WERKCOLLEGES LOCOMOTIE
WERKCOLLEGE 1: BEWEGING
Inleiding
In dit werkcollege behandelen we vier casuïstieken, die allemaal te maken hebben met het bewegingsstelsel.
We grijpen terug op de embryonale ontwikkeling, de eigenschappen van de weefsels en de (on)mogelijkheden
voor stabilisatie van gewrichten door pezen. In dit werkcollege gaan jullie in groepjes aan de slag met één van
de opdrachten. In de tweede helft rapporteren jullie je bevindingen aan elkaar.
Leerstof:
• HC 1, 2 en 3 Locomotie
• Boek König, chapter 2, relevante onderdelen
• Boek Hyttel Essentials in embryology, chapter 16, relevante onderdelen
Casus 1 Case report Canadian Veterinary Journal, 2010; 51:1007-1010
Het betreft een Rottweiler reutje van 6 maanden oud, die wordt aangeboden vanwege een afwijkend
looppatroon. Bij onderzoek valt je op dat de pup hypermetrie van de voorpoten vertoont. Overigens zijn er
geen afwijkingen aangetroffen. Er wordt een röntgenfoto gemaakt van het halsgebied, waarbij geen dens van
de axis (tweede halswervel) wordt aangetroffen.
Opdracht:
• Bespreek de vorming van de wervels in het algemeen.
De somieten gaan zich differentiëren in drie onderdelen: myotoom (spieren), dermatoom (huid) en sclerotoom
(wervels). Het sclerotoom gaat zich splitsen in een craniaal en caudaal gedeelte. Het caudale deel vergroeit met
het craniale deel van de volgende sclerotoom. Het craniale deel wordt het wervellichaam en het caudale deel
wordt de wervelboorg. De myotomen tussen de sclerotomen splitsen zich niet, de spieren gaan dus als het
ware “oversteken”. Hierdoor kunnen de wervels ten opzichte van elkaar bewegen,
• Bespreek de vorming van de atlas en de axis,
De atlas wordt alleen gevormd uit het craniale deel van de 5de somiet. Het lichaam
van de atlas is dus incompleet. Het deel dat eigenlijk het caudale deel van de atlas
zou vormen wordt de dens van de axis. De dens van de axis steekt in de holte van de
atlas.
Dorsaal en Ventraal bevinden zich ook ligamenten. Als de dens kapot gaat of niet is
gevormd, dan is de stabiliteit minder. Het dorsale ligament kan eerder breken door
de extra beweeglijkheid. Hierdoor kan er compressie plaatsvinden van het
ruggenmerg.
• Wat is de functie van de halswervels?
Ondersteuning en beweeglijkheid van het hoofd. De atlas is de verbinding tussen de
wervelkolom en het hoofd en draagt als het ware het hoofd op de wervelkolom. De
atlas is voor het ja-knikken en de axis is voor het draaien van het hoofd (nee-schudden voor de mens)
, • Wat is de functie van het atlanto-axiale gewricht?
Het atlanto-axiale gewricht vormt de verbinding tussen de twee bovenste cervicale wervels. Het zorgt ervoor
dat je je hoofd kan bewegen.
• Waardoor worden de symptomen van de pup veroorzaakt?
Door het ontbreken van de dens is er geen goede ondersteuning meer en wordt de beweging van de atlas ten
opzichte van de axis niet goed gestabiliseerd. Hierdoor kan er compressie van het ruggenmerg plaatsvinden.
Door de compressie worden de Upper Motor Neuronen als eerste verdrukt. De Upper Motor Neuronen geven
een remmende werking op de Lower Motor Neuronen. Deze remmende werking valt dus weg, waardoor je
hypermetrie bij de hond waarneemt.
Het ontbreken van de dens kan bijvoorbeeld komen door trauma toen de hond een paar weken oud was,
waardoor de dens fracturen kan hebben opgelopen en geresorbeerd wordt.
Links normaal, rechts zonder dens.
Links zie je bij 2 de dens en zie je voldoende tussenruimte tussen de atlas en de axis.
Rechts zie je bij de zwarte pijl geen dens en zie je weinig tussenruimte tussen de atlas en de axis.
,Links normaal, rechts zonder dens.
Links zie je dat je tussen de wervels een rechte lijn kan trekken waarin het ruggenmerg vrij in ligt.
Rechts zie je bij de zwarte pijl dat de dens ontbreekt, waardoor de axis niet stabiel meer ligt en is gaan
kantelen. Hierdoor kun je geen rechte lijn trekken en ligt het ruggenmerg bekneld.
