Onderzoek en workshops
Onderzoek P2W1. Bedrijfs- en marketingstrategieën, marketingomgeving.
Doelen, de DIO:
Kent de strategische planning voor het bedrijf als geheel en kan de vier fasen daarin
beschrijven.
Kan strategieën bedenken en onderbouwen voor groei van de markt.
Weet hoe hij/zij de omgeving van de markt kan analyseren en de invloed hiervan op een
organisatie beschrijven.
In een marketingplan draait alles om de klant en de markt waarin deze zich begeeft. Belangrijke
vragen hierin zijn: wat is ons activiteitenterrein, wat wil de klant, waar moeten we ons op richten?
Voor een goede uitvoering van het marketingplan is het belangrijk om informatie te verkrijgen over de
markt en de zogenaamde ‘black box’ van de consument zo goed mogelijk te begrijpen om (onbewust)
koopgedrag te beïnvloeden. Deze informatie kan worden verkregen door het uitvoeren van goed
marktonderzoek. Met behulp van een SWOT analyse onderbouw je de gekozen marketingstrategie.
Onderzoeksvaardigheden Hoofdstuk 2 ‘Afbakenen van het onderzoek’
o Doelstelling van het onderzoek en positie als onderzoeker
Waarom doen we dit onderzoek?
Je bent zelf de initiatiefnemer en belanghebbende bij het onderzoek
Gevaar: te betrokken bij het onderzoek
Je bent als student betrokken bij een onderzoek
Alle belangen horen, zelf objectief zijn
Je doet het onderzoek vanuit de organisatie waar je zelf deel van uitmaakt
Welke rol heb je en hoe onafhankelijk kun je opereren?
Je bent als externe partij ingehuurd om onderzoek uit te voeren
Welke personen heb je nodig? Zorg voor rechtstreeks contact
Wie zijn er bij het onderzoek betrokken, wie heeft informatie, wie met de uitkomsten
iets wil c.q. moet doen? Wat zijn de achterliggende redenen om het onderzoek te
laten uitvoeren? Wat zijn de randvoorwaarden (budget/strategie/doelstellingen)?
Er zijn 2 soorten doelstellingen
Voor de organisatie
SMART geformuleerd. (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch,
Tijdsgebonden), wat wil de organisatie uiteindelijk bereiken
Voor het onderzoek zelf
Wat moet je onderzoek oplevern; ‘kennis over’, ‘inzicht in’,
‘aanbevelingen mbt’ etc.
o Centrale vraag en probleemstelling
Centralen vraag: rode draad door het onderzoek
Eisen formulering
Breed genoeg, specifiek, open vraag, heldere termen, dient te
beantwoorden zijn, geen ‘hoe’/’waarom’/’waardoor’
Soorten
Beschrijvend onderzoek; weinig voorkennis
Exploratief onderzoek; meer voorkennis
Toetsend/evaluerend onderzoek; verwachtingen uitspreken
Probleemstelling: duidt de te onderzoeken situatie aan; vaak is het probleem dat je te
weinig kennis hebt over iets
Wat zijn de grenzen van het onderzoeksgebied (domein)?
Wie behoren er tot de onderzoekspopulatie?
Afbakenen van het onderzoeksterrein
Fuikprincipe; naar steeds een concreter thema
Enkele manieren van inperken;
o Invalshoek/plaats/sector/tijd/soort/functie
o Deelvragen en onderzoeksvragen
Deelvragen: afgeleid van de centrale vraag: wie/wat/waarom/wanneer
, Onderzoeksvragen: gespecificeerde deelvragen (geoperationaliseerde), die
rechtstreek in een analyseschema kunnen worden gebruikt. Hier kun je verbanden
gaan leggen
Doelstellingprobleemstellingcentrale vraagdeelvragenonderzoeksvragen
o Conceptueel model
Bij het vertalen van de centrale vraag in deelvragen kan een theoretisch model
behulpzaam zijn. Hoe hangen dingen met elkaar samen binnen je onderzoek.
Welke onderzoeken zijn er al gedaan door verschillende wetenschappelijke
disciplines en noteer steekwoorden.
Enkele experts interviewen/mee brainstormen over het onderwerp
Alle mogelijke relevante variabelen van de vorige stappen in een model
bouwen en met elkaar in verband brengen.
Variabelen
Onafhankelijk: oorzaak
Afhankelijk: gevolg
Causaal verband als;
De onafhankelijke variabele gaat altijd vooraf aan de afhankelijke
Er een statisch verband is tussen die twee variabelen
Er is geen derde variabele die het verband verklaart
Als er sprake is van een statische samenhang, zetten we
een lijn in het model tussen de onafhankelijk en afhankelijke
variabele.
