Hoofdstuk 1 [week 2]
‘Wat is morfologie?’
Bij twee vrije morfemen kun je de woorden omdraaien, dan verandert de betekenis:
- chocolademelk/melkchocolade
- tomatensoep/soeptomaten
Bij eexn woord met een gebonden morfeem gaat dat niet
- leesbaar/*baarlees
- ondiep/*diepon
Basisbegrippen
● Lexicale woorden/inhoudswoorden = dankzij hun betekenis verwijzen we naar iets
(= open klasse)
● Grammaticale woorden/ functiewoorden = leggen verband tussen lexicale
woorden en de zinsdelen waarin ze voorkomen. (= gesloten klasse)
● arbitrair = als de relatie tussen woord en betekenis willekeurig is. Dat is meestal het
geval.
● gemotiveerd = als de relatie tussen woord en betekenis niet arbitrair is, maar
gemotiveerd (appelboom).
● conventionele tekens ⇒ woorden zijn conventionele tekens; ze berusten op de
‘afspraak’ dat ze gebruikt worden om een bepaalde betekenis uit te drukken. Alle
taalleerders moeten zich dan ook aan die afspraak houden.
● gelede woorden = woorden die bestaan uit twee of meer morfemen. In deze
woorden correspondeert een bepaalde geleding/structuur in de vorm met een
bepaalde geleding/structuur in de betekenis.
● morfemen = delen van een woord die corresponderen met een bepaald
betekenisaspect.
● vrije morfemen/ lexicale morfemen = morfemen die ook als (zelfstandig) woord
kunnen voorkomen. Ze hebben ook een zelfstandige betekenis.
● gebonden morfemen = morfemen die alleen in combinatie met een vrij morfeem
optreden.
● affixen = voor- en achtervoegsels
● prefix = voorvoegsel
● suffix = achtervoegsel
● infix = komt niet voor, maar is dan een gebonden morfeem in het midden.
● afleiding/derivatie = een van de delen in het woord is een gebonden morfeem
● samenstelling/composita = twee delen die zelf als woord kunnen optreden
,Syntagmatische en paradigmatische morfologie
Syntagmatische morfologie → morfologie opgevat als syntaxis op woordniveau.
Paradigmatische morfologie → het gaat om de betrekkingen van een geleed woord met
andere woorden die op grond van bepaalde overeenkomsten tot één paradigma behoren
(netwerk van woorden al dan niet op grond van semantiek)
A) paradigma in ruime zin:
- haven, oven, zeven
- meisje, vrouw, teef
B) morfologisch paradigma (paradigma op grond van gemeenschappelijk element)
- noem, noemt, genoemd, noemde
- leesbaar, drinkbaar, meetbaar
De geleedheid van een woord is te constateren met behulp van een vergelijking met een
minder geleed woord.
Syntagmatische en paradigmatische morfologie sluiten elkaar niet uit.
- derivatie: verschillende woorden met verschillende betekenissen (man/mannelijk)
- flexie: hetzelfde woord (noem, noemt, noemde), en daarnaast ook
meervoudsvorming (man, mannen). Er is slechts sprake van een klein
betekenisverschil.
- lexeem = abstracter begrip dan woord, waarbij we abstraheren van bepaalde
verschillen in vorm, betekenis of syntactische valentie. Er is maar 1 lexeem ‘noem’
en 1 lexeem ‘man’. Maar ‘man’ en ‘mannelijk’ zijn 2 lexemen.
Gemotiveerde woorden en gelede woorden
Tokens = alle voorkomens van één woord
Types = het aantal verschillende woorden
De verhouding tussen ongelede en gelede woorden is ongeveer 1:12
- door ongelede woorden te kennen, hoeven we minder beroep te doen op ons
geheugen.
Ongelede woorden kunnen ook gedeeltelijk gemotiveerd zijn (koekoek, miauw, bios, uni).
Samensmeltingen (zoals brunch) bevatten alleen delen van morfemen, maar zijn wel
gemotiveerd.
,Soorten van gemotiveerdheid
1) ongelede woorden
a) onomatopeeën (klanknabootsende woorden)
b) klanksymboliek (sommige klanken zorgen voor een negatief effect)
i) prul, spul, kul, sul
ii) slet, slordig, slons,
c) merknamen (ongeleed, maar naam vaak niet willekeurig; luxaflex, kodak,
labello)
d) verkortingen (karbo ipv karbonade, bios, uni → overeenkomst in klank en
betekenis die geen toeval is.)
e) letterwoorden (vara, havo, aids)
2) woorden die iets geleeds hebben
a) horeca (samengevoegd, maar echt geleed zijn ze niet. Want de verschillende
woorddelen kunnen niet zelf als woord voorkomen en het zijn ook geen
gebonden morfemen).
b) samensmeltingen (brunch)
Lexicalisatie = opname in het mentale lexicon
Compositionele betekenis = betekenis die af te leiden valt doordat je al de morfemen kent
(tafelpoot).
Idiomatische betekenis = gelede woorden met een onvoorspelbare betekenis (tennisarm,
zenuwachtig, parkeerhulp, woordenwisseling).
Semantische specialisatie/betekenisspecialisatie = een geleed woord kan al direct bij de
vorming een betekenis hebben die niet volledig bepaald is door de betekenis van de delen
van de constructie.
- denk aan een strandstoel: is niet zomaar een stoel op het strand, maar een stoel met
specifiek materiaal gemaakt. Een strandstoel in de woonkamer blijft een strandstoel.
- een geleed woord als ‘strandstoel’ is een naam voor een bepaald soort stoel
Lexicalisatie = dat we veel woorden opslaan in het mentale lexicon.
Woordgroepen zijn meer omschrijvingen, die we meestal niet opslaan
- ‘het mooie meisje dat naar school gaat in Venlo’
Verlies van morfologische transparantie (geleedheid niet ervaren):
- vliegtuig
- schouwburg
- potlood
Verlies van morfologische geleedheid:
- meis/meisje
- ginnen/beginnen
Let op: opdrachten in ppt.
, systematisch gelede woorden = regelmatige vorm-betekenissystematiek aanwezig
vormelijk geleed = als een of beide delen van een geleed woord niet meer herkend worden.
Lexicon uitbreiden
kan door:
- woordvorming (huis + deur = huisdeur)
- ontlening
- woordcombinaties krijgen woordstatus (omdat, dankzij, achteraf)
NB eigen alleen bij de open categorie van inhoudswoorden, niet bij de gesloten categorie
van functiewoorden.
Derivatie (afleiding)
Compositie (samenstelling)
Hoofdstuk 2 [week 3]
‘Woordvorming’
Morfologische productiviteit = de mogelijkheid tot uitbreiding van de woordenschat
volgens een bepaalde vorm-betekenissystematiek die zich voordoet in bestaande gelede
woorden.
- open categorieën zijn productief
- gesloten categorieën zijn improductief
Lexicale woorden/inhoudswoorden zijn:
- nomina (znw)
- verba (ww)
- adjectieven (bnw)
- adverbia (bw)
Processen en eigenschappen van het ontstaan van nieuwe gelede woorden