Door een chirurgische ingreep is de kans op herstel 50%. Hierbij wordt er gewoon een nieuwe dens (van
metaal) in gezet.
Casus 2 Case report Journal of Veterinary Science, 2007; 8(2): 201-203
In dit case-report wordt een veulen beschreven met polydactylie aan de voorbenen. Er is een kleinere, maar
volledig ontwikkelde extra teen aanwezig (de tweede teen). De schrijvers beschrijven de anatomie van de
afwijkende teen en de toegepaste therapie.
Opdracht;
• Bespreek de vorming van de ledematen in het algemeen, inclusief de determinatie van de assen.
Ontwikkeling pootknop
Kern mesenchymcellen, bedekt met ectoderm;
somieten: Expressie van FGF10
het ontbreken van Wnt ter plaatse
Lokaal gevormd:
bloedvaten en bindweefsels (incl bot)
Uit somiet:
Musculatuur: dorsaal (strekkers) en ventraal (buigers)
Ontwikkeling pootknop; lengtegroei
Distaal verdikking: AER = apical ectodermale richel
AER induceert de proliferatie van het onderliggende mesenchym, langs de proximo-
distale as (lengte groei)
De pootknop blijft bestaan gedurende de uitgroei van de ledematen
Remt de differentiatie distaal
Proximaal dan wel al differentiatie tot definitieve vorm (FGF-gradient vanuit AER)
,As-bepaling
- Proximo-distaal
o AER → FGF
o Proximaal is de concentratie FGF lager en dus vormt daar het
schouderblad
o Distaal is de concentratie FGF hoger en dus worden daar de vingers
gevormd
o Dichtbij het AER is het FGF hoog. Het AER bevindt zich distaal
- Cranio-caudaal
o ZPA (caudaal) → Retinoic acid) → SHH expressie (gradient)
o SHH houdt ook AER in stand
- Dorso-ventraal
o Wnt7-a → dorsaal en ventraal onderdrukking van En1
o Het is nog niet geheel bekend
• Bespreek de vorming van de vingers, zowel in aantal en vorm (1 t/m 5).
Zone van polariserende activiteit (ZPA) -> gradiënt van sonic hedgehog (SHH) -> differentiatie van de vingers
Botmorfogenetisch proteïne (Bone morphogenetic protein) -> apoptose cellen tussen de vingers
• Bespreek hoe de teen van het paard gevormd wordt.
Tijdens ontwikkeling korte tijd primordia voor 5 tenen
Eindigt met 1: de hoef
Snelheid, efficiëntie, buigzaamheid
• Bespreek hoe polydactylie bij het paard zou kunnen optreden.
het “oerpaard” heeft 5 tenen gehad
het “moderne paard” heeft hier nog genen voor
Als tijdends de embryonale ontwikkeling de tenen niet goed in regressie gaan dan wordt het veulen geboren
met meerdere tenen.
, • Er zijn ook katten beschreven met polydactylie met maximaal 28 tenen (normaal is 18).
Bij de kat: autosomaal dominante overerving
mutatie in het ZRS-gen, deze is betrokken bij de regulatie van de SHH-genen
Ook de hox-genen spelen hierbij een rol
• Is het te verwachten dat hierbij dezelfde mechanistische achtergrond speelt?
Het is dus anders dan bij het paard, bij het paard worden ze eerst gevormd en gaan ze daarna in regressie. Bij
de kat worden er meer gemaakt door een mutatie.
Casus 3 Poot in gips en plaat osteosynthese,
Deze pup werd aangeboden na een aanrijding met een fiets. Via röntgenonderzoek stel je vast
dat de hond een mid-diafysaire fractuur heeft van de radius en de ulna. Aangezien de botten
keurig op elkaar liggen en het een gesloten fractuur betreft, besluit je tot immobilisatie van de
fractuur met een gipsbehandeling.
Opdracht;
• Bespreek de vorming van een pijpbeen met zowel het primaire en secundaire
ossificatie centrum als de groeischijven.
