Maatschappijleer hfdst 4 Pluriforme samenleving paragraaf 4.1
t/m 4.7
§4.1 Wat is een pluriforme samenleving?
Waarmee hangen cultuurverschillen samen?
Pluriforme samenleving; een samenleving waarin veel verschillen tussen mensen bestaan in
levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.
Cultuur; alle waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde kenmerken die leden
van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend
beschouwen. Belangrijke cultuurkenmerken:
Waarden > vrijheid van meningsuiting
Normen > gelijke behandeling
Kunst, sport, muziek, eetgewoonten & feestdagen
Functies van een cultuur:
1) Socialisatiefunctie; de cultuur, van de groep waartoe je behoort, bepaalt een deel
van je persoonlijkheid.
2) Mensen met dezelfde cultuur hebben een gemeenschappelijk referentiekader met
deels dezelfde normen, waarden en gewoonten > begrip voor elkaar & makkelijk
proces van uitwisselen van gedachten en gevoelens.
3) Gedrag regulerende werking; aansturen van het menselijk gedrag (denken & doen)
voor een geordend en voorspelbaar verloop.
Dominante cultuur; alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die de
meerderheid van de bevolking met elkaar deelt en als vanzelfsprekend beschouwt.
- Subcultuur; van de dominante cultuur afwijkende cultuurkenmerken binnen een
bepaalde groep.
Pluriforme samenleving > grote culturele diversiteit; de aanwezigheid van veel
verschillende subculturen en levensstijlen. Hangt samen met diverse factoren:
1) Woonomgeving;
2) Generatie > ander referentiekader > wederzijds onbegrip;
3) Maatschappelijke positie (opleiding, beroep & inkomen);
4) Gender; de culturele verschillen tussen mannen & vrouwen. Afhankelijk van
persoonlijke keuzes & rolpatronen; algemene verwachtingen en opvattingen over
hoe iemand zich hoort te gedragen. Of je je man/vrouw voelt hoort ook bij het
begrip gender;
5) Migratieachtergrond > diverse etnische achtergronden > etnische subculturen; je
onderling verbonden voelen door je land van herkomst en de daarbij horende
cultuurkenmerken;
- Autochtoon (geboren in Nederland) & allochtoon (zelf of ouders geboren in
buitenland), wordt tegenwoordig persoon met migratieachtergrond genoemd.
6) Godsdienst en levensbeschouwing.
, (Dominante)culturen > dynamisch, verschillen in de loop van de tijd, per plaats & per groep.
Verandering vinden vaak plaats o.i.v. subculturen & tegenculturen; groepen die zich
verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur en die willen veranderen >
vrouwenbeweging jaren 60, klimaatbeweging & Black Lives Matter.
Sociale cohesie, onderlinge verbondenheid, is van belang in een samenleving. Zorgt voor:
- Rekening houden met elkaar;
- Iets voor elkaar/gemeenschap te doen;
- Onderling vertrouwen;
- Vertrouwen in media, politiek & rechtsstaat.
§4.2 Cultuur & identiteit
Waarin verschillen culturen van elkaar?
Belangrijkste kenmerken cultuur worden telkens overgedragen aan nieuwe leden via
socialisatie; proces waarbij iemand (on)bewust de cultuurkenmerken van de groep(en) waar
hij/zij bij hoort, aanleert. Speelt ook een rol bij cultuurveranderingen.
- Socialiserende instituties; groepen en organisaties die specifieke waarden, normen
en gewoonten overdragen (school, werk, vrienden, sportclubs, overheid, media).
Socialisatie vindt v.r.n.l. plaats via imitatie (het nadoen van gedrag) & informatie
(formele/informele regels).
Onderdeel van het socialisatieproces = sociale controle; de manier waarop mensen anderen
stimuleren/dwingen zich aan de geldende normen te houden. Te onderscheiden in:
- Formele controle: bijv. door de overheid gecheckt worden op fietsen met licht aan.
- Informele controle: bijv. je vrienden spreken je aan op je asociale gedrag.
Vind plaats in de vorm van:
- Positieve sancties: diploma (formeel) of compliment (informeel).
- Negatieve sancties: boete (formeel) of terechtwijzen (informeel).
Socialisatie leidt tot internalisatie; het eigen maken van waarden, normen en gewoonten en
het automatisch aannemen van gedrag wat de omgeving verwacht.
Socialisatie veroorzaakt de ontwikkeling van persoonlijke identiteit; het beeld dat iemand
van zichzelf heeft. Hangt voor een deel samen met je sociale identiteit; het deel van je
zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waarmee je je verbonden voelt.
Wie ben ik? > aangeboren eigenschappen & aangeleerde cultuurkenmerken.
Belangrijke dimensies spelend bij (dominante/sub)cultuurverschillen:
1) Grote vs. kleine machtsafstand = mate waarin minder machtige leden van een
groep/samenleving de ongelijke verdeling accepteren.
- Grote machtsafstand > gehoorzaamheid & volgzaamheid.
- Kleine machtsafstand > assertiviteit & mondigheid.