Europese Rechtsgeschiedenis
Week 1: Codificatie en natuurrecht
Belang rechtsgeschiedenis
- Actuele recht sterk historisch bepaald (in het bijzonder invloed Romeins recht)
- Rechtsgeschiedenis draagt bij aan wetenschappelijke reflectie op het recht
- Rechtsgeschiedenis richtinggevend voor interpretatie actuele rechtsregels
vb.: wetshistorische interpretatie
H1 Codificatie
Codificatie – op schrift gesteld recht dat het gehele recht of een bepaald deelterrein van het
recht omvat (algemene wetboeken)
vb.: Sr, Sv, BW, Rv, Awb, GW
Recht van het Europese continet is gecodificeerd (civil law), in tegenstelling tot het Engelse
recht (common law).
“Codificatie is geschreven recht, waaraan de overheid een aan haar gezag ontleende,
uitsluitende gelding toekent; deze exclusiviteit maakt de rechtsoptekening tot een volledige. “
- Drie kenmerken
1. Een overheid, die gezag uitoefent over haar onderdanen door overheid
afgekondigd
2. Op schrift gesteld recht geschreven
3. De volledigheid van dat recht, die bewerkstelligd wordt door het machtswoord
van de overheid, dat aan dat recht exclusieve gelding verleent exclusieve
gelding/volledigheid
- Functies
1. Rechtszekerheid
2. Economische functie – het grensoverschrijdende handels- en betalingsverkeer
vraagt om eenvormige regeling
3. Politieke functie
e
- 18 eeuw: stamt uit de tijd van de Verlichting
Streven naar rechtszekerheid: wetten moeten zo duidelijk en volledig zijn, dat
rechterlijke interpretatie overbodig wordt
Montesquieu
“de rechters van de natie zijn, zoals gezegd, slechts de mond die de woorden van de wet
uitspreekt: onbezielde wezens die noch de kracht noch de strengheid kunnen matigen. “
(Over de geest van de wetten, XI, 6)
- Achtergrond: theorie van de machtenscheiding
Voorkomen van machtsconcentraties die bedreiging vormen voor de vrijheid
1
,Europese Rechtsgeschiedenis
H2 Codificatie en natuurrecht
Het natuurrecht – recht dat voortvloeit uit de menselijke natuur
- Drie kenmerken
1. Universele gelding: geldt altijd en overal, ongeacht tijd of plaats
2. Pre-positieve gelding: geldt onafhankelijk van erkenning door bevoegde
wetgevende en rechtsprekende instanties
3. Systematische opbouw natuurrecht: specifieke rechtsregels, afgeleid uit
algemene natuurrechtelijke normen
vb.: contractuele plicht tot nakoming afgeleid uit natuurrechtelijke plicht dat de
mens zijn beloftes dient na te komen (pacta sunt servanda)
Geschiedenis van het natuurrecht
De Oudheid
- Grieken kenden al natuurrecht
vb.: Aristoteles (384-322 v. Chr.) natuurrecht is onveranderlijk in tegenstelling tot door
mensen gemaakte recht
- Romeinse juristen: praktische uitwerking natuurrecht (ius naturale)
Uitgangspunt: natuurrecht is zo vanzelfsprekend, dat het geen bewijs behoeft
vb.: recht op zelfverdediging
- Natuurrecht kan niet positieve recht opzij zetten
vb.: slavernij is rechtmatig, ondanks strijd met natuurrecht
In de Middeleeuwen
- Natuurrecht ‘herontdekt’ in de Middeleeuwen vanaf de 11e eeuw
- Uitgelegd in christelijke context: natuurrecht krijgt een meer verbindend karakter
- Decretum van Gratianus (1140 n. Chr.) wetten in strijd met natuurrecht zijn nietig
“Het natuurrecht gaat door zijn waardigheid eenvoudigweg boven de gewoonte en de wet.
Want al wat door de gewoonte is aanvaard of in geschreven wetten is neergelegd, moet,
indien dat in strijd is met het natuurrecht, als nietig en krachteloos worden beschouwd’. “
- Materieel rechtsbegrip – gelding van het recht niet alleen afhankelijk van formele, maar
ook van materiële criteria
Vanaf de 16e eeuw
- Franciso de Vitoria (1483-1546)
- Kritiek op onmenselijke behandeling Indianen in de Nieuwe Wereld op grond van het
natuurrecht
- De Indianen hebben op grond van het natuurrecht eigendom van hun land. Zij kunnen
niet worden onteigend, omdat zij heidenen zijn en weigeren het Christendom te
aanvaarden
- Echter, zij zijn op grond van het natuurrecht verplicht om vreemdelingen gastvrijheid te
verlenen
2
,Europese Rechtsgeschiedenis
“onder alle naties wordt het als onmenselijk beschouwd om vreemdelingen en reizigers zonder
speciale reden slecht te behandelen en als menselijk en een plicht om gastvrij te zijn jegens
reizigers en vreemdelingen’ (De Indis, 3.1.2).”
