Psychology Gray, Bjorklund
Hoofdstuk 9: Geheugen, Aandacht en Bewustzijn.
Overzicht: een informatie-verwerkingsmodel van de geest
• Kern-aanname 1: Een persoon heeft gelimiteerde mentale middelen in het verwerken van informatie. We
hebben een beperkte hoeveelheid mentale energie, opslagruimte of tijd om te besteden aan het
verwerken van informatie.
• Kern-aanname 2: Informatie in de geest beweegt door een aantal systemen heen.
Informatie verwerkingsmodel van Waugh & Norman (1965) en Atkinson & Shi rin (1968).
Bij dit model zijn er 3 verschillende typen opslagruimtes (stores) waar informatie word vastgehouden en
gemanipuleerd kan worden.
1. Informatie word vanuit de omgeving
in de geest gebracht door zintuigelijke
systemen.
2. Hier kan het op meerdere wijze
gemanipuleerd worden.
3.Vervolgens kan het in het
langetermijn-geheugen geplaatst
worden en weer opgehaald worden
Elk type opslagruimte word gekarakteriseerd door zijn functie, capaciteit en duur. Tevens zijn er aantal
controle processen zoals; Aandacht, Repetitie, Codering en Ophalen.
De opslagsystemen (stores): Zintuigelijk geheugen, Werkgeheugen, Langetermijngeheugen
Zintuigelijk geheugen: De korte verlenging van de zintuigelijke ervaring:
- Men geloofd dat er voor elk zintuigelijk systeem een apart systeem is (visie, gehoor, tast, reuk en smaak).
Elk systeem word veronderstelt, heel kort, alle zintuigelijke input vast te houden die in de geest komt.
- Men veronderstelt dat de functie van dit systeem het lang genoeg vasthouden is van zintuigelijke
informatie, in zijn originele vorm, zodat deze geanalyseerd kan worden door mentale processen en zodat
er een beslissing kan worden gemaakt om deze input wel of niet in het werkgeheugen te plaatsen.
- De meeste zintuigelijke input zijn we ons niet van bewust, we zijn ons alleen bewust van de informatie die
in het werkgeheugen word geplaatst, d.m.v. aandacht.
Het werkgeheugen: Bewuste perceptie en gedachten
- Informatie waar men aandacht aan schenkt word verplaatst naar het werkgeheugen. Elk item kan, indien
hier geen aandacht aan word geschonken, binnen een aantal sec ook weer verloren gaan. Men ziet het
werkgeheugen als de werkplaats van de geest en de zetel van de bewuste gedachte.
- Informatie kan zowel vanuit het zintuigelijk geheugen (huidige omgeving ) als vanuit het
langetermijngeheugen (kennis vergaart uit vorige ervaringen), het werkgeheugen binnen komen.
- Het zintuigelijke geheugen en het langetermijngeheugen dragen beide bij aan de stroom van bewuste
gedachten in het werkgeheugen. De capaciteit van het werkgeheugen is erg klein, gemiddeld zo’n 7
items (+2/-2). Er kunnen maar een paar items tegelijkertijd waargenomen worden. De totale hoeveelheid
informatie die door het werkgeheugen gaat kan daarintegen wel enorm zijn.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 1 van 133
ff
,Psychology Gray, Bjorklund
Langetermijngeheugen: De bibliotheek van de geest
- Nadat informatie in het werkgeheugen is gekomen, kan het eventueel gecodeerd worden naar het
langetermijngeheugen. Het langetermijngeheugen is de opgeslagen representatie van alles wat een
persoon weet. De capaciteit van deze opslag is enorm.
- Het bevat informatie wat betreft de smaak van een appel, het geluid van een gitaar, de woorden van ons
favoriete liedje etc.
- We zijn ons niet bewust van de informatie in het langetermijngeheugen behalve als deze geactiveerd
worden en naar het werkgeheugen word getransporteerd.
Controle processen: Het informatie transport systeem van de geest
Men kan controle processen zien als strategieën om informatie te verplaatsen door het systeem en het
verbeteren van de prestaties.
- Aandacht (Attention): Is het proces dat stroom van informatie vanuit de zintuigelijke opslag (grote
hoeveelheid) naar het werkgeheugen (kleine opslag) controleert. Omdat de opslag klein is moet aandacht
de stroom van informatie beperken.
