Ethiek, duurzaamheid en compliance
Samenvatting
LITERATUUR – HOORCOLLEGE 1 (INTRODUCTIE, ROADMAP, INLEIDING ETHIEK)
HOOFDSTUK 1
De leergang Ethiek, Compliance en Duurzaamheid in de financiële sector reflecteert op
het aspect billijkheid, juistheid, rechtvaardigheid van de financiële aspecten van
gedragingen van mensen, ondernemingen en andere rechtspersonen in het
maatschappelijk of economisch verkeer.
Compliance: dan doelen we op in een organisatie aanwezige kennis van de ter zake
doende regels en wetten en de naleving ervan. Functionaris belast met toezicht op de
naleving: compliance officer. In samenhang met compliance wordt ook het woord
integriteit gebruikt. Integriteit heeft betrekking op het naleven van geschreven en
ongeschreven regels. Afwijking van de regels betekent niet per se een gebrek aan
integriteit.
Duurzaamheid: dan doelen we op een lange termijneffect van het bedrijfsproces.
Duurzaamheid breng je onder in het bedrijfsproces door het begrip ‘compliance’ en de
controle op naleving van de normen uit te breiden met controle op de kernwaarden van
de onderneming, de organisatie, of de bank.
Moraal of ethiek: dan gaat het over het etiketteren van gedragingen (vriendjespolitiek,
voorkeursbehandelingen, diversiteit), processen (afvalverwerking, ‘witwaspraktijken’)
of structuren (belangenverstrengeling, staatsinmening) als (on)juist, (im)moreel,
(on)rechtvaardig, (on)billijk, enzovoort.
Moraal is een reeks van overtuigingen over goed en kwaad, juist en onjuist, fair en
unfair, rechtvaardig en onrechtvaardig. Er zijn geen twee mensen te vinden met een
compleet identiek ‘pakket waarden en normen’. Waarden doe je gradueel op, ze zijn
individueel; normen komen van buiten en worden in zekere zin opgelegd. Ethiek is de
reflectie hierop. Ethiek is de bezinning vooraf, zonder overigens een vrijwaring af te
geven dat een consequent volgens morele regels gezette stap of geplande actie ook in de
,samenleving geaccepteerd zal worden. En ethiek is ook de evaluatie van gedrag achteraf:
de strijd om meer rechtvaardigheid of meer onafhankelijkheid wordt dikwijls pas
achteraf als zinvol, goed en juist ervaren.
Er is een discussie over het verschil in betekenis van de woorden ‘moraal’ en ‘ethiek’.
Sommige zeggen dat ‘moraal’ de praktijk is en dat ‘ethiek’ het nadenken over de moraal
is. Dit onderscheid is betrekkelijk, want voor velen geldt het omgekeerde in die zin dat
‘ethiek’ op een praktijk duidt en ‘moraal’ op een theorie.
Ethiek of moraalfilosofie reflecteert op het al dan niet billijken van handelingen, van
situaties in de sociale werkelijkheid en van sociale instituties.
Ethiek niet aan wetenschap koppelen. Ethiek: dat is gedisciplineerd, systematisch
nadenken over de redelijkheid, de billijkheid, de fatsoenlijkheid, de rechtvaardigheid
van gedragingen, persoonlijke gedragingen, enzoverder.
Vier benaderingen van de ethische ruimte
De morele ruimte voor het individu. Elk mens heeft een beslisruimte, een
keuzeruimte, een mogelijkheid tot zelfbepaling of zelf-definiëring.
Groepsbenadering. Elk mens is ingebed in een menselijke groep, gezin, familie,
vrienden, netwerken.
De rechtspersoon of gestructureerde organisatie. Mensen treden toe of verlaten
organisaties. Ze zijn er dus tijdelijk en altijd maar gedeeltelijk in actief.
Matschappelijke verkeer. Het maatschappelijk en, specifiek, economisch verkeer.