Bij een correlatie;
Vals verband, er is een derde veriabele
Theorie van Fishbein en Azjen
Attitude: cognitieve overtuiging × affectieve evaluatie
Sociale norm: hoe de omgeving het gedrag ervaart
Eigen-effectiviteit: in hoeverre diegene denkt dat hij in staat is het
nieuwe gedrag in te voeren
Onderzoeksvaardigheden hoofdstuk 3 ‘Methoden van informatieverzameling’
Informatieplan: welke methode(n) ga je gebruiken om jouw centrale vraag en doelstelling te
onderzoeken? Bestaat uit:
1. Een beschrijving van het soort onderzoek (beschrijvend, exploratief of toetsend)
2. Een beschrijving van de aard van de informatie die je wilt verzamelen (kwalitatief of kwantitatief)
3. Je onderzoek naar welke informatie beschikbaar is via deskresearch, en een evaluatie of dat
voldoende is voor je informatiebehoefte. Indien dat niet het geval is, moet je zelf nog gegevens via
eigen onderzoek verzamelen (fieldresearch)
4. Een keuze voor de methoden van informatieverzameling die je in je onderzoek wilt verzamelen.
- Beschrijvend, exploratief of toetsend onderzoek
o Beschrijvend: situatie in kaart brengen, vaak eerste stap (weinig kennis aanwezig),
kwantitatief, vervolgens exploratief
o Exploratief: op zoek naar verbanden/verklaringen, mondt uit in hypotheses die
getoetst kunnen worden, zowel kwantitatief als kwalitatief
o Toetsend: een hypothese (verwachting/theorie) toetsen, meestal kwantitatief
,- Deskresearch en/of fieldresearch (in praktijk: fielddeskfield)
o Deskresearch: bestaande gegevens, literatuur/voorgaande onderzoeken/databases
Expertinterviews
o Fieldresearch: zelf gegevens verzamelen door eigen onderzoek op te zetten en uit te
voeren
o Online onderzoek; zowel field als desk
- Kwalitatief of kwantitatief
o Kwalitatief: doorgronden van attitudes, wensen, verwachtingen, behoeften en
toekomstige ontwikkelingen, kost veel meer tijd, minder betrouwbaar door minder
respondenten
o Kwantitatief: nauwkeurig in kaart brengen wat de kennis of het oordeel of gedrag is
van een grote groep mensen, grote mate van betrouwbaarheid en efficiëntie
- Betrouwbaarheid en validiteit
o Betrouwbaarheid; is wat je opnieuw meet steeds hetzelfde (kwaliteit meetinstrument):
Kwantitatief: steekproefgrootte, vissen naar verbanden (fishing), soort
meetinstrument en betrouwbaarheid
Kwalitatief: interbeoordelaars betrouwbaarheid
o Validiteit; is wat je meet hetzelfde als wat je wilt weten:
Construct heb je gemeten wat je wilde weten, manier van meten:
Inadequate operationalisaties: is het vertalen van de meetgegevens
goed gebeurd.
Hypothese raden: de respondenten raden wat ze denken dat je wilt
horen en vertellen dat.
Onderzoeksverwachtingen: de verwachtingen beïnvloeden onbewust
de resultaten, dubbelblind is een goede oplossing.
Intern is er een alternatieve verklaring voor het gevonden verband/
gevonden resultaten, toetsend en exploratief onderzoek:
Derde variabele, een factor waar je geen rekening mee hebt
gehouden die van invloed is op de resultaten
History, wellicht vond er een gebeurtenis plaats die van invloed is op
de resultaten. Daarom is het belangrijk om een onderzoeklogboek bij
te houden.
Selectie, niet representatieve doelgroep door bv. zelf kiezen om mee
te doen aan een onderzoek.
Mortaliteit/ drop-outs, tijdens het onderzoek kunnen mensen afvallen
door bv. onvrede.
Ambiguïteit over de richting van het verband, of A B veroorzaakt of
andersom.
Extern zijn de resultaten generaliseerbaar naar de grote groep
- Informatie verzamelen met verschillende soorten onderzoek
o Onderzoeksmatrix; keuze onderzoeksinstrumenten beargumenteerd aan de hand van
de aard van de onderzoeksvragen
Deskresearch Fieldresearch
Kwantitatief Kwalitatief onderzoek
onderzoek
Deskresearch Enquetes Groepsdiscussie Diepte Observatie/ Case
interview Experiment study
Kennis * + - + - -
Meningen * + + + - -
Houding/ * ? ? + - ?