- Codering (Encoding): Het proces die de stroom van informatie vanuit de werk-opslag naar de
langetermijn -opslag controleert. Wanneer je bewust een gedicht uit je hoofd leert codeer je deze naar de
langetermijn-opslag. De meeste codering gebeurt desondanks onbewust omdat je bijvoorbeeld een
speciale interesse hebt in bepaalde informatie. Omdat je interesse toont denk je erover na en codeer je
dit naar de langetermijn-opslag
- Ophalen (Retrieval): Is het proces de stroom van informatie vanuit de langetermijn-opslag naar de
werkopslag controleert. Men noemt dit ook wel herinneren, dit kan net als codering bewust of
automatisch gaan. 1 gedachte in de werk-opslag roept weer een andere op en daarna weer de volgende
in een stroom, soms is dit logisch maar soms ook wat grillig.
Mentale processen, beperkte capaciteit en energieverbruik
Elk controle proces kan gezien worden als een onderdeel dat een bepaald deel van het systeem’s beperkte
capaciteit nodig heeft, voor de uitvoering. Men kan dan kijken naar de hoeveelheid mentale energie een
bepaald proces verbruikt. D.m.v neurale beeldvorming technieken kan men berekenen hoeveel glucose
(bron van energie voor het brein) word geconsumeerd bij het uitvoeren van een mentale activiteit.
✓ Onderzoek heeft uitgewezen dat glucose consumptie (in brein gebieden die geassocieerd worden met
cognitieve verwerking) groter is bij het uitvoeren van moeilijke taken. Dit levert bewijs voor het feit dat de
‘energie’ metafoor voor het informatie verwerkingssysteem een juiste is.
- Inspannende processen: Kunnen niet succesvol uitgevoerd worden zonder mentale middelen.
- Automatische processen: Verbruiken weinig tot geen van de beperkte capaciteit van
het werkgeheugen. Verondersteld word dat echt automatische processen:
• Gebeuren zonder intentie en geheel onbewust. • Verbeteren niet met oefening.
• Onderbreken de uitvoering van andere • Worden niet beïnvloed door onderlinge
processen niet. verschillen in intelligentie, motivatie en onderwijs.
De dagelijkse cognitie is vaak een combinatie van inspannende (en bewuste) processen en automatische
(en onbewuste) processen.
Snel en langzaam denken: Duale verwerkingstheorieën van cognitie
Bj het oplossen van een probleem hebben mensen over het algemeen 2 manieren om tot een oplossing te
komen. De ene manier ligt aan het automatische einde van het informatie verwerkingscontinuüm en het
andere aan inspannende einde van het informatie verwerkingscontinuüm.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 2 van 133
, Psychology Gray, Bjorklund
Cognitieve psycholoog Daniel Kahneman noemde bovenstaande manieren van verwerken de snelle en
langzame manier van denken:
• Snelle manier van denken: Intuïtief, weinig gevoel van vrijwillige controle. Mensen denken en herinneren
vanuit vage geheugen representaties in plaats van te werken vanuit logische en exacte representaties.
(2+2=4)
• Langzame manier van denken: De bewuste zelf beslist naar welk aspect van een probleem eerst wordt
gekeken, beslist welke cognitieve activiteiten uitgevoerd worden om bewust het probleem op te lossen.
(14x39+546)
In veel gevallen is het niet mogelijk om het snelle denken uit te zetten, ook al belemmert het het komen tot
een juiste conclusie met de 2e langzame manier van denken. Dit word geïllustreerd in de Stroop e ect,
vernoemd naar J.Riley Stroop (1935).
Stroop interference e ect:
Onderzoekers vragen bij deze test om bijv de kleur van het
geschreven woord te benoemen of andersom. Stroop is
erachter gekomen dat deelnemers het langzaamst waren de
kleur van de geschreven woord te benoemen. Dit komt door de
snelle manier van denken en blijkt dus iets te zijn wat je niet
altijd uit kan schakelen.
Automatische verwerking van het snelle systeem is ook
verantwoordelijk voor vele visuele illusies zoals de Muller-Lyer
illusie. 1 lijn in deze illusie lijkt langer (snelle verwerking) terwijl we eigenlijk weten dat de lijnen gelijk zijn
(langzame verwerking)
Onze snelle verwerking is ongeveer hetzelfde als het type cognitie dat men ziet bij pre-verbale kinderen en
dieren.
