1.Vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen;
Opbouw zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel wordt onderverdeeld in een centraal zenuwstelsel (CZS) dat opgesloten ligt binnen
de holte van de schedel en in de wervelkolom, en een perifeer zenuwstelsel (PZS) dat via
zenuwcellen het CZS verbindt met alle regionen van het lichaam. De cellichamen van deze
zenuwcellen liggen binnen het CZS in het ruggenmerg en in de hersenstam, of buiten het CZS in
verspreid liggende ganglia (zenuwknopen).
Functie zenuwstelsel
-Interne en externe mileu meten
-Integreert informatie van zintuigen
-Coördineert gewilde en ongewilde reacties van orgaanstelsels
Centrale zenuwstelsel.
Het CZS wordt in vier hoofdgebieden verdeeld:
1) de grote hersenen
2) de kleine hersenen
3) de hersenstam
4) het ruggenmerg.
Perifere zenuwstelsel.
Het PZS bestaat uit buiten het centrale zenuwstelsel gelegen zenuwen die opgevat kunnen worden
als bundels uitlopers met daartussen steuncellen. Het PZS bevindt zich over het gehele lichaam
Anatomisch verdeelt men het PZS in twaalf paar hersenzenuwen en dertig paar
ruggenmergzenuwen.
De hersenzenuwen staan in verbinding met de hersenen en de hersenstam en doorboren op
verschillende plaatsen de schedel.
De ruggenmergzenuwen gaan uit van het ruggenmerg en verlaten het wervelkanaal tussen de
wervelbogen door.
Functioneel bestaat het PZS uit een somatisch (willekeurig) en een autonoom zenuwstelsel
(automatisch). Het PZS heeft twee hoofdtaken: 1) Het zet prikkels in de zintuigen om in signalen en
voert deze informatie naar het CZS; 2) Het brengt informatie van de hersenen naar spieren en
klierweefsel
Zenuwstelsel Hormoonstelsel
De prikkel Via de zenuwbaan Via de bloedcirulatie
Snelheid Snel Langzaam
Aanhouden Kort Lang
Wat verzorgen ze Motorisch en sensorisch Groeien, organen
,2.Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie;
Neuronen, vormen de bouwstenen van de
hersenen. Het zijn celtypes die
gespecialiseerd zijn in het overbrengen van
informatie naar andere zenuwcellen, maar
ook naar spiercellen en kliercellen.
Elke zenuwcel bestaat uit een
cellichaam, dendrieten en
een axon (zenuwvezels).
-Het cellichaam bevat een stroperige vloeistof (het cytoplasma), en de celkern (nucleus).
-De axon is een uitloper van het cellichaam die vaak onderweg nog vertakt en eindigt bij de
zenuwuiteinden.
-Dendrieten zijn uitlopers van het cellichaam die boodschappen van andere zenuwcellen ontvangen.
-De contactpunten waar de ene zenuwcel met de andere communiceert zijn de synapsen.
De dendrieten zijn omringd met synapsen gevormd door de uiteinden van de axonen van andere
zenuwcellen. Wanneer deze cellen boodschappen sturen of ontvangen, zenden ze elektrische
impulsen langs hun axonen. De lengte van zo’n axon kan variëren van een millimeter tot ongeveer
een meter of meer. Veel axonen zijn bedekt met een laag myeline. Dit zorgt ervoor dat de geleiding
van elektrische signalen langs het axon versnelt. Myeline wordt gemaakt door speciale cellen, de
zogenaamde gliacellen.
-3 soorten neuronen
1-Unipolair neuron (Sensibele neuronen)
dendrieten en axon loopt in elkaar over, cellichaam ligt aan een zijde
Zijn de meest sensibele neuronen
Gaan via de afferente baan
2- Miltipolair neuron (Motorische neuronen)
Heeft 2 of meer dendrieten en 1 axon
Zijn motorische neuronen
Gaat via de efferente baan
3-Bipolaire neuronen (Schakel neuronen)
Hebben 2 uitlopers, 1 dendriet en 3 en 1 axon
Zijn zeldzaam en komen voor in speciale zintuigen
Neuronen omtrent zien ruiken horen
3.Legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof;
Het zenuwweefsel van het CZS kan worden verdeeld in grijze stof en witte stof. De grijze stof bevat
de cellichamen van de zenuwcellen, de ongemyeliniseerde (zonder vettig laagje) uitlopers en de
communicatiepunten (synapsen). De witte stof bevat overwegend gemyeliniseerde (vettige)
uitlopers, voor snelle signaalgeleiding van en naar het lichaam. In de grote hersenen ligt de grijze stof
als een schil over de witte stof heen. In het ruggenmerg ligt de grijze stof centraal en heeft op
dwarsdoorsnede de vorm van de hoofdletter H, ook wel aangeduid als ‘vlinderfiguur’.
,4.Benoemt de verschillende gliacellen en hun functies.
Naast zenuwcellen zijn er ook nog andere cellen in de hersenen te vinden. Deze cellen heten
gliacellen (glia is Grieks voor “lijm”). Van deze cellen is lang gedacht dat ze alleen ondersteuning
boden voor zenuwcellen. De wetenschap richtte zich daarom vooral op de 86 miljard zenuwcellen in
de hersenen. Maar nieuw onderzoek wijst op een veel belangrijkere rol voor de gliacellen bij het
uitvoeren van hersenfuncties.
Zo ondersteunen ze het hersenweefsel door te zorgen voor stevigheid en ze maken de isolatielaag
myeline. Daarnaast ruimen gliacellen dode of kapotte cellen op zijn ze betrokken bij het in
standhouden van de bloed-hersen barrière.
Astrocyten Zijn steuncellen die de bouwstenen van de bloed-hersen barrière vormen.
