Oefententamenvragen Behandeling: orthopedagogiek
Deze 51 oefenvragen heb ik gemaakt na het volgen van de colleges, op basis van mijn aantekeningen
en de voorgeschreven literatuur. Ik heb het tentamen nog niet gemaakt, dus ik heb alle vragen en
antwoorden zelf bedacht: ik hergebruik geen vragen uit het tentamen. De vragen heb ik gerangschikt
per college (en bijbehorende literatuur). De antwoorden staan aan het eind van dit document.
College 1
1. Wat is geen kenmerk van gedragsmodificatie?
A. Problemen definiëren in termen van gedrag dat we kunnen meten.
B. Methodes en rationales precies beschrijven zodat ze gerepliceerd kunnen worden.
C. Aantoonbaar maken gemaakt dat de interventie de oorzaak is van de
gedragsverandering.
D. Geen verantwoordingsplicht bij ouders, interventie vindt enkel plaats in therapeut-client
interactie.
2. Waarom is het belangrijk ons in de behavioristen te verdiepen?
A. Ze hebben jaren gewerkt aan experimenten om operante conditionering te begrijpen, dit
moet niet vergeten worden.
B. Zij gaven een nieuwe verklaring voor afwijkend gedrag, en deze verklaringen leidden tot
nieuwe behandelingen.
C. Zij ontrafelden als eersten de behavior trap.
D. Zij ontwikkelden in het begin van de 20e eeuw de eerste intelligentietesten, waardoor
kinderen voor het eerst niet als kleine volwassenen werden gezien.
3. Wat was uniek aan de inzichten van Hippocrates?
A. Hij gaf als één van de eersten een lichamelijke verklaring voor a-typisch gedrag.
B. Hij gaf als één van de eerste een bovennatuurlijke verklaring voor a-typisch gedrag.
C. Hij speelde een belangrijke rol bij het bedenken van de zinktest.
D. Hij voerde de eerste chirurgische lobotomie uit.
College 2
4. Wat is geen ongeconditioneerde stimulus?
A. (diep) water
B. Een kleine ruimte
C. Tentamenboek
D. Gevaarlijke dieren
1
,5. Wat is in het experiment van Pavlov de geconditioneerde stimulus (CS)?
A. De hond
B. De bel
C. Het vlees
D. Kwijlen
6. Casus. Tessa ziet een hond lopen, ze loopt op de hond af en wordt gebeten, Tessa is daarna
angstig voor honden. Welke twee variabelen worden gepaard is deze higher order
conditioning?
A. Kind + angst
B. Hond + bijten
C. Bijten + angst
D. Hond + angst
7. Wat is geen respondent behavior?
A. Gedrag dat opgewekt wordt door voorgaande stimuli
B. Gedrag dat onvrijwillig is
C. Gedrag waarbij vaak spieren en klieren bij betrokken (speeksel, zweten, hartslag).
D. Gedrag dat ontstaan is door consequenties
8. Kees zoekt hulp voor zijn vlinderfobie. Hij vindt drie therapeuten met elk een eigen aanpak:
- Therapeut 1 zal Kees meenemen naar een vlindertuin, om daar met hem een wandeling
te maken en te leren ontspannen zodat hij direct over zijn fobie heen is.
- Therapeut 2 zal Kees op zijn kantoor vragen zijn ogen te sluiten en zich voor te stellen dat
hij over de heide loopt en een vlinder ziet, en hierbij ontspanningsoefeningen doen.
- Therapeut 3 zal Kees meerdere keren uitnodigen op kantoor, de eerste keer zal hij Kees
naar een foto van een vlinder laten kijken, de tweede keer zal er een vlinder onder een
stolp te zien zijn en de derde keer zullen ze naar de vlindertuin gaan. Alle sessies zullen er
ontspanningsoefeningen gedaan worden.
Hoe heten deze verschillende vormen van therapie?
A. 1 = flooding, 2 = imaginaire exposure, 3 = desensitisatie
B. 1 = cognitieve gedragstherapie, 2 = relaxatie, 3 = shaping
C. 1 = physical guidance, 2 = shaping, 3 = framing
D. 1 = physical guidance, 2 = cognitieve gedragstherapie, 3 = shaping
2
, College 3
9. Wat is het Premack principe?
A. Gedrag dat veel voorkomt gebruiken voor gedrag dat weinig voorkomt.
B. Gedrag dat weinig voorkomt gebruiken voor gedrag dat veel voorkomt.
C. Gedrag dat veel voorkomt gebruiken voor gedrag dat veel voorkomt
D. Gedrag dat weinig voorkomt gebruiken voor gedrag dat weinig voorkomt.
10. Casus. Marijn kampt met sociale angst. Je wilt dat Marijn vaker gaat spelen met andere
kinderen. Je laat Marijn deelnemen aan een klein speelgroepje. Na het spelen geef je Marijn
een geprogrammeerde beloning: een snoepje. Na een tijdje heeft het kind zoveel positieve
ervaringen opgedaan met spelen dat deze geprogrammeerde beloning wordt vervangen
door een natuurlijke beloning (fijne speelafspraak, plezier). Hoe heet dit principe (een
geprogrammeerde beloning langzaam vervangen voor een natuurlijke beloning)?
A. Motivation Operation Thinning (MOT)
B. Behavior trap
C. Reinforcement Changing Platform (RCP)
D. ABA therapie
11. Casus. Casper komt altijd te laat bij afspraken. Zijn therapeut besluit hem de komende vijf
sessies te belonen als hij op tijd komt. Van welke differential reinforcement is hier sprake?
A. Differential Reinforcement of Low rates (DRL)
B. Differential Reinforcement of zero Responding (DRO)
C. Differential Reinforcement of Alternative behavior (DRA)
D. Differential Reinforcement of Incompatible behavior (DRI)
12. Wat is operant extinction?
A. Geen bekrachtiging geven van gedrag dat we niet willen zien, maar voorheen aangeleerd
is door reinforcing, waardoor een persoon dit gedrag een volgende keer in dezelfde
situatie minder waarschijnlijk zal vertonen.
B. Het paren van een neutrale stimulus en een ongeconditioneerde stimulus, waardoor
deze samen een geconditioneerde stimulus vormen, welke effect hebben op een
geconditioneerde reactie.
C. Een kind vertoont na het starten van de interventie opeens veel meer probleemgedrag
dan voorheen, het gaat zich verzetten.
D. Het aanleren van gedrag middels verschillende positieve bekrachtigingen:
consumeerbaar, sociaal en activiteiten.
3