Aandacht: Het portaal naar bewustzijn
Natuurlijke selectie heeft ons voorzien van mechanismen voor aandacht die in 2 concurrerende behoeften
voorzien.
• Het focussen van mentale middelen op de taak die voor ons ligt en ons niet af te laten leiden door
irrelevante stimuli.
• Het in de gaten houden van stimuli die irrelevant zijn voor de taak die voor ons ligt en de focus direct te
leggen op allerlei signalen die een gevaar kunnen of voordelen kunnen opleveren die belangrijker zijn als
de taak die voor ons ligt.
Filtertheorie:
In dit model is aandacht de
poort tussen het zintuigelijk
geheugen en het
werkgeheugen.
Volgens dit model wordt alle
informatie die opgepikt kort
in het zintuigelijke geheugen
vast gehouden en
geanalyseerd om de
relevantie te bepalen voor de
overleving van
desbetre ende persoon. Dit
gebeurt onbewust en noemt men preattentieve verwerking
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 3 van 133
ff ff ff
,Psychology Gray, Bjorklund
‣Het vergelijken van de zintuigelijke input met de informatie die al opgeslagen is in het werkgeheugen is
hierbij nodig. Zonder deze vergelijking kan er geen onderscheid worden gemaakt tussen zaken die
belangrijk zijn of juist niet.
‣De delen van het brein die zich bezig houden met de preattentieve verwerking moeten invloed hebben op
de aandachtspoort om te helpen bepalen welke informatie doorgesluisd word naar het gelimiteerde en
bewuste werkgeheugen, op elk gegeven moment.
✓ Nieuwe theorieën zien aandacht als een dynamisch systeem waarbij aandacht zowel invloed uit oefent en
beïnvloed word door de omgeving en de kenmerken van het gedrag van een persoon.
De vaardigheid om aandacht te focussen en het irrelevante te negeren:
Selectief luisteren: Cocktail party fenomeen:
De mogelijkheid om belangrijke informatie (iemand die je naam noemt) op te pikken terwijl men zich focust
op andere informatie (een gesprek met iemand op een feestje) Het feit dat mensen deze vaardigheid
hebben impliceert dat informatie onbewust verwerkt word op een apart onbeheerd kanaal terwijl bewust
andere informatie verwerkt word.
✓ (Cherry 1953, Cherry en Taylor 1954) In laboratoria word dit onderzocht door deelnemers 2 gesprekken
tegelijkertijd te laten luisteren. Er word de deelnemers gevraagd 1 gesprek te schaduwen (direct te
herhalen) en het andere gesprek te negeren.
• Hieruit blijkt dat mensen goed presteren zolang er maar een fysiek verschil is tussen de stemmen
(toonhoogte, locatie).
• De deelnemers kunnen vaak nog horen of het een man of een vrouw is, maar wat betreft de inhoud of
gesproken taal, krijgt men eigenlijk niks mee.
• De deelnemers pikten vaak wel op of hun naam genoemd werd, wat bewijs lijkt te zijn voor het feit dat de
informatie toch ergens verwerkt word.
Selectief kijken:
Selectief kijken is een makkelijke taak als selectief luisteren aangezien we enigszins
controle hebben over wat we zien, door onze ogen te bewegen. Tevens kunnen we op
selectieve wijze onze aandacht richten op verschillende dichtbij gelegen delen van een
visuele scene zonder onze ogen te bewegen.
✓ (Irving Rock en Daniel Gutman (1981) Onderzoekers lieten deelnemers in snelle
opeenvolging elke keer 2 plaatjes zien, die elkaar overlapten, terwijl de ogen van de
deelnemers ge xeerd waren op 1 punt op het beeldscherm. De meeste plaatjes waren
nonsense plaatjes (in 2 kleuren), en de deelnemers werd gevraagd zich telkens op 1 kleur te focussen.
Aan het einde werden de deelnemers getest op de plaatjes die ze hadden gezien.
‣ De meeste vormen met de kleur waar men op moest letten werden herkend.
‣ De kleur die men moest negeren kon men niet meer als ‘toevallig’ herkennen. Het niveau daarvan kwam
niet boven dat van toevallig uit. Hierbij maakt het niet uit of het een nonsens vorm had of dat het een
bekende vorm had.
