Perry, B. C. & Szalavitz, M. (2008). The boy who was raised as a
dog (De jongen die opgroeide als hond)
Samenvatting H1 t/m 9 (Universiteit Leiden, Psychologie, Psychological and neurological
consequences of child abuse)
H1 Tina’s world
Tina is een meisje van 7 jaar. Bij de eerste afspraak met de Perry (zijn eerste kind als
cliënt) bekijkt Tina hem een tijdje en gaat dan in zijn schoot liggen. Vervolgens probeert
ze de rits bij zijn kruis los te maken. Tina woont bij haar moeder Sara en heeft twee
jongere brusjes. Tina is aangemeld omdat de school hierop aandrong. Tina is agressief
en ongepast naar haar klasgenoten toe. Ze heeft haar lichaam laten zien, heeft andere
kinderen aangevallen, heeft seksuele taal gebruikt en probeert klasgenootjes seksspel te
laten spelen. Ze let niet op in de klas en is vaak ongehoorzaam. Ze is impulsief en heeft
taalproblemen. Tina is twee jaar lang misbruikt van haar vierde tot haar zesde. De 16-
jarige zoon van haar oppas (de buurvrouw) had haar en haar jongere broertje Michael
misbruikt. De zoon bond de kinderen vast en verkrachtte hen, penetreerde ze anaal met
onbekende voorwerpen en dreigde dat hij ze zou vermoorden als ze het aan iemand
vertelden. Zijn moeder betrapte hem uiteindelijk en toen stopte het misbruik.
Het enige contact dat Tina ooit had gehad met mannen was met de verkrachter en met
de vaak ongepaste vriendjes van haar moeder. Ze had geen ondersteunende vader, opa
of oom in haar leven. Ze had alleen geleerd dan mannen seks wilden van haar of haar
moeder.
Een supervisor van Perry dacht dat Tina ADD had, maar Perry kon zich daar niet in
vinden. Een andere supervisor adviseerde hem om meer te weten te komen over Tina’s
leven i.p.v. haar symptomen. Dit heeft hij gedaan door veel met Tina en ook met haar
moeder te praten. Hij heeft ze ook eens een lift naar huis gegeven. Hierdoor leerde de
psychiater dat het gezin in een zeer (economisch) stressvolle omgeving leefde.
Perry (kinderpsychiater en neurowetenschapper) geloofde dat de problemen van Tina
met spraak en taal, aandacht, impulsiviteit en gezonde relaties te maken moesten
hebben met haar brein. Hij begon bij wat hij al wist. Het brein bestaat uit 100 miljard
neuronen die elk ondersteund worden door 10 even belangrijke steuncellen, glia. In de
ontwikkeling moeten de cellen georganiseerd worden in speciale netwerken, waardoor er
verbonden en zeer gespecialiseerde systemen ontstaan. Er zijn vier grote delen van het
brein: de hersenstam, het diencephalon, het limbisch systeem en de cortex. Het brein
bestaat van binnenuit uit steeds gecompliceerdere lagen die voortbouwen op een oude
basis. Er is een hiërarchie van beneden naar boven en van binnen naar buiten. De
laagste en meest centrale regio’s van de hersenstam en het diencephalon zijn het
simpelst en zijn het eerst ontwikkeld (vergelijkbaar met het brein van een hagedis). Het
limbisch systeem is complexer (vergelijkbaar met het brein van zoogdieren) en de cortex
is het meest complex (alleen andere primaten hebben dit). Het meest unieke deel van
het menselijk brein is de frontale cortex (voor 96% gedeeld met een chimpansee). De
vier breindelen zijn met elkaar verbonden, maar hebben eigen functies (de hersenstam
regulerende functies zoals hartslag en bloeddruk, het diencephalon en limbisch systeem
emotionele reacties en de cortex complexe menselijke functies als denken en plannen).
Tina’s symptomen suggereerden abnormaliteiten in bijna alle delen van het brein.
