Inleiding methodenleer
HOOFDSTUK 1
Psychologen verklaren waarnemingen over gedrag, emoties en denkvermogen omdat zij veel
onderzoek hebben gedaan naar mensen en dieren in hun natuurlijke omgeving onder specifieke
leefomstandigheden. Empiristen trekken conclusies op basis van systematische
waarnemingen/onderzoeken.
1.1 Perceptie van het verleden
Vroeger geloofde men dat de mens door God was gemaakt; het lichaam was de behuizing van een
onsterfelijke ziel, en psychotische mensen waren bezeten door demonen. De wereld was ook gericht
op mannen, en van vrouwen werd gedacht dat ze dom waren.
1.2 Potentiële bronnen van kennis
Hoe weten we wat we weten? Daarvoor worden in de wetenschap verschillende kennisbronnen
gebruikt. Er zijn verschillende potentiële bronnen van kennis:
o Intuïtie: onderbuikgevoel over iets dat aan de hand zou kunnen zijn. Dit speelt een
belangrijke rol bij het verwerken van kennis aan het begin van een wetenschappelijke
ontdekking.
Nadeel: moeten we iemand geloven op basis van zijn intuïtie? We weten niet precies wat het
is, en daarom weten we niet wanneer intuïtie een verkeerde inschatting maakt.
o Persoonlijke ervaring: nieuwe ideeën komen vooruit uit persoonlijke ervaring.
Nadeel: geen goede bron van kennis omdat er geen vergelijkingsgroep is en er confounds
optreden. Wanneer een kennisbron geen controlegroep heeft of wanneer confounds
optreden, ontstaat een validiteitsbedreiging. De bron of het onderzoek wordt bedreigd,
doordat niet gemeten wordt wat men wil weten. Er zijn dan alternatieve verklaringen.
o Autoriteit: verschillende bronnen van autoriteit delen informatie over een bepaald gebied.
Wetenschappelijke autoriteiten zijn betrouwbaarder dan andere informatiebronnen, maar
dat betekent niet dat ze 100% betrouwbaar zijn.
Een vorm van vertekening die vaak voorkomt bij het gebruik van deze bronnen is confirmation bias =
alle informatie die de overtuiging bevestigt wordt in aanmerking genomen. De keren dat de
overtuiging niet wordt bevestigd zijn niet relevant.
Een andere vorm van vertekening die kan optreden is de present/present bias = men richt zich alleen
op het moment dat beide variabelen aanwezig zijn. Men neemt dus niet waar wanneer een variabele
afwezig is, maar alleen op de hit.
De wetenschappelijke methode is een goede bron van informatie omdat deze vorm gebaseerd is op
onderzoek. In de wetenschap ligt het gezag niet bij een persoon maar bij de feiten en is daarom zeer
betrouwbaar. Een wetenschapper zal altijd feiten, gegevens en onderzoeksmethoden als bewijs
moeten presenteren.
1
,1.3 Onderzoek gebruikers en consumenten
In de psychologie kun je verschillende rollen spelen, waaronder deze twee:
o Onderzoeksproducenten: maken, observeren, onderzoeken en vastleggen van gegevens. Zij
doen dus het onderzoekswerk zelf.
o Onderzoek consumenten: informatie lezen en vervolgens toepassen. Zij lezen over
onderzoek zodat ze het later zelf kunnen toepassen.
↓
Psychologen doen beide: psychologische vragen beantwoorden door direct, formele observaties en
met andere praten over wat ze hebben geleerd. Baseren ook op onderzoek van anderen, dus eerst
als consument inlezen.
Voor de producentenrol is de empirische methode belangrijk omdat men moeten weten hoe een
onderzoek, volgens een juist stappenplan, opgebouwd moet worden.
Voor de consumentenrol is de methode van groot belang omdat men bij het lezen van artikelen moet
kunnen filteren welke informatie nuttig is en welke niet.
Het is noodzakelijk om het vermogen te ontwikkelen om met nieuwsgierigheid en een kritische blik
over onderzoek te lezen. Evidence-based onderzoekers zijn dus belangrijk om kwalitatieve informatie
te krijgen.
Evidence-based treatment = het psychologische werkveld moet op de hoogte blijven van de nieuwste
behandelingen en onderzoeken, zodat de juiste behandelingen kunnen worden uitgevoerd.
Behandelingen worden hier onderbouwd door onderzoek.
Daarnaast is het belangrijk dat een onderzoeker de juiste vragen weet te stellen en aan de hand van
de verkregen antwoorden een onderzoek kan evalueren = bevragen van informatie (interrogating
information).
Als consument is het belangrijk om te onderzoeken of iets wel echt zo is. Dit kan jou en je
toekomstige werknemers helpen bepalen in welke programma’s ze tijd willen steken.