Vier vormen van ethiek:
1. Wat moet ik doen?
2. Hoe ga ik met anderen om?
3. Waar gaan we heen als organisatie?
4. Hoe behoren de maatschappelijke actoren er in te staan?
,HOOFDSTUK 2
Het ethisch gesprek
Stap (1): maak duidelijk dat iets ‘moreel problematisch’ is. De kunst is om
opvattingen of meningen ‘over iets’ te problematiseren.
Stap (2): het gesprek over het morele of ethische aspect. Bij ‘moraal’ hoort het
gezegde, de stamtafel, of het gesprek thuis. Maar ‘ethiek’ hoort het
gestructureerde, gedisciplineerde gesprek dat ertoe dient om de andere partij te
overreden, te overtuigen. Het inventariseren van die redeneringen en het
onderwijs in het moreel redeneren is de taak van het vak of de discipline
genaamd ‘ethiek’.
o De eerste weg is dat je een vertrekpunt kies tin een opvatting verspreid
door de Algemene Morele Filosofie. Je kunt aanknopen bij de religieuze
ethiek. Of bij de Griekse filosofen. 20e eeuw.
o De tweede weg is vertrekpunten zoeken bij filosofen uit 17e of 18e eeuw.
o De derde weg is die van de methode: behandelen feiten en uitspraken bij
wijze van argumenten of bouwstenen.
Aristoteles: zijn telos in de zin van ‘streven naar geluk’ is niet zo individualistisch maar
juist wat socialer gaan definiëren:
- Degene die handelt heeft meer plezier dan pijn tijdens de handeling
- De handeling wordt erkend door anderen als een goede, eervolle behandeling
- Al kennende begrijpt de handelende persoon zijn eudaimoon (goede geluk) beter
Deugddenken
Deze houding stelt de handelende persoon in staat handelingen te verrichten die en
mens, in zijn omgeving, in overleg en op een verstandige manier bepaalt. Handel met
gezond verstand. Deugden zijn niet zelf de behandeling, maar deugden zijn
predisposities, zijn karaktertrekken, kwaliteiten waardoor wij zo deugdzaam gaan
handelen.
Plichtdenken
De plicht om iets te doen of na te laten staat hier centraal bij de beoordeling van een
handeling. Mensen handelen vaak uit een plicht zonder dat te beseffen. Er zijn
, onontkoombare en duidelijke plichten zoals wettelijke voorschriften, maar er zijn ook
plichten die sommigen gemakkelijker opzijschuiven dan anderen plegen te doen.
Immanuel Kant met zijn (universele) plichtethiek: stelde dat je zó moet handelen, dat de
norm die de grondslag vormt van die handeling ook voor iedereen zou gelden. De
Gulden Regel; stelt dat je zo moet handelen als je zelf graag behandeld zou willen
worden. Kan ook negatief worden geformuleerd.
Bentham: deontologie: als de moralist of ethicus iets heeft bestempeld tot slecht, blijft
dat onder verder veranderende omstandigheid nog steeds slecht en fout. Maar als het
resultaat ervan goed is, is die handeling dan nog slecht? Zit het ‘goede’ in de houding of
intentie van diegene die handelt (volgens Kant) of in de uitkomst van die handeling? Een
deontoloog keurt dus handelingen af (bv. geweld, martelen) in alle omstandigheden,
ongeacht de uitkomst (bv. vrede).
Doeldenken, utilisme
Als contrast met het deontologisch denken van I. Kant heeft Jeremy Bentham het
redeneren in een schema van doel – middelen onder de naam van utilisme populair
gemaakt. Een daad wordt beoordeeld aan de hand van de verwachte gevolgen.
De eed als bron van verplichting
De eed kun je beschouwen als een uitdrukking om alle verplichtingen die met een ambt
of een beroep op je te nemen.
Stap (3): elkaar overtuigen
LITERATUUR HOORCOLLEGE 2 – DUURZAAMHEID
NN gastcollege slides (niet opgenomen hier)
Corporate Sustainability Reporting: over de Europese aanzet voor het fundament van
duurzaamheidsverslaggeving
Corporate Sustainability Reporting Directive (= CSRD)
Ondernemingen dienen in hun bestuursverslagen over boekjaren startend op of na 1
januari 2023 de vereisten uit de CSRD toe te passen.