Week 1
College 1
Een van de eerste filosofen: Socrates
- Wat is …?
> Hij vraagt iets, mensen geven antwoord en hij vraagt vervolgens steeds meer door en blijft vragen,
tot hij overtuigd wordt.
> Hij gebruikte hier een systematische set van vragen voor:
* Wat bedoel je precies?
* Welke argumenten kun je me geven voor dit idee?
* Maar is dat écht waar?
Psychologie is de wetenschap van de “mind”, vragen die daarbij horen:
- Wat is de “mind” > colleges 1-4
- Wat is wetenschap > colleges 5-6
- Vrije wil > college 7
Wat is zelfcontrole (wat is de “mind”):
Oud idee: Zelfcontrole zijn de bloed glucose niveaus
- Dit is dus een fysiek iets
Nieuwer idee: Zelfcontrole is de overweging die het wint van de impulsen
- Dit is iets mentaals, wat in conflict is met impulsen, wat gezien wordt als iets fysieks.
Ander idee: Zelfcontrole is zelf-geïnitieerde manipulatie van de omgeving om botsende impulsen te
reguleren om te zorgen voor op de langere termijn gewaardeerde doelen.
- Het is niet beperkt tot het lichaam of hersenen, maar de omgeving hoort hier ook bij.
* Er zijn dus verschillende ideeën en die hebben invloed op hoe je je gedraagt en denkt als
psycholoog.
Wat is zelfcontrole (wat is wetenschap):
- Ego depletion effect: Het is makkelijker om iets niet te eten als het ochtend is, je uitgerust bent en net
hebt ontbeten, vergeleken met wanneer het wat later is op de middag, je moe bent en al even niks hebt
gegeten.
> Dit was niet te repliceren, terwijl dit eerst heel erg populair was.
Mind-body probleem: Wat is de relatie tussen de “mind” en het lichaam?
Mind-body dualisme: Het mentale en fysieke zijn beiden echt. Beiden kunnen niet gelijkgesteld
worden aan elkaar.
- Waar hebben we het precies over als we praten over het mentale en het fysieke?
> Substance dualisme: Dingen
> Property dualisme: Eigenschappen
* Dingen zoals de hersenen hebben fysieke en mentale eigenschappen (de vorm en gewicht van de
hersenen en herinneringen, denken)
> Predicate dualisme: Termen in onze taal (verschillende manieren om te praten)
* De taal die we gebruiken, psychologische termen zijn nodig voor een volledige beschrijving van de
wereld, ze kunnen niet beperkt worden tot fysieke termen.
* Je kan mentale termen niet vervangen met fysieke termen, zonder informatie te verliezen.
Substance dualisme: Mentale substanties en fysieke substanties zijn beiden echt, beiden kunnen niet
worden gelijkgesteld aan elkaar.
Descartes: “mind” en lichaam zijn 2 losse substanties, die onafhankelijk van elkaar kunnen leven.
(Cartesiaans dualism)
- “Mind”: Een denkend iets, is niet iets verlengd.
,- Lichaam: Een verlengd iets, kan niet denken.
* Ik twijfel, dus ik ben/Ik denk, dus ik ben.
- Het enige dat hij niet kan betwijfelen, is dat hij twijfelt, en dus denkt. Dit is iets los van het lichaam,
dus dit zijn 2 losse substanties.
Welke argumenten heb je voor substance dualisme?
- Leibniz: X=Y alleen wanneer X en Y alle eigenschappen delen (biljartballen)
> Lichaam en “mind” kunnen niet hetzelfde iets zijn, want je kan het bestaan van je lichaam
betwijfelen, maar niet het bestaan van je “mind”.
Tegenargumenten substance dualisme:
- Prinses Elisabeth van Bohemia, het interactie probleem:
* Hoe kan een immateriële substantie reageren op een materiële substantie?
> Er was geen bewijs hiervoor, dus dit is een groot tegenargument van substance dualisme.
- The morning star and the evening star
* Dit is de planeet Venus, die op verschillende plekken te zien is, op verschillende tijden.
* We kennen het als 2 dingen, maar het is één ding.
> Dus uiteindelijk zou iets dat we als 2 dingen zien, toch 1 ding kunnen zijn (lichaam en “mind”).
Introduction (PoM, B&B)
Analytische filosofie: Focust op precieze conceptuele analyse.
Mind: Staten, capaciteiten en processen die normaal “mentaal” denken, waarnemen, wensen, hopen,
bedoelen etc. worden genoemd.