Pijpbeenderen worden gemaakt via endochondrale ossificatie. Uit embryonaal mesenchym ontstaat de
hyaliene matrix. Het perichondrium wordt het periosteum. De binnenste cellen van het periosteum
differentiëren tot een zoom osteoblasten, deze gaan bot afzetten tegen het verkalkte kraakbeen. Dit is de
perichondrale botvorming, hierbij ontstaat de botmanchet: een holle cilinder. In de kraakbeen mal treedt
hypertrofie van de chondrocyten op en vervolgens verkalking van de kraakbeenmatrix: chondrocyten sterven
door gebrek aan diffusie van nutriënten. Mbv osteoclasten dringt de periostknop het kraakbeen binnen, deze
neemt osteoprogenitorcellen mee die differentiëren tot osteoblasten. Osteoblasten vormen primair bot tegen
de verkalkte kraakbeenmatrix aan, dit is het primaire ossificatie centrum (enchondrale botvorming). Dit gaat
van binnen naar buiten. In de epifyse ontstaan secundaire ossificatie centra.
Primair ossificatie centrum:
o Hypertrofie van de kraakbeencellen in de diafyse, waarbij de kraakbeencellen een deel van de omringende
matrix resorberen en daardoor groter worden.
o Verkalking van de kraakbeenmatrix. Dit leidt tot destructie van de kraakbeencellen. Grote lacunes blijven
over, gescheiden door tussenschotten (septa) van verkalkte kraakbeentussenstof.
Secundair ossificatie centrum:
Er ontstaan secundaire botvormingscentra in beide epifysen, waarbij op een vergelijkbare wijze enchondraal
bot wordt afgezet op het kraakbenig skelet, door het binnendringen van bloedvaten en osteoprogenitorcellen
die differentiëren tot osteoblasten.
, • Hoe vindt lengtegroei van een bot plaats?
Twee vormen van botvorming
1) ENDESMALE BOTVORMING
- DIRECT VANUIT HET EMBRYONALE MESENCHYM
Uit mesenchymcellen ontstaan osteoblasten, zij maken bot
2) Enchondrale botvorming (tussenstap nodig)
- Embryonaal bindweefsel aanleg kraakbeen model botvorming
Pijpbeen bestaat volledig uit kraakbeen (hyaliene kraakbeen). Met een perichondrium (kraakbeenvlies) daar
omheen.
Perichondrium → periostrium
Tegen de kraakbeenmal aan wordt vanuit bindweefsel bot aangemaakt.
Dit is nog endesmale botvorming, want er wordt nog niets met het kraakbeen zelf gedaan.
Het kraakbeen gaat prolifereren → lengte groei
Maar ook gaat het kraakbeen hypertrofiëren (groter groeien)
Ook eigen matrix mineraliseren (vanaf hier geen diffusie meer mogelijk)
Aangezien het kraakbeen hier nog geen bloedvaten bevat gaat het kraakbeen dood
Vanaf de zijkant gaan bloedvaten ingroeien → osteoclasten en osteoblasten
Osteoclasten eten het kraakbeen op
Osteoblasten legt bot aan
Eerst osteocyt –> mineraliseren -> primair bot
Dit gebeurt eerst vanuit het midden en later ook aan het uiteinde
Midden -> primair ossificatie centrum
Uiteinde -> secundair ossificatie centrum = groeischijf
Dit gaat door tot het grootste deel van het pijpbeen bot is geworden met bloedvaten en beenmerg erin.
Er blijft een groeischijf aanwezig
Deze zorgt tot lengtegroei tot aan het einde van de puberteit
groeischijven bestaan uit kraakbeen dat prolifereert, maar deze schijven worden nooit groter door calcificeren
aan de richting het gewricht waardoor deze afsterft en wordt vervangen door bot
• Bespreek welke types bot we kunnen onderscheiden en hun respectievelijke functie in een pijpbeen.
Compact bot:
- Georganiseerd in osteonen: kanalen van Havers (centraal bloedvat, lymfevat, zenuw) met osteocyten
daaromheen.
- Osteocyten zijn met elkaar verbonden via canalicullie
- Constant remoddeling van bot door osteoclasten en blasten
- Zit aan buitenkant
,Spongieus bot:
- Georganiseerd in trabeculae ( beenbalkjes), hiertussen ligt het beenmerg.
- Gelegen centraal in het bot
- Goed doorbloed en het beenmerg maakt oa rode bloedcellen.
Compact bot zit aan de buitenkant en maakt het bot sterk. Spongieus bot is ook sterk en geleidt de krachten in
de richting van de trabecula. Kracht in andere richting dan trabecula op spongieuze bot, dan kan het breken.
Niet al het bot kan compact zijn, want dat is te zwaar. Niet al het bot kan spongieus zijn, want dan is het niet
stevig genoeg.
• Bespreek waarom de diaphyse ter plaatse van de breuk waarschijnlijk hol is.
Compact bot is massief en daardoor erg sterk. Spongieus bot is ook sterk en geleidt de krachten in de richting
van de trabecula. Bot kan krachten geleiden die in de richting van het bot gaan (en dus niet vanaf de zijkant
voor het bot komen.)
