Dit is een samenvatting over hoofdstuk 5 uit het boek Biologie voor jou 4 vwo. Het hoofdstuk gaat over ecologie. In de samenvatting wordt vooral veel aandacht gegeven aan de begrippen. Bij iedere paragraaf staat een begrippen lijst, wat fijn is voor bij het leren.
5.1 ecologie op alle organisatieniveaus
Ecologie = de studie van organismen en de relatie tot hun omgeving.
Environmental DNA (eDNA) = DNA sporen die organismen in hun omgeving achterlaten.
Ecogenomica = onderzoeksgebied waarbij door het genoom wordt bepaald welke soorten in
een gebied voorkomen.
Biotische factoren = alle invloeden uit de levende natuur.
Abiotische factoren = alle invloeden uit de levenloze natuur.
Soortensamenstelling = de verschillende soorten die binnen een gebied voorkomen.
Emergente eigenschappen = eigenschappen die specifiek zijn voor dat niveau.
Genoom = alle DNA-moleculen in een cel.
Organismen worden beïnvloed door hun omgeving en die organismen beïnvloeden weer die
omgeving. Abiotische factoren zijn van invloed op de soortensamenstelling.
Molecuul – cel – weefsel – orgaan – organisme – populatie – levensgemeenschap –
ecosysteem – biosfeer
5.2 organismen
Macroklimaat = grote gebieden waarbinnen hetzelfde klimaat heerst.
Microklimaat = verschillen van abiotische factoren op plaatsen in een macroklimaat.
Tolerantie = het kunnen verdragen van schommelingen in abiotische factoren.
Verspreidingsgebied (areaal) = gebied waar een soort op aarde voorkomt.
Tolerantiegrens = de uiterste waarden waarbij organismen van een soort kunnen overleven.
Beperkende factor = factor die bepaalt hoeveel organismen in een gebied kunnen overleven.
Optimum = de factorwaarde die het gunstigst is voor organismen.
Humus is een organisch materiaal bestaande uit organische en anorganische stoffen en
micro-organismen. Humus verbetert de structuur van de bodem en voorkomt uitspoeling
van mineralen naar het grondwater.
Eigenschappen van de bodem die invloed hebben op de soortensamenstelling in een
ecosysteem zijn: pH, de grondwaterstand en de concentratie mineralen.
Licht is een andere abiotische factor die invloed heeft op organismen. Licht heeft invloed op
het tijdstip waarop planten bloemen vormen en het tijdstip van paring en eileg bij vissen,
amfibieën en vogels.
Water is ook een abiotische factor. Naarmate het milieu droger is, hebben planten beter
ontwikkelde wortelstelsels die dieper de grond in groeien.
, Landplanten in een vochtig milieu: bladeren met veel huidmondjes en een dunne cuticula
(waslaagje). Landplanten in een droog milieu: weinig huidmondjes en een dikke cuticula.
Voor waterdieren zijn het zuurstofgehalte en het zoutgehalte van het water van belang.
Chemische processen in organismen worden geregeld door enzymen, deze activiteit is
afhankelijk van de temperatuur. Bij lage temperatuur is de enzymactiviteit klein en bij hoge
temperatuur groot. Bij een te hoge temperatuur gaan enzymen kapot.
Organismen kunnen zich op diverse manieren aanpassen aan het milieu waarin zij
voorkomen. Die aanpassingen zijn erfelijk bepaald. Het vermogen van organismen om dit te
verdragen = tolerantie. In een tolerantiegebied is er sprake van stresszones = zone met
weinig individuen, die zich niet voortplanten. Soorten met een grote tolerantie hebben een
groot verspreidingsgebied.
5.3 populaties
Concurrentie = competitie tussen individuen van dezelfde populatie (voor voedsel, ruimte…).
Niche = de rol die een bepaalde populatie speelt in het geheel van relaties in een
ecosysteem.
Coöperatie = samenwerking tussen individuen van dezelfde populatie.
Symbiose = het langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten.
Mutualisme = vorm van symbiose waarbij beide soorten voordeel hebben van de
samenleving.
Commensalisme = vorm van symbiose waarbij een van beide voordeel heeft en de ander
geen voordeel en geen nadeel heeft.
Parasitisme = vorm van symbiose waarbij een organisme op of in een organisme van een
ander soort (gastheer) leeft, waarbij de parasiet voedsel onttrekt aan de gastheer.
Populatiedichtheid = het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte- /volume-eenheid.
Verspreidingspatroon = de manier waarop individuen zich vertonen (gegroepeerd,
regelmatig verspreid of willekeurig verspreid).
Dichtheidsafhankelijke factoren = factoren afhankelijk van de populatiedichtheid
(voedselrelaties, parasitisme, ziekte en concurrentie).
Evenwicht = wanneer er sprake is van zelfregulatie in het ecosysteem.
Dichtheidsonafhankelijke factoren = factoren die vaak worden veroorzaakt door het klimaat
(strenge winter, overstroming of een bosbrand).
Geboortecijfer = geeft weer hoeveel organismen er per tijdseenheid door voortplanting
ontstaan.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yasm1neee. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,19. Je zit daarna nergens aan vast.