Blok 8: Zorg en Welzijn
Samenvatting van de colleges, kennisclips en literatuur &
uitwerkingen van de tutorgroepen van kennis. Week 1 t/m 4.
De opbouw van de kennislijn gedurende het blok is gebaseerd op het Regenboogmodel van Valentijn
et al. waarin het gaat om integrale zorg.
Belangrijke concepten
[1]
, Week 1 Verhoeven & Tonkens: actief burgerschap, framing, feeling rules, framing
Beleidsparadigma rules, empowerment talk/responsibility talk.
Peeters: governance, retreating/modest state – greedy state,
responsabilisering.
Daignault: paradigmaverschuiving (waarden, probleemformuleringen,
normen en instrumenten), paradigma van social assistance (workfare,
entitlement, activation).
College: padafhankelijkheid, van verzorgingsstaat naar
participatiesamenleving.
Week 2 Michels: burgervertegenwoordiging (5 niveaus: informeren, raadplegen,
Burgerparticipatie adviseren, coproduceren, meebeslissen), niet-gekozen vertegenwoordiging.
Werkgroep: voor en tegenargumenten van burgerparticipatie,
participatieproblemen (representativiteit).
College: individuele/collectieve participatie
Week 3 Nationaal Jeugdwet, WMO 2015, Maatwerk
recht
Week 4 Inter- Internationale verdragen (EVRM, IVRK), rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
nationaal recht
1.1 College: Introductie Zorg en Welzijn
[2]
,LITERATUUR: Duyvendak & Tonkens (2018) Inleiding: De beloften van nabijheid en de
verhuiselijking van de zorg.
De beloften van nabijheid
- Gedecentraliseerde zorgverlening kan de veel beklaagde versnippering en bureaucratie
helpen bestrijden door ‘integraliteit’ en ‘generalistische’ professionals.
- Het aandeel van informele zorg zal toenemen.
- Nabijheid is democratischer: minder verticale verantwoording (tussen burgers en
professionals) en meer horizontale verantwoording (tussen professionals onderling).
De notie van zelfredzaamheid neemt in de veranderingen die in de verzorgingsstaat worden
doorgevoerd een sleutelrol in. Het gaat bij zelfredzaamheid zowel om individuele zelfstandigheid
(eigen kracht, zelfzorg) als om het vermogen om informele hulp te vragen en te ontvangen van
naasten in ‘eigen netwerk’. Zelfredzaamheid wordt dus niet positief gedefinieerd, maar vooral in
termen van wat het niet is, namelijk geen beroep op professionele hulp. Zelfredzaamheid wordt
daarom vaak gelijkgesteld aan onafhankelijkheid.
Al vele jaren voordat de decentralisaties formeel beleid werden, is er een trend van bezuinigingen en
beperking van toegang tot zorg ingezet.
Verschillende soorten logica
1. Huiselijke logica
- Nabijheid en persoonlijke relaties staan centraal.
- Afhankelijkheid is niet problematisch
- Omzien naar kwetsbaren is belangrijk
- Mensen en dingen hebben geen waarde op zichzelf, maar ontlenen hun waarde aan de mate
waarin ze bijdragen aan het vestigen en in stand houden van relaties.
- Relaties zijn gebaseerd op verschil ongelijkheid, maar daarmee niet ongelijkwaardigheid.
De een is gezond en de ander is minder gezond.
De een verleent zorg en de ander ontvangt zorg.
De een is gehandicapt en de ander niet.
- Gelijkheid is geen voorwaarde voor gelijkwaardigheid
2. Civiele logica
- Gelijkheid staat centraal.
- Mensen organiseren zich rond gemeenschappelijke belangen en ontlenen waardigheid aan
solidariteit.
- Vereniging en vertegenwoordiging (en dus afstand).
- Zelfredzaamheid (zelfstandigheid) is belangrijk, maar zeker geen doel op zichzelf.
Voorwaarde voor vrijwillige verbinding met andere vrije individuen.
- Gelijkheid is wel een voorwaarde voor gelijkwaardigheid. ‘We zijn allemaal burgers en in dat
opzicht zijn we allemaal gelijk’.
De beloften van nabijheid zijn in grote lijnen te begrijpen als een verschuiving van de civiele naar de
huiselijke logica, en daarmee van rechten naar voorzieningen en soms zelfs naar gunsten.
Persoonlijke, informele verhoudingen worden veel belangrijker, ten koste van rechten en daarbij
behorende formele regels en procedures.
3. Industriële logica
[3]
, - Efficiëntie staat centraal.
- Mensen zijn waardevol als ze productief zijn.
4. Geïnspireerde logica
- Inspiratie, verlichting en creativiteit staat centraal.
- Streven naar hogere doelen die het alledaagse overstijgen en transformeren (denk aan
vrede, rechtvaardigheid, gelijkheid, duurzaamheid of solidariteit).
- Het gaat om het creëren van een betere wereld.
5. Logica van de markt
- Nastreven van eigen belang en competitie om verhandelbare goederen staan centraal.
- Mensen krijgen waarde in de mate waarin ze worden gemotiveerd door eigen belang en daar
ook naar handelen.
- Het is onverstandig om met zwakke burgers om te gaan: het levert niks op en verlaagt zelfs je
eigen marktwaarde.
- Speelt een legitimerende rol in de decentralisaties.
6. Logica van de roem
- Opinies van anderen staan centraal.
- Mensen krijgen waarde toegedicht naar de mate waarin ze door anderen gezien en erkend
worden.
- Mantelzorgers zijn heel belangrijk.
1.2 Tutorgroep: Presentaties en vragen over de roep om actief burgerschap
LITERATUUR: Daigneault. (2014). Three paradigms of social Assistance.
Daigneault geeft een handig overzicht van verschillende manieren waarop over
verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en burger wordt nagedacht.
Social Assistance: sociale bijstand, ‘het laatste vangnet’. Programma voor inkomensondersteuning
waarop burgers een beroep kunnen doen wanneer ze alle andere mogelijkheden hebben
geprobeerd.
Policy paradigm: beleidsparadigma.
- Een kader van ideeën en normen dat volgende onderdelen specificeert:
De doelstellingen van het beleid.
Het soort instrument dat kan worden gebruikt om de doelstellingen te bereiken.
De aard van de problemen die aangepakt moeten worden door de doelstellingen.
- Beleidshervormingen worden gezien als een paradigmaverschuiving (paradigma shift)
radicale veranderingen in het beleid.
Een beleidsparadigma bestaat uit vier fundamentele dimensies:
1. Waarden, veronderstellingen (aannames) en principes over de aard van de werkelijkheid,
sociale rechtvaardigheid en de juiste rol van de staat.
2. Overeenstemming over het probleem dat overheidsinterventie vereist is.
3. Ideeën over welke beleidsdoelstellingen moeten worden nagestreefd.
4. Ideeën over geschikte beleidsstrategieën om deze doelen te bereiken (bijvoorbeeld
uitvoeringsbeginselen en type instrumenten).
Er is sprake van een paradigma shift wanneer er een significante verandering plaatsvindt op elk van
deze vier dimensies.
[4]