1. Pijn is altijd een persoonlijke, subjectieve ervaring. Die ervaring wordt in
verschillende mate beïnvloedt door biopsychosociale factoren
2. Pijn en nociceptie zijn verschillende verschijnselen. Pijn kan niet alleen
worden verklaard uit activiteit afkomstig van sensorische neuronen.
3. Door levenservaringen en cultuur leert de mens het concept van pijn.
4. Het persoonlijke verhaal over een ervaring als pijn moet altijd worden
gerespecteerd
5. Hoewel pijn meestal een adaptieve rol heeft, kan het nadelige effecten
hebben op het functioneren, en op het sociale en psychologische welzijn
6. Verbale verschijnselen is slechts een van de vele gedragingen om pijn te
uiten
De doelen van pijn:
- Pijn waarschuwt je
- Pijn dwingt tot nadenken: Waarom en waarvoor word ik gewaarschuwd?
- Pijn dwingt tot verandering van gedrag, wat nodig is voor herstel
- Pijn beschermt tegen bedreiging
Bij mensen met chronische pijn staat het leven vaak stil. Mensen begrijpen de pijn
niet, hebben er geen controle over en hebben het gevoel dat ze er niks tegen kunnen
doen.
Pijn en nociceptie zijn verschillende verschijnselen. Nociceptie betekent pijn door
weefselschade. Pijn komt daarentegen niet alleen voor na een trauma. Pijn kan ook
chronisch zijn of vanuit de zenuwen komen.
Als er schade is hoeft er niet per se pijn te zijn. Dit kan bijvoorbeeld worden
veroorzaakt door stress of adrenaline. Je lichaam is dan in een bepaalde staat,
waarin het de pijn een ondergeschikt belang geeft. Bijvoorbeeld omdat overleven op
dat moment belangrijker is.
Het kan ook andersom zijn. Geen schade wel pijn. Een voorbeeld hiervan is
fantoompijn; pijn in een geamputeerd ledemaat.
Schade is niet noodzakelijk om pijn te kunnen ervaren. Ook leidt niet elke vorm van
schade tot pijn.
Perifere sensitisatie is een verhoogde respons en een verlaagde prikkeldrempel van
nociceptieve perifere neuronen bij stimulatie van hun receptieve velden. Perifere
sensitisatie kan vervolgens centrale sensitisatie. Centrale sensitisatie is een
overgevoelig centraal zenuwstelsel. Hierdoor ben je hypersensitief voor prikkels en
dus pijn. De drempelwaarde waarop je iets voelt bij sensitisatie wordt steeds lager.
Bij centrale sensitisatie zijn de zenuwen van het centrale zenuwstelsel vervormd, dit
heet ook wel neuroplasticiteit. Hierdoor zijn ze veel gevoeliger voor prikkels.
,Nociplastische pijn is pijn die ontstaat vanuit een veranderde nociceptie ondanks dat
er geen (dreigende) weefselschade is. nociplastische pijn hangt samen met
hypergevoeligheid en hypergevoeligheid voor pijn (hyperalgesie). Bij nociplastische
pijn staat het beperkte niveau in functioneren niet in proportie tot de weefselschade
die er daadwerkelijk is.
Om centrale sensitisatie in de praktijk in te kunnen sluiten is er een vragenlijst
ontwikkeld. Deze heet de Central Sensitization Inventory (CSI). Dit is een vragenlijst
om de overgevoeligheid voor allerlei prikkels te meten, zoals bijvoorbeeld voor:
- Bepaalde geuren, die maken duizelig of misselijk
- Ongemakkelijke en rusteloze benen ’s nachts
- Concentratie
- Stress
- Felle, lichte of harde geluiden
Er wordt bij deze vragenlijst gebruik gemaakt van een afkappunt van 40. Alle scores
boven de 40 kunnen worden gezien als centrale sensitisatie
Een prikkel begint in de periferie en wordt via het ruggenmerg naar de hersenen
gestuurd. In de hersenen wordt prikkel geanalyseerd en wordt er bekeken of de
prikkel dreigend is. Als de prikkel inderdaad als dreigend wordt bestempeld, zullen de
hersenen pijn produceren. er wordt pijn geproduceerd op basis van de sterkte van de
prikkel, de herinnering eraan en de omgevingsfactoren. Het brein heeft het
regelmatig fout, dit komt tot uiting in de volgende situaties:
- Geen pijn bij levensbedreigende aandoeningen/ziekten
- Het ervaren van vreemde sensaties in het lichaam
- Wel pijn als er niks loos is
,Op het Archi-niveau zijn er twee belangrijke hersengebieden aanwezig:
- Thalamus
Beslisstation, de plek waar de prikkel binnenkomt
Alle informatie passeert de thalamus, behalve reuk
Schakel- en filterstation
- Hippocampus
Deelt een prikkel in op basis van geheugen
In het limbische systeem zijn drie belangrijke hersengebieden aanwezig:
- Amygdala
Dit is de angstfabriek en speelt een belangrijke rol bij angst,
boosheid, dreiging en gevaar
De amygdala wordt beïnvloed door de prefrontale cortex. Deze
baseert de actie van de amygdala op een bepaalde herinnering
- Insula
Bepaalt of je lekker in je vel zit, is voor de self-awareness
Bepaalt de sociale emoties, zoals schuld en schaamte
- Anterieure cingulaire cortex
Bepaalt de gevoelsaspecten bij emoties, bijvoorbeeld bij pijn
Uiteindelijk komt een prikkel aan in het neo-niveau. Hier liggen:
- Somatosensorische cortex
Bepaalt waar je de prikkel voelt
- Prefrontale cortex
Neemt de bewuste beslissingen
Heeft veel verbindingen met alle delen van de hersenen
Is nauw verbonden met het Archi- en Paleo-niveau, dit is ons
geweten
Speelt een rol bij leren en het veranderen van bewegingen en
gedachtes
- Posterieure pariëtale cortex
Speelt een rol bij het plannen van bewegingen
Geeft informatie over de positie van lichaamsdelen, visuele
informatie en auditieve informatie
Een prikkel komt vanuit de periferie aan in het ruggenmerg. Hier vindt de eerste
sensitisatie plaats. Een voorbeeld is dat er bij een heel heftige prikkel een
terugtrekreflex optreedt. De prikkel wordt vervolgens doorgestuurd naar het brein.