1.4 Wetenschappers als empiristen
Empirisme, ook wel bekend als empirische methode of empirisch onderzoek, levert bewijs via de
zintuigen (zien, horen en voelen) of via instrumenten als timers, thermometers, vragenlijsten, enz. als
basis voor het trekken van conclusies.
Onderzoekers gebruiken vaak de theorie-gegevenscyclus (theory-data cycle) of empirische cyclus. De
empirische cyclus bestaat uit vijf stappen:
1. Observatie: wetenschappers observeren de wereld
systematisch.
2. Inductie (theorie): van iets specifieks naar iets algemeens.
3. Deductie (voorspelling): als de theorie waar is, wat
verwachten mensen van de wereld?
Het is een specifieke gebeurtenis die men zou kunnen
zien als de theorie waar is. Het moet te testen zijn.
4. Voorspellingstoetsen: kijk of de voorspelling uitkomt.
5. Evaluatie: kijken of de waarneming juist is, en hoe deze
terugslaat op de eerste waarneming.
Theory-data cycle = wetenschappers verzamelen dat om hun theorieën te testen, veranderen of
updaten. Je verzamelt data om te kijken of je voorspellingen goed waren.
Empiristen gebruiken nooit het woord ‘bewijzen’, want dan generaliseer je. In plaats van bewijzen is
het ‘ondersteunen’ of ‘zijn in overeenstemming met…’.
2
,3
, 1.5 Wat is het verschil tussen theorie en voorspelling?
Theorie = een systeem van algemene principes die proberen te vertellen hoe de wereld werkt. Het is
een reeks eenvoudige uitspraken die algemene principes beschrijven over hoe variabelen zich tot
elkaar verhouden.
Een theorie is niet direct toetsbaar, dus moet men een hypothese vormen. Hypothese = de specifieke
uitkomst die een onderzoeker verwacht te observeren in een onderzoek als de theorie klopt, en die
getoetst kan worden.
Voorspelling = concreet, het geeft precies aan wat er wanneer zal gebeuren en voor wie. Wanneer
een voorspelling wordt getoetst, worden gegevens uit het onderzoek verkregen. Dit is een compilatie
van informatie over waarnemingen. Een belangrijk aspect van wetenschap is dat ze zelfcorrigerend
is. Als soortgelijke conclusies meerdere malen worden getrokken, nadat verschillende onderzoekers
hetzelfde experiment hebben uitgevoerd, zal het vertrouwen in die theorie toenemen. Worden
andere resultaten verkregen, dan past de wetenschap zichzelf automatisch aan. De wetenschap
ontdekt dan zijn eigen fouten theorieën en corrigeert ze.
De meeste theorieën moeten falsifieerbaar zijn = een theorie moet weerlegbaar zijn, anders is ze
wetenschappelijk niet juist.
Data = een reeks observaties. Afhankelijk of de data wel of niet gelijk is aan de hypothese, bepaald of
de theorie wel of niet klopt.
↓
Hypothesen zijn vooraf geregistreerd, de onderzoeker publiceert wat naar verwachting de uitkomst
zal zijn.
1.6 Kasttheorie vs. Contactcomforttheorie
Waarom vormen mensen en dieren sterke banden met hun verzorgers?
o Kasttheorie van moeder-kind gehechtheid (cupboard theory)= een moeder is kostbaar voor
een welp omdat ze voedsel brengt. Geen honger hebben geeft een gevoel van tevredenheid.
o Contact comfort theorie = een welp is gehecht aan zijn moeder omdat de aanraking liefdevol
is.
De verschillen tussen deze twee theorieën resulteerde in het volgende experiment: een robot werd
in de nabijheid van een baby-aapje gebracht, en er ontstonden twee situaties. 1) een robotaap die
alleen melk geeft via een ingebouwde fles en 2) een robotaap die liefde en warmte geeft. De baby
aap bracht de meeste tijd door met de robotaap die liefde en warmte gaf, wat de
contactcomforttheorie ondersteunt. De baby ging alleen naar de robot die melk gaf als hij eten wilde.
1.7 Correctiemechanismen
Tijdens het publicatieproces wordt vaak gebruik gemaakt van peer review = het wetenschappelijke
artikel wordt door andere wetenschappers gecontroleerd. Replicatie van het onderzoek vindt ook
plaats aan het eind = herhalen van het onderzoek door andere onderzoekers op verschillende
plaatsen met andere methoden. Wanneer een onderzoek vele malen wordt herhaald, met dezelfde
bevindingen, krijgt de theorie de status van een ‘feit’.
Psychologische wetenschappers:
1. Empiristen in onderzoek.
2. Testen theorieën door middel van onderzoek en herzien hun theorieën op basis van de
resultaten.
3. Volgen normen in de wetenschappelijke wereld die objectiviteit en eerlijkheid voorop
stellen.
4. Hanteren een empirische benadering van zowel toegepast als fundamenteel onderzoek.
5. Maken werk openbaar, voor beoordeling en reactie en voor het delen van bevindingen.
4