Aandachtsproblemen (hersenstam), problemen met motorische controle en coördinatie
(diencephalon en cortex), sociale en relationele vertragingen en tekorten (limbisch en
, cortex) en spraak- en taalproblemen (cortex). Al deze problemen zijn terug te brengen
naar de hersensystemen die helpen bij het omgaan met stress en bedreiging. Deze
systemen spelen namelijk een grote rol bij slaap, aandacht, eetlust, humeur,
impulsregulatie, etc. Bovendien ontstaan deze netwerken in de lagere breindelen en zijn
verbonden met de andere breindelen. Als het stresssysteem niet goed gereguleerd
wordt, dan kan dit voor disfuncties zorgen in alle vier de breindelen, precies wat te zien
was bij Tina.
In de twee jaar dat Tina (wekelijks) misbruikt werd, is haar stresssysteem herhaaldelijk
en intens geactiveerd. Bovendien leefde ze in een constante stresstoestand door de
economische problemen van haar familie. De herhaalde activatie van haar stresssysteem
op jonge leeftijd, terwijl haar brein zich nog aan het ontwikkelen was, heeft bij Tina
waarschijnlijk gezorgd voor vele aanpassingen in receptoren, sensitiviteit en disfunctie in
het hele brein. Tina’s symptomen waren waarschijnlijk het resultaat van
ontwikkelingstrauma. Een overactief stresssysteem kan zorgen voor aandachtsproblemen
en agressie (constant gericht zijn op dreiging). Bovendien had Tina een verhoogde
hartslag, wat kan komen door een constant geactiveerde stressrespons. Perry dacht
daarom dat er sprake was van PTSS.
De psychiater heeft drie jaar lang met Tina gewerkt. In deze jaren liet Tina veel
verbetering zien. Ze gedroeg zich niet meer ongepast, deed haar huiswerk, ging naar
school, vocht niet meer, sprak beter, lette beter op en was minder impulsief. In de
sessies had Perry dan ook geprobeerd om Tina te helpen zich meer gepast en rationeel te
gedragen. Ze kreeg van hem de onverdeelde aandacht die ze nodig had. Twee weken
voordat de psychiater de kliniek verliet, bleek echter dat de 10-jarige Tina een oudere
jongen op school had gepijpt. Tina leek zich dus gepaster te gedragen, maar bleek niet
over haar trauma heen te zijn gekomen. Tina had wel geleerd om haar stresssysteem
beter te reguleren, waardoor ze bijv. meer impulscontrole had. Haar grootste probleem
was echter verstoord en ongezond seksueel gedrag. Haar herinneringen zaten haar in de
weg.
Het brein creëert associaties wanneer neurale activiteit tegelijkertijd en herhaaldelijk
plaatsvinden. Wanneer je leert, checkt je brein constant de huidige ervaring met de
opgeslagen herinneringen en patronen. Je herinneringen zijn vastgelegd in neurale
netwerken, patronen, die je gebruikt om nieuwe informatie te begrijpen. Tina heeft zeer
stressvolle ervaringen gehad en herinneringen aan die situaties kunnen even sterk zijn.
Vroege ervaringen hebben dan ook meer impact dan latere ervaringen. Belangrijk is dat
breinsystemen die niet gebruikt worden, niet zullen veranderen, terwijl breinsystemen
die veel geactiveerd worden, wel zullen veranderen.
Tina heeft waarschijnlijk een erg ongelukkige verzameling associaties ontwikkeld door
het vroege seksuele misbruik. Haar eerste ervaringen met mannen hebben haar
opvattingen gevormd over mannen en hoe je je moet gedragen om hen heen. De geur,
beelden en geluiden die voor haar geassocieerd zijn met het misbruik hebben
herinneringspatronen gecreëerd die Tina gebruikt om de wereld te begrijpen. Helaas was
het met één uur therapie per week niet mogelijk om deze verzameling associaties te
veranderen. Perry was een voorbeeld van een ander soort volwassen man, maar dit kon
de patronen niet veranderen. Hij had meer informatie moeten gebruiken over hoe het
brein werkt, verandert en interacteert in de behandeling om Tina en vergelijkbare
patiënten te kunnen helpen.