BOC H4 2022/2023
Week 1
Openbaar bestuur: het geheel van organisaties en activiteiten, gericht op besturing van de
maatschappij. Onderdelen zijn bv. politie, CBR, DUO, APK-keuringsstations.
Trias politica: de manier waarop het openbaar bestuur is ingericht, deze manier zorgt voor
controle op elkaar. Bestaat uit: wetgevende macht, uitvoerende macht en rechterlijke
macht. Dit is op deze manier ingericht op landelijk, provinciaal en lokaal niveau.
Niveau Uitvoerende macht Wetgevende Rechterlijke Voorzitter
macht macht
Taak Wetten en plannen Het dagelijks Controleren of Eindverantwoordelijke
maken, wetten bestuur iedereen zich voor het dagelijks
uitvoeren controleren en aan de wet bestuur
stemmen over houdt/wetten
plannen en worden
wetten nageleefd
Gemeente Burgemeester + Gemeenteraad Rechtbank Burgemeester
Wethouders
(College)
Provincie Commissaris van de Provinciale Gerechtshof Commissaris van de
Koning + Staten koning
Gedeputeerde Staten
Land Koning + Ministers Parlement Hoge Raad Minister President
(Regering) (Eerste en
Tweede kamer)
+ Regering
(Koning en
Ministers)
Kabinet: ministers + staatssecretarissen (en niet de koning)
Huis van Thorbecke: regelt de taakafbakening van het openbaar bestuur. Bestaat
opeenvolgend uit het rijk, provincies en gemeenten. Het rijk maakt het landelijk beleid wat
gaat over nationale belangen, de provincies en gemeenten krijgen op hun beurt autonome
taken en taken in medebewind. Nationaal wordt hier wel toezicht op gehouden. Dit systeem
heet; gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: gedecentraliseerd wil zeggen dat er taken zijn verdeeld
over verschillende niveaus, eenheidsstaat wil zeggen dat het rijk wel continu het nationaal
belang in acht neemt en dus ondanks die verschillende lagen zorgt voor een eenheid. Zo
hebben alle gemeenten en provincies in principe dezelfde taken.
Autonome taken: taken die je zelfstandig op je eigen ‘terrein’ mag uitvoeren.
Medebewind: taken die je in opdracht van een hoger orgaan uitvoert.
Algemeen bestuur: onbeperkt takenpakket van het rijk, provincies en gemeenten. Ze
mogen zelf kiezen wat ze gaan doen; bv. de ene gemeente kan zelf kiezen om meer
,aandacht te besteden aan bosbeheer terwijl de andere gemeente meer aandacht gaat
besteden aan infrastructuur.
Functioneel bestuur: een afgebakend takenpakket van bepaalde organisaties die een
bepaalde functie hebben gekregen; zij houden zich alleen daar mee bezig. Denk aan
waterschappen (water), politie, veiligheidsregio (crisisbeheersing), vervoersregio etc.
Voordelen functioneel bestuur:
- Effectiviteit: de ruimtelijke schaal sluit beter aan bij het beleidsveld.
- Maatschappelijke organisaties en deskundigen voeren de taken uit waarover zij de juiste
kennis hebben die nodig is, de andere bestuursorganen hebben die kennis niet.
Nadelen functioneel bestuur:
- Geen afweging tussen beleidsvelden; bv. een waterschap kan heel goed zorgen voor het
waterbeheer, maar houden ze ook rekening met de economie?
- Beperkte democratische verantwoording; in hoeverre heeft de volksvertegenwoordiging
daar nog invloed op aangezien het zo ver is verdeeld?
- Meer bestuursorganen, wat zorgt voor bestuurlijke verdichting; het wordt steeds
ingewikkelder. Wie is waarvoor nou bevoegd?
Waarom decentralisatie:
- Dichtbij de burgers, dus democratischer omdat de burger meer invloed heeft.
- Lokaal niveau is effectiever en efficiënter
- Minder overbelasting van het rijk
Waarom centralisatie:
- Uniformiteit van het beleid en gelijkheid van alle burgers
- Beleidsvelden met (inter)nationale reikwijdte
- Grotere schaal is efficiënter bij grotere vraagstukken
De afweging tussen decentralisatie en centralisatie draait dus om democratie of
beheersbaarheid.
Congruentie: eenzelfde indeling.