In experimenten waarbij men gevraagd wordt een moeilijke visuele taak uit te voeren blijkt het zo te zijn dat
men de grote makkelijk te herkennen objecten, midden in het veld van visie, totaal lijken te missen. Men
noemt dit ook wel: Onopzettelijke blindheid
De mogelijkheid om de aandacht te verschuiven naar belangrijke stimuli.
Uit onderzoek is gebleken dat onopzettelijke blindheid zijn limieten heeft:
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 4 van 133
fi
, Psychology Gray, Bjorklund
• Deelnemers laten bijvoorbeeld geen onopzettelijke blindheid zien wanneer spinnen (vanuit de evolutie een
relevante bedreigings) werden gebruikt als a eidende stimuli. We kunnen dus met een taak bezig zijn
maar direct onze aandacht verschuiven op het moment dat er indicatie is van gevaar of op andere wijze
belangrijk zijn.
Bovenstaande heeft te maken met het feit dat we belangrijke stimuli soms even terug kunnen horen of zien.
Het zintuigelijke geheugen kan onbeheerde stimuli net lang genoeg vasthouden zodat men er aandacht aan
kan schenken en het naar het bewuste te halen indien deze relevant blijken te zijn.
Het verplaatsen van de aandacht naar belangrijke informatie in het auditieve zintuigelijk geheugen.
Het auditieve zintuigelijk geheugen: Noemt men ook wel echoisch geheugen. Het korte geheugen-spoor
voor een speci ek geluid noemt men ook wel een echo. Deze echo duurt maximaal 10 sec.
In experimenten waarbij deelnemers gesprekken moesten negeren, die tijdens het uitvoeren van een taak
gedaan werden, waarna vervolgens een signaal klinkt, blijkt het zo dat de deelnemers vaag gesprekken
kunnen waarnemen. Maar deze op het moment dat het signaal klinkt kunnen ze de aandacht heel even naar
het verleden richten en de laatste woorden ‘horen’ alsof de woorden er nog steeds fysiek waren.
Verplaatsen van de aandacht naar belangrijke informatie in het visuele zintuigelijk geheugen.
Visuele zintuigelijk geheugen: noemt men ook wel het iconisch geheugen. Het korte geheugen-spoor voor
een speci eke visuele stimulus noemt men het icoon.
✓ De eerste psycholoog die het bestaan van het iconisch geheugen suggereerde was George Sperling
(1960) Hij liet deelnemers rijen met letters zien (1/20ste van een seconde) waarna bleek dat de
deelnemers deze heel kort (1/3e van een seconde) nog konden lezen ook al was het beeld beëindigd.
D.m.v. experimenten stelde George Sperling voor dat een geheugen opslag visuele gepresenteerde
informatie, in zijn originele vorm, 1/3 seconde langer vasthoudt nadat de fysieke stimulus is beëindigd.
In andere experimenten is gebleken dat, indien men 2 sets van visuele stimuli aangeboden krijgt waarbij ze
er 1 moeten negeren, ze relevante stimuli opmerken bij de set die ze moeten negeren. Dit lijkt ongeveer
hetzelfde te zijn als het cocktail party fenomeen. Preattentieve processen analyseren en bestempelen de
stimuli als relevant en vestigen daar de aandacht op, als het nog in het zintuigelijk geheugen zit.
Onbewuste en automatische verwerking van de stimulus input.
Het informatie verwerkingsmodel is een mooi startpunt maar houdt geen rekening met de onbewuste
e ecten van zintuigelijke input.
Priming: is de activatie, via de zintuigelijke input, van informatie die al opgeslagen is in het
langetermijngeheugen. Deze geactiveerde informatie is dan beschikbaar voor de persoon waardoor het de
perceptie en keten van gedachten van die persoon verandert. Deze activatie word niet bewust ervaren maar
beïnvloedt wel het bewustzijn . Dit kan ook gebeuren als de stimulus niet bewust waargenomen word.
✓ Experimenten laten zien dat deelnemers die 3 x 1 seconden een omtrek van een eend hadden gezien
later, wanneer men vroeg om een natuurscene te tekenen, meer de neiging hadden eenden of eend-
gerelateerde objecten te tekenen.