attitude
Voorkeuren * + + + ? +
Verwachtingen * ? + + ? +
Wensen/ * ? + + ? +
behoeften
Hindernissen/ * ? + + ? +
belemmeringen
Gedrag + + ? ? + +
Gedrag sociaal + ? - - + +
, wenselijk
Gedrag niet + + ? ? - +
frequent/niet
zichtbaar
Toekomst- ? ? + + - -
verwachtingen
* afhankelijk van de aard van de beschikbare eerder uitgevoerde onderzoeken
? wellicht een geschikte methode
- Deskresearch
o Analyse van ambtelijk statistisch materiaal, literatuuronderzoek, secundaire analyse
op data van door anderen verrichte enquêtes, inhoudsanalyse van
massacommunicatieteksten; inhoudsanalyse van documenten van organisaties;
inhoudsanalyses van persoonlijke documenten
o Goedkoop, relatief snel, een eigen beïnvloeding en longitudinaal onderzoek
(onderzoek waarbij herhaaldelijk en steeds op dezelfde manier metingen worden
verricht om een ontwikkeling in kaart te brengen.)mogelijk
o Niet altijd actueel, niet toegespitst op eigen onderzoeksvragen, soms moeilijk
toegankelijk, betrouwbaarheid en validiteit soms moeilijk in te schatten, niet altijd
objectief
- Kwantitatieve methoden fieldresearch
o Schriftelijke enquête
Minder sociaal wenselijke antwoorden, goedkoop, eenvoudig te organiseren
Veelal lage respons, respondent kan de vragenlijst in een andere volgorde
invullen dan de bedoeling is, vereist goede lay-out, alleen eenvoudige
doorverwijzingen gebruiken
o Face-to-face-enquête
Lange vragenlijst mogelijk, gemakkelijk hulpmiddelen gebruiken, gebruik
toonkaarten mogelijk, enquêteur kan helpen
Mogelijke beïnvloeding door enquêteur, relatief duur
o Telefonisch enquête
Relatief snel, redelijke kosten
Geen toonmateriaal mogelijk, relatief korte vragenlijst, simpele vragen,
respons onder druk
o Panelonderzoek
Zeer snel, redelijke kosten, goed mogelijk ontwikkelingen in de tijd te volgen
Panel (leer)effecten, representativiteit panel
o Online onderzoek
Snel, multimediaal, goedkoop, gemakkelijk internationaal toepasbaar,
gebruiksvriendelijk, geen interview-bias, relatief weinig fouten, relatief eerlijke
antwoorden
Technische kennis en afhankelijkheid van apparatuur, betrouwbaarheid
identiteit respondent, lagere respons, afspiegeling werkelijke populatie
onzeker
- Kwalitatieve methoden
o Groepsdiscussie
6-8 personen
Genereert snel veel ideeën, mogelijkheden en alternatieven
Weinig gelegenheid gedachten en motieven van de deelnemers uit te diepen,
conclusies mogen niet gegeneraliseerd worden voor onderzoeksdoelgroep,
alleen hypothesevormend
o Diepte-interview
1 op 1
Motieven en achtergronden achterhalen, gedachten en ideeën uitdiepen
Conclusies mogen niet gegeneraliseerd worden voor de onderzoeksgroep,
alleen hypothesevormend
o Observatie (bv. mystery shoppen)
Let op non-verbaal gedrag
Gedrag en voorkeuren bestuderen
Observatieschema
Niet zichtbare observatie: non obtrusive
, o Experiment
Zorgvuldig opgezette en nauwkeurige observatie van een stukje werkelijkheid
dat kan worden uitgevoerd om een hypothese te testen onder gecontroleerde
omstandigheden
o Case study
Gevalsbeschrijving
Kan hypothese opleveren of je kan een hypothese testen
o Informatieplan (aanvinken wat het handigst is)
Deskresearch Enquêtes Groepsdiscussie Diepte- Observatie/ Case
interview Experiment study
Onderzoeks
vraag 1
Onderzoeks
vraag 2
Etc.
Marketing de essentie hoofdstuk 2 ; Bedrijfs- en marketingstrategie:
Strategische planning: het bepalen van de algehele bedrijfsstrategie voor overleving en groei op
lange termijn.
In een jaarplan en een lange termijnplan komen de actuele activiteiten aan de orde, bij strategische
planning gaat het om de aanpassingen van het bedrijf om kansen aan te grijpen en bedreigingen het
hoofd te bieden in een continu veranderende omgeving.
Strategische planning: bereidt de weg voor de rest van de planningsactiviteiten.
Doel strategische planning: manieren bedenken waarop het bedrijf zijn sterkte punten kan benutten
om aantrekkelijke kansen in de omgeving aan te grijpen.
Missionstatement: overkoepeld doel van de organisatie; wat zij wil bereiken in een bredere omgeving.
Een duidelijke missie als een onzichtbare hand die organisatieleden de juiste richting wijst.
Visie: vooraf aan missie, hoe ziet het management de markt of branche in zijn geheel gezien, de
missie wordt binnen deze kaders uitgevoerd.
Missie: marktgericht, realistisch, concreet, gepast bij de marktomgeving; gebaseerd op haar unieke
competenties (kerncompetenties) en motiverende missie. Abell-diagram als hulpmiddel; business
domain; ‘what business are we in?’
Gedetailleerde doelstellingen: wordt vertaald uit de missie voor elke managementniveau. Ter
ondersteuning van deze marketingdoelstellingen moet men marketingstrategieën en -programma’s
ontwikkelen.