Territoriale congruentie: de buitengrenzen van een gebied zijn hetzelfde als die van een
ander gebied. Denk aan de verdeling van waterschappen, rechterlijke systemen,
politieregio’s etc. over het hele land. Zo is de verdeling van rechterlijke systemen en de
politieregio’s redelijk gelijk, omdat deze partijen vaak samen moeten werken; als ze heel erg
verschillend verdeeld zouden zijn, betekent dat dat je bv. in één politieregio met meerdere
rechterlijke systemen moet samenwerken die ieder mogelijk net andere regels hanteren. De
waterschappen zijn daarentegen niet congruent met de politieregio’s.
Schaalgrootte, waarom kies je een bepaalde schaal?:
- Ruimtelijk; je kiest de ruimte waar het probleem zich afspeelt.
- Bedrijfseconomisch; kleinschalige schaal zorgt voor meer maatwerk, echter is dat wel
duurder.
- Actoren; je kijkt hoe de partners die je nodig hebt zijn georganiseerd.
- Het soort beleidsprobleem; bv. drugsoverlast is iets wat je vaak lokaal kan oppakken,
terwijl drugssmokkel iets is wat nationaal moet worden opgepakt.
Regionalisering: het samenvoegen van kleine groepen in één grotere groep.
, De juiste schaal praktisch haalbaar maken; regionalisering:
- Samenwerking tussen verschillende gemeenten:
Privaatrechtelijk: oprichten van rechtspersoon, waar meerdere gemeenten
aandeelhouder van zijn of het bestuur van vormen.
Publiekrechtelijk: vrijblijvende samenwerking, gemeenschappelijke regelingen (Wgr),
vorming van een openbaar lichaam, bovenlokaal ambtelijk apparaat (bv. belasting
samenwerking voor het innen van belasting).
- Gemeentelijke herindeling: verschillende gemeenten worden bij elkaar gevoegd.
- Rijksoverheid kan regionale samenwerking stimuleren door economische prikkels of
verplichten door juridische instrumenten (afdwingen).
Vragen bij het maken van beleid:
- Werkt het?
Gaat om economische indicatoren; deze vraag houdt zich bezig met het succes of
het falen van beleid.
Twee criteria: beleid moet zo doeltreffend en doelmatig mogelijk zijn + beleid is
doeltreffend als de gekozen beleidsmaatregel leidt tot de realisering van de beoogde
doelen. Dit zijn veelal economisch/bedrijfsmatig ingegeven indicatoren waar naar
gekeken wordt.
Belangrijke criteria: consistentie, effectiviteit en efficiency
- Past het?
Politiek en maatschappelijk draagvlak; deze vraag gaat in op het maatschappelijk
en politieke draagvlak voor beleidskeuze en de uitvoerbaarheid van beleid.
Belangrijke criteria; haalbaarheid + uitvoerbaarheid. In hoeverre zijn politieke,
ambtelijke maatschappelijke organisaties bereid om mee te werken aan de
vormgeving en de uitvoering van beleid?
- Mag het?
Voldoet aan de regels; deze vraag heeft betrekking op de politieke en
rechtsstatelijke ordening, burgerlijke grondrechten, democratische procedures en
bestuurlijke bevoegdheden.
Denk aan; legaliteitsbeginsel, trias politica, democratische verantwoording etc.
- Hoort het?
Draagvlak onder de bevolking; deze vraag gaat over de beleving van burgers en
de mate waarin beleid in de perceptie van burgers naar behoren aansluit bij hun
verlangens, verwachtingen, noden, gevoelens, waarden en normen.
Accepteren burgers het beleid dat volgens algemene vereiste procedures van
democratische besluitvorming, behoorlijk bestuur en openbare verantwoording is
vormgegeven?
De vier beleidsvragen toegepast op regionalisering:
- Werkt het?: door samenwerking, kun je meer specialisten samenbrengen. Daarnaast
heb je economische schaalvoordelen als je gezamenlijk bepaalde dingen kan inkopen.
Ook is samenwerking makkelijker met andere organisaties als je zelf al wat groter bent.
- Past het?: je kijkt met welke andere beleidsterreinen je moet samenwerken en hoe zij
georganiseerd zijn, denk daarbij ook aan congruentie; kan de veiligheidsregio makkelijk
samenwerken met de politieregio?
- Mag het?: denk aan gemeenschappelijke regelingen of een wettelijke aanwijzing zoals
de veiligheidsregio (Wet Veiligheidsregio).
- Hoort het?: meer samenwerking van gemeenten, zorgt ervoor dat men verder van de
burger komt af te staan; er moet dus een goede verbinding en communicatie blijven
bestaan naar de burgers. Daarnaast zorgt het voor bureaucratie; de gemeente stuurt een
afgevaardigde, maar daar is dus geen directe democratische invloed op. Ook de