In het dagelijks leven is ‘priming’ een manier om contextuele informatie (waar we geen aandacht bij hebben)
waar we wel aandacht voor hebben te begrijpen. De frons op iemands gezicht (die ik niet bewust zie) kan
ervoor dat mijn concept voor verdriet wel word geprimed en het verdriet van de ander bewuster ervaar.
Automatisch en verplicht verwerken van stimuli.
De geest heeft de vaardigheid om routine taken automatisch uit te voeren waardoor er ruimte over blijft in
het gelimiteerde en bewuste werkgeheugen, voor meer creatievere doelen of voor het omgaan met
noodgevallen.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 5 van 133
ff fi fi fl
,Psychology Gray, Bjorklund
Deze automatisatie hangt deels af van de vaardigheid van de geest om relevante stimuli op preattentieve
(onbewust) wijze te verwerken en om de verwerkte resultaten te gebruiken om gedrag te sturen.
• Auto rijden is bijvoorbeeld zo’n routine-matige taak. In het begin ben je nog veel bezig met het autorijden
zelf, maar na ervaring word dit een automatische taak en kun je meer aandacht besteden aan het gesprek
met de passagier of het zoeken naar straatnamen.
• Lezen is ook zo’n automatische taak. In begin ben je bezig met het lezen van de letters en woorden, maar
na wat ervaring kun je je richten op de betekenis van de woorden en zinnen. Het is zelfs dat in sommige
gevallen lezen, niet alleen automatisch maar ook verplicht (niet te onderdrukken) is geworden. In sommige
gevallen kunnen mensen het lezen van woorden, (met ogen die open zijn en het woord recht voor ze) niet
onderdrukken al doen ze hun best. Dit kun je terugzien bij het Stroop-e ect.
Brein mechanismen van preattentieve verwerking en aandacht.
D.m.v. fMRI en andere nieuwe methodes heeft men kunnen zien hoe het brein reageert tijdens het
preattentieve verwerken van stimuli en de momenten waarop verplaatsingen van de aandacht voorkomen.
Tot op heden zijn er conclusies naar voren gekomen:
• Stimuli, waarop geen aandacht gevestigd word, activeren desondanks zintuigelijke en perceptuele
gebieden van het brein.
Deze activatie is vooral duidelijk in het primaire zintuigelijke gebied , maar gebeurt ook in gebieden verder
voor in de cortex die betrokken zijn in het analyseren van de betekenis van stimuli. Indien men snel woorden
laat zien, te snel om bewust gezien te worden, worden neuronen in de delen van de occipitale, parientale en
frontale cortex geactiveerd. Deze houden zich bezig met lezen.
• Aandacht vergroot de activiteit die taak-relevante stimuli produceren in zintuigelijke en perceptuele
gebieden van het brein. En het verminderd de activiteit die taak-irrelevante stimuli produceren.
Aandacht, op het neurale level, lijken tijdelijk de relevante neuronen in de zintuigelijke en perceptuele
gebieden van het brein gevoelig te maken (ze vergroten de ontvankelijkheid van de stimuli die ze moeten
analyseren). Terwijl ze tegelijkertijd een tegenstellend e ect hebben op neuronen wiens reacties irrelevant
zijn voor de taak.
• Neurale mechanismen in de voorste delen van de cortex zijn verantwoordelijkheid voor het controleren
van de aandacht.
Studies hebben laten zien dat de gebieden in de frontale kwab en de voorste delen van de temporale en
parentage kwabben meer actief worden als verplaatsingen van aandacht voorkomen. Andere studies
hebben laten zien dat de prefrontale cortex bijzonder actief worden bij taken zoals de Stroop-test, waarbij
intense concentratie op relevante stimuli nodig is, zodat irrelevante stimuli uitgescreend worden. Deze
onderzoeken suggereren dat de voorste regionen controle uitoefenen op aandacht, door invloed uit te
oefenen op top-down manier op de zintuigelijke en perceptuele gebieden verder terug in de cerebrale
cortex.
Ruimtelijke verwaarlozing (spatial neglect)
Sommige vormen van brein schade kunnen ervoor zorgen dat mensen,
informatie in een helft van hun visuele veld, negeren of ‘niet zien’.