Zij zorgen er dus voor dat niet alle stoffen uit het bloed de hersenen kunnen
bereiken.
Ze zitten voornamelijk in het centraal zenuwstelsel en beschermen
voornamelijk de neuronen.
Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor de chemische omgeving van de
zenuwcellen.
Wetenschappers denken dat ze mogelijk een belangrijke rol spelen bij het
ontstaan van epilepsie en de Ziekte van Parkinson
Oligodendrocyten Maken myeline aan om de verbinding tussen zenuwcellen te beschermen.
Ze zijn alleen aanwezig in het centrale zenuwstelsel.
Ependycellen Vormen een membraan rondom het systeem van ventriekels.
In de ventriekels bevindt zich hersenvocht dat word aangemaakt door de
ependycellen.
Daarnaast zorgen de ependymocyten ervoor dat het hersenvocht in beweging
blijft en gecirculeerd wordt door het zenuwstelsel.
Microglia Verwijderen schadelijk materiaal zoals virussen uit het centrale zenuwstelsel
en zijn een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem.
Les 2
Het actiepotentiaal
1.Legt uit hoe een actiepotentiaal ontstaat en verloopt;
Cellen kunnen met elkaar communiceren via chemische stoffen zoals hormonen en via elektriciteit
met de zenuwen. Om te communiceren via de zenuw is een actiepotentiaal nodig. Actiepotentiaal of
potentiaalverschil is een term die wordt gebruikt wanneer positieve en negatieve ladingen
gescheiden worden gehouden, waarbij er een potentiële elektrische stroom opgewekt kan worden.
In de cel drukken we de potentiaal uit in milli volt oftewel in 1000 ste volt. Omdat in de cel de
potentialen worden gescheiden door een celmembraan noemen we dat potentiaal het
membraanpotentiaal. We hebben namelijk te maken met twee compartimenten die zijn gescheiden
door het celmembraam: intracellulair en extracellulair. In beide compartimenten zit een andere
concentratie van ionen zoals natrium en kalium. Hierdoor zal een effect optreden dat we diffusie
noemen, waardoor ionenflux optreedt. Ionenflux,oftewel verplaatsen van ionen hangt af van het
concentratie verschil en de permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van het celmembraam. Ionenflux zorgt
daarop weer voor het potentiaal.
Er bestaat concentratie verschil van Natrium en Kalium binnen en buiten de cel. Het Kalium
concentratie is intracellulair ongeveer 28 keer hoger dan extracellulair. Voor Natrium geldt het juist
, andersom, extracellulair is de Natrium concentratie ongeveer 14x keer hoger dan intracellulair. Als
onderdeel van homeostase is dit eigenlijk altijd het geval, sterker nog als dit niet het geval is kun je
ernstig ziek worden (elektrolytstoornissen).
Dit concentratieverschil zorgt voor diffusie van hoge concentratie naar lage concentratie. Dus dan
kan Kalium de cel uit en natrium de cel in. Om de homeostase te bewaren hebben de Natrium-
Kaliumpomp die werkt 3Na naar buiten en er komt 2K naar binnen. Er heerst dan een balans van
ionen die de cel ingaan en uitgaan.
Hierdoor stelt er een rustpotentiaal in. Een rustpotentiaal van een cel is -70 millivolt, Dat betekent
dat het intracellulair relatief negatief geladen is ten opzichte van extracellulair. Het potentiaalverschil
wordt voornamelijk bepaald door Natrium en Kalium. Het potentiaalverschil heeft invloed op de
permeabiliteit van de celmembraan. Dit betekent dat eerst het Natrium met veel moeite diffundeert
de cel in, maar dat bij een drempelwaarde de deuren ineens worden opengezet waardoor Natrium
veel makkelijker de cel in kan.
Alle cellen hebben een rust potentiaal, maar alleen spiercellen en zenuwcellen kunnen een
actiepotentiaal genereren. De belangrijkste principes bij een actiepotentiaal zijn:
1. Dat de Natrium concentratie op een gegeven moment de drempelwaarde haalt, waardoor natrium
super snel de cel binnen stroomt en net iets later gaat de Kalium pas in
2. Een actiepotentiaal is altijd hetzelfde, er bestaat geen sterke of zwakke actiepotentiaal een
actiepotentiaal is een actiepotentiaal.
We beginnen met een rust potentiaal van -70 millivolt, daarna probeert de Natrium stukje bij beetje
de cel in te komen. Dat lukt op een gegeven moment en dan wordt een drempelwaarde van -60
millivolt overschreden. De deuren gaan open en natrium gaat massaal de cel in waardoor de cel
steeds positiever geladen wordt. Tot plus 30 millivolt, dan gaat de kalium reageren en de cel weer
uit. Waardoor de cel steeds meer negatief geladen wordt, dat schiet altijd een beetje door
(Hyperpolarisatie) , maar dat herstelt zich weer. Dan is er dus elektrisch herstel. Nu is er een
rustpotentiaal. Vanwege homeostase moeten alle Kaliums en Natriums die in de cel zijn verplaatst
wel weer terug naar mijn oorspronkelijke plaats. Dat doet de Natrium-Kaliumpomp, als die klaar is de
oorspronkelijke situatie dus weer terug en dat noemen we de refractaire periode. Gedurende de
refractaire periode kan een celmembraan niet opnieuw worden geprikkeld, erna wel weer. Een
actiepotentiaal duurt ongeveer twee milliseconde en een cel kan maximaal 500 actiepotentialen per
seconde vuren.
Oranje = Rustpotentiaal
Lichtgroen = Drempelwaarde
Donkergroen = Depolarisatie
Blauw = Repolarisatie
Paars = Hyperpolarisatie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evabie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.