Het doel van filosofie is om te analyseren en conceptueel te verhelderen.
- Dus niet om te speculeren, wat de empirische natuur van wetenschappelijke theorieën tegengaat.
Het is niet per se dat filosofen denken dat ze de “mind” compleet kunnen uitleggen en verklaren, maar
het is meer een doel om bestaande analyses te verbeteren door protesten en ontbrekingen te
identificeren.
Filosofie is gebaseerd op de ontdekkingen van psychologen en neurowetenschappers, hierop gaan zij
verder beargumenteren en redeneren. Vervolgens baseren psychologen en neurowetenschappers hun
onderzoeken weer op de theorieën van de filosofen.
H1: The mind-body problem (PoM, B&B)
Veel mensen denken tegenwoordig dat mentale staten en processen tot een ander gebied van realiteit
behoren dan het fysieke gebied dat bestudeerd wordt door natuurlijke wetenschappen.
- Filosofen denken dat het proberen uit te leggen van de “mind” als een set van natuurlijke, fysieke
fenomenen de enige manier vooruit is om te begrijpen wat deze fenomenen zijn, hoe ze kunnen
bestaan en hoe ze ons gedrag en onze levens kunnen vormen.
Mind-body probleem: Hoe kunnen we de “mind” uitleggen als een natuurlijk fenomeen zonder te
refereren naar immateriële zielen of andere niet-natuurlijke fenomenen.
Voorbeelden van problemen:
- Hoe kunnen subjectieve kwaliteiten zoals smaak, voelen van een kriebel, zien van de kleur rood deel
zijn van een objectief fysiek wereldbeeld?
> Hierdoor kan je snel geneigd zijn om te denken dat de “mind” een niet-fysieke entiteit zijn, maar dit
idee is problematisch.
1.1: Substance dualism (PoM, B&B)
Substance dualisme: Mensen bestaan uit 2 delen, een materieel lichaam en immateriële ziel.
- De ziel wordt beschouwd als de zetel van onze mentale staten en processen.
- Lichaam en ziel kunnen los van elkaar bestaan, ze zijn aparte substanties.
,> Betekend niet dat ze ook echt gescheiden van elkaar zijn, er is een constante interactie tussen de
twee.
Dit wordt vaak geassocieerd aan religie, leven na de dood, spiritisme en paranormale fenomenen.
- Niet volgens Descartes.
Descartes: Dacht niet dat de ziel een specifieke geestelijke vorm heeft of dat het gemaakt is van iets
immaterieels.
- De ziel neemt geen ruimte in, het heeft geen “extension”.
> Alleen materiële dingen hebben een verlenging, volgens hem.
- De essentie van immateriële ziel is het “denken”: Dit bestaat uit intellectuele mentale processen en
alle bewuste processen (inbeelden, waarnemen, verlangen, geloven, twijfelen, hopen, dromen).
- Zijn substance dualisme is een product van zijn zoektocht naar de fundamenten van de
wetenschappelijke kennis.
> Volgens hem moeten deze bestaan uit kennis die niet te betwijfelen is.
> Zulke kennis kun je vinden door alles te betwijfelen wat we aannemen voor waarheid, in de hoop
om kennis tegen te komen die we absoluut niet kunnen betwijfelen.
- Hierin was Descartes heel erg radicaal, zijn twijfelen was soms niet realistisch, waardoor je in
principe overal aan kan twijfelen.
- Volgens hem is het enige ding waar we niet over kunnen twijfelen: “Er is iets of iemand die op het
moment aan het twijfelen is.”
> Ik denk, dus ik besta.
- Volgens hem kunnen materiële objecten niet nadenken, daarom neemt hij substance dualisme aan
voor waarheid.
Gottfried Leibniz: We kunnen alleen zeggen dat x echt hetzelfde is als y, wanneer x en y al hun
eigenschappen delen. > identity of indiscrenibles.
- 2 biljartballen kunnen precies dezelfde vorm, kleur en gewicht hebben, maar toch zijn het 2
biljartballen
> Dit komt omdat ze niet dezelfde plek in tijd en ruimte hebben, als ze deze eigenschap zouden delen,
dan zou er maar 1 biljartbal zijn.
- Dit principe kan gebruikt worden om te beargumenteren dat de “denkende ik” niet dezelfde entiteit
kan zijn als het materiële lichaam of hersenen.
> We kunnen het bestaan van ons lichaam en hersenen betwijfelen, maar we kunnen niet ons bestaan
als denkende (twijfelende) dingen betwijfelen.