Hier wordt bepaald of je gewaarschuwd moet worden of dat het meevalt, dit wordt
moduleren genoemd. De prikkel wordt vanuit de ‘hogere hersenen’ naar de
periaqueductale grijs (PAG) gestuurd. De PAG is een modulerend systeem. De PAG
heeft banen naar het ruggenmerg. De PAG heeft de mogelijkheid om te inhiberen,
dus tot rust te manen.
, Een ander modulerend systeem is de rostro ventromediale medulla. Dit systeem
heeft een inhiberende werking op angst, maar juist een versterkende werking op
ongerustheid. In een acute situatie is er vaak sprake van angst. De angst heeft dan
een inhiberende werking, de pijn moet maar even later komen. Ongerustheid is een
stuk ongrijpbaarder. Bij ongerustheid is er een dreiging, maar het is niet precies
bekend waar die dreiging vandaan komt. Vaak is ongerustheid van toepassing bij
mensen met chronische pijn. (Langdurige) ongerustheid kan ervoor zorgen dat de
rostro ventromediale medulla sterker wordt afgesteld, waardoor je gevoeliger wordt
voor pijn.
Bij pijn is er sprake van basale assumpties. Dit zijn voor de mensen die de pijn
ervaren de ‘absolute waarheden’. De basale assumpties zijn opvattingen over de
eigen persoon, anderen en over de wereld. De basale assumpties spelen een rol in
hoe de pijn ervaren wordt.
Aandacht heeft invloed op hoe je pijn ervaart. Je aandacht richten op de pijn zorgt
voor een verhoogde gevoelsbeleving. Een verhoogde gevoelsbeleving kan ook te
danken zijn aan verwachtingen. Als je verwacht iets te gaan voelen, zal je het sneller
gaan voelen. Dit geldt ook voor pijn. Verwachtingen spelen een hele grote rol in hoe
je pijn ervaart. Als iemand van zichzelf overtuigd is, hier komen de basale
assumpties naar voren, gaat hij zich naar de eigen ideeën en verwachtingen
gedragen. Deze ideeën en verwachtingen kunnen verkeerd zijn en zorgen dus voor
een verkeerde coping. Bijvoorbeeld in de vorm van bewegingsangst, waarbij iemand
denkt dat bewegen voor meer schade en/of pijn zorgt.
Mensen met (langdurige) pijn hebben vaak catastroferende gedachten. Het is tijdens
de pijneducatie belangrijk voor jou als fysiotherapeut om die gedachten om te buigen
en de patiënt gerust te stellen. Tijdens de educatie informeer je over de pijn, de
klacht, de prognose en de eigen regie. Het is de bedoeling dat de patiënt van je leert
en op die manier relativeert en herstelt. Door het leren gaat het brein zich hervormen,
er treedt neurale plasticiteit op. Deze plasticiteit is positief en zorgt bijvoorbeeld voor
een mindere pijnbeleving.
Emoties hebben een invloed op de pijnbeleving. Positieve emoties hebben een
positieve invloed en negatieve emoties hebben een negatieve invloed.
De omgeving heeft invloed op hoe je de pijn ervaart. In een vertrouwde omgeving
heeft het brein minder snel de neiging om je te beschermen en dus een pijnprikkel af
te geven. Het kan daarentegen ook andersom.
Het alarmsysteem kan, behalve een pijnprikkel, ook een stressrespons afgeven.
Hierbij spelen verschillende factoren een rol:
- De stressor
De conditie die de stress veroorzaakt
- De stress respons
Dit zijn de fysiologische gevolgen, zoals een verhoogde hartslag of
ademhaling
- Stress
Het psychologische gevoel van stress