- Indien de Indianen de Spaanse ‘reizigers’ zonder speciale reden de toegang weigeren,
handelen zij in strijd met het natuurrecht en dienen zij te worden bestraft
Rechtvaardiging voor de Spaanse kolonisering van de Nieuwe Wereld (mits op
humane wijze)
17e eeuw
1. Hugo de Groot (1583-1645) ‘vader van het natuurrecht’
- Vanaf jaren 1590: toestroom Sefardische joden (verdreven uit Spanje en Portugal), zij
vestigen zich in de Hollandse steden, met name Amsterdam
- 1615: opdracht Staten Holland en West-Friesland aan de Groot om ontwerp voor
‘jodenreglement’ (de Remonstratie)
“Vuijt dese natuerlijcke gemeenschap, dije tusschen alle menschen is, spruijt mede de
hospitaliteijt, dije ons niet alleen bij de Schriftuijre, maar oock bij de Heidensche Schrijvers
werdt gerecommandeert, de welcke bestaet in het ontfangen ende wel tracteren van
Vremdelingen. De natien, dije de Vremdelingen van haer hebben geweert, werden over alle
gescholden voor Barbaren ende onnatuijrlijcke menschen’.
De Groot, Remonstrantie, Ets Haim MS 48 EH 02, fol. 6-6v
- de Groot: joden dienen te worden toegelaten tot Hollandse steden op grond van een
‘natuurlijke plicht om vreemdelingen gastvrijheid te verlenen’
- De plicht om vreemdelingen gastvrijheid te verlenen, vloeit voort uit het natuurrecht.
Daarom geldt zij onafhankelijk van religie: ook niet-Christenen dienen te worden
toegelaten
- Over het recht van oorlog en vrede(1625)
- Context van godsdienstoorlogen: natuurrecht geldt ook als god niet zou bestaan
- Onderwerp: het recht van oorlog en vrede geldt tussen staten
natuurrechtelijk onafhankelijk van religie
vb.: vredesverdragen zijn ook tegenover ketters na te komen (pacta sunt
servanda)
- Axiomatisch-deductieve opbouw: natuurrechtelijke normen afgeleid uit
onbetwistbare uitgangspunten met betrekking tot de menselijke natuur
(‘axioma’s’)
vb.: eigendomsrecht afgeleid uit natuurlijke ‘neiging tot samenleving’
2. John Locke (1632-1704), (Second Treatise of Government, 1690)
- Natuurtoestand: natuurlijke rechten op leven, vrijheid en eigendom, daarnaast recht op
eigenrichting
- Probleem: eigenrichting partijdige toepassing natuurrecht sociaal contract:
oprichting overheid burgerlijke toestand: taak overheid: onpartijdige toepassing
natuurrecht
- Als vorst natuurlijke rechten systematisch schendt, dan hebben onderdanen een recht
op verzet
3
, Europese Rechtsgeschiedenis
- Jaren 1770: kolonisten Amerika verzetten zich tegen Engelse bestuur, invloed Locke’s
natuurrecht:
“Oplegging belastingen zonder ‘consent’ (kolonisten niet vertegenwoordigd in Engelse
parlement) systematische schending eigendomsrecht (‘natuurlijke recht op goederen’)
recht op verzet uitroepen onafhankelijkheid (4 juli 1776)”
3. Thomas Jefferson, Declaration of Independence (4 juli 1776)
18e eeuw
- Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), (Du Contrat Social, 1762)
- Eén natuurlijk recht: vrijheid
- Vrijheid betekent:
1. Zelf-wetgeving (autonomie): vrij is wie slechts is gebonden aan wetten die hij
zichzelf heeft gesteld
2. Sociale of burgerlijke vrijheid algemene wil ‘volonté générale’ gemeenschap
richtinggevend
- Consequenties:
1. Niet de vorst, maar het volk is soeverein
2. Wetten geven uitdrukking aan ‘algemene wil’
3. Geen recht buiten de wet codificatiegedachte: algemene wetboeken met
exclusieve gelding
- Invloed op Franse Revolutie (1789): ideaal volkssoevereiniteit
- Belangrijkste juridische document: Déclaration des Droits de l’Homme et du
Citoyen (Aug. 1789)
Art. 3 DDHC: “De oorsprong van iedere soevereiniteit ligt wezenlijk bij het volk. Geen
instantie, geen individu kan gezag uitoefenen dat daar niet uitdrukkelijk uit voortkomt.”
6 DDHC: “De wet is uitdrukking van de algemene wil. Alle burgers hebben het recht (…)
aan haar totstandkoming mee te werken. Zij moet voor iedereen dezelfde zijn.”
Invloed natuurrecht op codificatie
1. Natuurlijke recht op vrijheid zelfwetgeving geen recht buiten de wet (exclusieve
gelding codificatie);
2. Natuurrechtelijke nadruk op algemene normen de wet moet voor alle burgers
hetzelfde zijn (algemene karakter codificatie);
3. Systematiek natuurrecht vormt blauwdruk codificaties (van algemeen naar bijzonder)
Verschillen natuurrecht en codificatie
1. Natuurrecht geldt ongeacht erkenning door overheid in tegenstelling tot codificatie:
juist afhankelijk van erkenning (constitutief element)
2. Natuurrecht heeft universele gelding, in tegenstelling tot codificaties: hebben juist
nationaal karakter (uitdrukking bepaalde rechtscultuur). Cf. Montesquieu: recht niet
alleen niet alleen bepaald door menselijke natuur, maar ook door bijv. klimaat,
geografische ligging, staatsvorm, cultuur, religie etc.
4