- Laesies in de parientale kwab, de frontale kwab en de voorste cingulate
cortex in 1 van beide hersenhelften kunnen resulteren in ruimtelijke
verwaarlozing, waardoor individuen niet in staat zijn zaken te ‘zien’ in het
contralaterale visuele veld (tegenoverstelde).
- Dit geldt niet alleen voor bijvoorbeeld het tekenen van plaatjes maar geldt
ook voor het ervaren van tijdlijnen. Gebeurtenissen in de toekomst (rechter
deel van een tijdlijn) worden slechter herinnerd.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 6 van 133
ff ff
, Psychology Gray, Bjorklund
Aandacht is een staat van het brein waarbij neurale middelen verplaatst worden op dusdanige wijze zodat
meer middelen ingezet worden voor het analyseren van relevante stimuli en minder middelen ingezet
worden voor het analyseren van de overige stimuli. Hoe meer neurale activiteit een stimuli produceert hoe
groter de kans is dat we die bewust ervaren.
Werkgeheugen: De actieve bewuste geest.
Het model van Alan Baddeley (1986, 2006) verdeeld het werkgeheugen in aan tal van aparte maar
samenwerkende componenten.
‣ Fonologische lus: Verantwoordelijk voor het vasthouden van verbale informatie.
‣ Visueel-ruimtelijk schetsblok: Verantwoordelijk voor het vasthouden van visuele en ruimtelijke informatie.
‣ Centrale uitvoerende macht: Verantwoordelijk voor het coördineren van de activiteiten van de geest en
voor het aanvoeren van nieuwe informatie in het werkgeheugen vanuit het zintuigelijke en
langstermijngeheugen.
Verbaal werkgeheugen: De fonologische lus.
Kortetermijngeheugen-span: De meeste mensen kunnen een beperkt aantal nummers, woorden of items in
het hoofd en na een korte weer opzeggen. Dit noemt men de kortetermijngeheugen-span. Volgens het
model van Baddeley kan men dit beter: de fonologische lus van het werkgeheugen noemen. Gemiddeld
7+-2 items.
Fonologische lus: Dit is het deel van het werkgeheugen dat verbale informatie vast kan houden door het
subvocaal te herhalen. Items die niet subvocaal herhaalt worden verdwijnen snel.
• Mensen kunnen over het algemeen materiaal wat ze in 2 sec kunnen opzeggen vasthouden.
• Mensen die sneller praten kunnen meer materiaal vasthouden.
• De span voor woorden met 1 lettergreep is groter dan de span voor woorden met meerdere lettergrepen.
• Elke manipulatie die de persoons mogelijkheid tot het articuleren van de woorden onderbreekt, stoort de
met het verbale kortetermijngeheugen (Baddeley, 2003).
• Chinese mensen kunnen, omdat hun nummers uit een enkele lettergreep bestaan, meer nummers in hun
kortetermijn-span houden. Hierdoor weten we dat de articulatie tijd invloed heeft op de geheugen-span.
Werkgeheugen-span
Bij het beoordelen van cognitieve prestaties word vaak gebruikt gemaakt van werkgeheugen-test. Zo’n test
bestaat uit het onthouden van een aantal items waarna men gevraagd word iets te doen met die items.
Het werkgeheugen-span is vaak 2 items korter als het geheugen-span en laat gedurende de kinderjaren
verbetering zien en neemt af naarmate men ouder word.
- De mentale middelen die nodig zijn om informatie te verwerken concurreren met de middelen die nodig
zijn om informatie op te slaan.
- In vergelijking met geheugen-span taken worden werkgeheugen-span taken meer geassocieerd (of
gelden als voorspellende indicator) met belangrijke hogere level vaardigheden zoals lezen, schrijven,
wiskunde, geheugen-strategieën, en IQ.
De belangrijke functie van het werkgeheugen kan men zien als je gaat kijken naar wat er gebeurt als men 2
taken tegelijk moet doen, zoals autorijden en praten (op de telefoon). Automatische taken die beide een
deel van het werkgeheugen gebruiken. Hieruit blijkt dat:
• Het aannemelijker is dat men een ongeluk krijgt.
• Het aantal rij-fouten verdubbeld word.
• Borden en straatnamen gemist worden tijdens het bellen.
• Het storende e ect geldt voor zowel handsfree bellen als met de hand.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 7 van 133
ff