Compact bot breekt juist makkelijker door krachten van de zijkant omdat het de krachten wil geleiden in de
richting van het bot en dit in minder richting kan dan spongieus bot (trabecula in vele richtingen).
• Wat gebeurt er met het botweefsel direct naast de breuk tijdens de immobilisatie en waarom? Wat
adviseer je de eigenaar als je het gips verwijdert, nadat de breuk genezen is?
1. Het trauma scheurt bloedvaten in de omgeving waardoor een hematoom ontstaat
2. Het hematoom hindert bloedtoevoer, necrose van omliggende osteocyten en ander omliggend
weefsel
3. Nieuw weefsel gevormd uit osteogene cellen uit periosteum en endosteum vormen bruggen (externe
en interne callus) die de twee bothelften verbinden
4. Proliferatie van periosteum zorgt voor loslaten van de fibreuze laag
5. Proliferatie van endosteum zorgt voor een verdikking
6. Osteogene cellen differentiëren (ligt aan bloedtoevoer) -> Dichtbij bloedtoevoer vormt osteoblast,
ver weg van bloedtoevoer (externe callus) vormt chondroblast
7. Volgens endochondrale ossificatie wordt het kraakbeen verbeend
advies: aangezien het bot op de breuk zwakker is dan het was voor de breuk is het beter om niet te veel druk
op dit bot te zetten. Het is beter als de eigenaar het wat rustiger aan doet met spelen en bijvoorbeeld intensere
activiteiten zoals jachttraining worden afgeraden. Komt neer op het rustiger aandoen om het bot tijd te geven
om volledig te herstellen.
, Aanvulling:
- mal met gips neemt krachten over. Pup gaat er wel op staan, maar wordt minder door bot geleidt.
Krachten gaan minder langs manchet = zijkanten. Gips neemt het over. Remodullering vindt hele leven
plaats. Dus sterkte die er eerst was, niet nodig. Die laag wordt opgegeten, geremdouleerd moet je
weer opbouwen langzaam aan. Krachten langzaam opbouwen zodat het weer sterker wordt. Niet
ineens teveel, dan kan ie krachten nog niet aan.
- in uiteinde ook veel spongieus
- compact bot is sterk in richting dat krachten loopt -> oorzaak dat ie breekt -> kan krachten niet van
zijkant geleiden. Spongieus bot kan wel krachten van zijkant wat beter aan.
Casus 4 Zwemmertje
Hieronder zie je een foto van een zgn. zwemmertje. Dit is een pup die op het
moment dat ze moet gaan staan, dat niet goed kan om wat voor reden dan
ook (te zwaar, genetisch, te gladde ondergrond in nest). Met name de laterale
plaatsing van voor- en achterpoten valt op en de locatie van thorax en
abdomen, die zich bijna op de grond bevinden. De peddelbeweging die de
voorpootjes maken geven de naam aan dit syndroom.
Opdracht:
• Bespreek de normale bouw van het schoudergewricht; welk type gericht is het en hoe vindt
stabilisatie plaats (in welke richting).
Verbinding bovenarm, schouderblad en sleutelbeen
Kogelgewricht > stabilisatie door middel van rotatorenmanchet > groep van 4 spieren. M. subscapularis, m.
supraspinatus, m. infraspinatus, m. teres minor.
Ook stabilisatie door middel van banden en pezen.
Schouder is een kogelgewricht-> 3 assen: flexie/extensie, ab/adductie, flexie/extensie
• Waarom vindt deze vorm van stabilisatie niet plaats in het ellebooggewricht?
ellebooggewricht is een scharniergewricht, het schoudergewricht is een kogelgewricht. Het ellebooggewricht
wordt omgeven door pezen en spieren. Het ellebooggewricht wordt omgeven door een stevig kapsel met aan
de binnen- en buitenzijde verstevigingen door banden. De banden hechten aan, aan een tweetal uitsteeksels
aan het uiteinde van de bovenarm, de epicondylen, en zorgen voor stabiliteit van de elleboog. Verder verlopen
er een aantal spieren rond de elleboog, waarvan de bekendste de triceps aan de achterzijde en de biceps aan
de voorzijde zijn. De triceps zorgt voor het strekken van de elleboog. De biceps voor het buigen en voor het
open draaien van de onderarm (hand ophouden).
Het schoudergewricht kan alle kanten op bewegen en het ellebooggewricht kan maar rond 1 as draaien.