Cartesian Dualism: Dualisme van Descartes.
- Denkende “ik” is een immateriële entiteit en staat los van het materiële lichaam, maar interacteert
hier wel mee.
- De denkende “ik” staat los van de buitenwereld. Het is indirect verbonden aan de buitenwereld door
de zintuigen (die geven input voor de geest) en gedrag (dat is de output van de geest).
> Kennis van de wereld zit in de geest, maar bestaat uit “ideeën” en deze gaan over de wereld.
Gedachten zijn de manipulatie van deze ideeën.
> True knowledge bestaat uit ideeën die overeenkomen met hoe de wereld écht is.
Dit zijn dus 2 ideeën van Cartesiaans dualisme, maar er zijn veel mensen die maar 1 van de 2
aannemen als waar.
Het enige principe van dualisme wat niet kan worden weerlegt, is het argument van twijfelen.
- We kunnen er niet aan twijfelen, dat er iemand is (ik) die twijfelt.
- Je kunt dus niet twijfelen aan je denkende (twijfelende) “ik”, maar wel aan je materiële lichaam, dus
kunnen ze niet hetzelfde zijn.
, Een tegenargument hiervoor is dat twijfelen geen eigenschap is van iets, dus het argument om te
zeggen dat ze verschillend zijn omdat ze twijfelen, is geen goed argument. Twijfelen is geen
eigenschap, dus kan het ook geen reden zijn om de 2 te zien als verschillende identiteiten.
Ontologie: De studie van wat er werkelijk bestaat.
- Dat lichaam en geest verschillende entiteiten zijn is een ontologische conclusie. Het gaat om een
onderscheiding die onafhankelijk bestaat van wat wij denken of weten.
Epistemologie: De studie van wat we weten en hoe we dit kunnen weten.
- Het onderscheid tussen lichaam en geest door het feit dat we twijfelen is epistemologie. Het gaat over
het lichaam en de geest zoals we die kennen.
Het argument voor substantie dualisme faalt, omdat het een ontologische conclusie trekt uit een
epistemologisch verschil.
Interactie probleem: Hoe kan een immateriële ziel zorgen dat een lichaam beweegt? Hoe kan een
materieel lichaam zorgen voor veranderingen in een materiële ziel (bv in bewuste sensorische
perceptie).
- Volgens Descartes was het feit dat we niet weten hoe lichaam en geest interacteren niet meteen een
reden om te zeggen dat er geen interactie is, we weten dat dat er is, maar we kunnen het alleen niet
uitleggen.
- Tegenwoordig weten we dat de invloed van een immateriële entiteit op fysieke processen nooit
mogelijk zal zijn (causale sluiting van de fysieke wereld).
Week 2
College 2: Behaviorism, identity theory, functionalism
Wundt probeerde introspectie wetenschappelijk te maken (gecontroleerde introspectie).
- Maar dit kan niet worden geverifieerd of gefalsificeerd door anderen.
> Een inner realm kan dus niet worden geobserveerd.
Behaviorisme is ontwikkeld als een kritiek op het onderdeel van Cartesiaans dualisme: Outer vs.
inner realm
- Focussen op gedrag (Watson, Skinner, Pavlov)
- Het beïnvloeden van gedrag, gebeurde door conditionering
- Zij negeerden de geest, want zij wilden wetenschappelijk zijn.
> Psychologie als een wetenschap van de geest lijkt onmogelijk
Ryle: Schrijft dat Cartesiaans dualisme een categoriale fout maakt.
- Het is een fout om de geest ook als een “ding” te behandelen zoals het lichaam (maar dan
immaterieel). De geest is geen ding.
> Lichamen zijn mechanismen (klokwerken) en de geest is dit niet, het is een andere categorie
> De geest zorgt voor intelligent gedrag
- Gedrag is niet onderdeel van de geest > dit verklaart behaviorisme in psychologie, gedrag is output
van de geest
- Categoriale fout: Je geeft iemand een rondleiding op de campus en laat de verschillende gebouwen
zien, dan vraagt diegene “wanneer ga je me de universiteit laten zien?”
De geest is aanwezig in intelligent gedrag, het is niet het mechanisme erachter.
De geest is een set van gedragsdispositions. De geest is dus een set van dispositions voor lichamelijk
gedrag.
- Dispositions: Neigingen om bepaald gedrag te laten zien in specifieke omstandigheden
- Drinken pakken als je dorst hebt
Ryle zei: Cartesian dualisme is fout, dit is het alternatief (behaviorisme).