Forensische psychologie
Samenvatting Hoorcolleges
,
,Hoorcollege 1, Strafrecht
Wat is Forensische Psychologie?
• Nauw verbonden met het strafrecht
• Wetenschap in de justitionele sfeer
• Justitie voorzien van inzichten over:
- De mentale toestand van een dader
- De behandeling van crimineel gedrag op dader- en slachtofferniveau
Het strafrecht
Moord en doodslag (toetsvraag)
Moord
- Art. 289 Wetboek van Strafrecht
“Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig
aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of
geldboete van de vijfde categorie.“
90.000 euro geldboete
Doodslag
- Art. 287 Wetboek van Strafrecht
”Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
• Is iemand niet dood? Dan is het “poging tot doodslag”
Voorbeeld
Bart en Bernard zijn al 8 jaar getrouwd en hebben samen een bakkerij. In plaats van 1 eetlepel suiker,
voegt Bernard per ongeluk een hele eetlepel zout toe aan de cinnamon rolls bakmix. Bart had al
eerder opgemerkt dat Bernard vaak verstrooide fouten maakt in de bakkerij.
En dit nog wel nu de burgemeester 30 cinnamon rolls had besteld voor deze ochtend. De stoppen
slaan door bij Bart. In een opwelling pakt Bart de deegroller van het aanrecht en slaat Bernard
hiermee dood.
Is Bart schuldig van doodslag of moord op Bernard?
Strafrechtelijke lens:
Misdaad = schending van een rechtsnorm. Deze schending creëert een schuld. Die schuld moet
worden bestraft door de overheid, want dat is rechtvaardigheid. Bijv. gevangenisstraf.
-> de schuld wordt namelijk vergolden.
-> daders moeten krijgen wat ze verdienen: straf.
1) Is er een rechtsnorm geschonden? Zo ja, welke?
2) Wie heeft het gedaan? (individu, in een groep, onder dwang, etc.)
3) Is er sprake van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid?
(Was de persoon er van op de hoogte dat het inderdaad niet mag, kunnen we het de persoon
verwijten of kon de persoon misschien niets anders op dat moment)
,4) Welke straf verdient de dader?
Het rechterlijk beslissingsschema
Formele vragen, materiële vragen, straftoemeting
Formele vragen (art. 348 Wetboek van Strafvordering) (niet voor de toets!)
1. Is de dagvaarding geldig? Nee -> dagvaarding is nietig.
2. Is de rechter bevoegd? Nee -> rechter is onbevoegd.
3. Is de officier van justitie ontvankelijk? Nee -> officier van justitie is niet-ontvankelijk.
4. Is er reden tot schorsing van de vervolging? Ja -> vervolging wordt geschorst.
Bij de formele vragen gaat het om de procedurele kwesties. Er wordt hier nog niet inhoudelijk naar de
zaak gekeken. Pas wanneer aan de formele eisen is voldaan, wordt er gekeken naar de materiële
vragen.
Materiële vragen (art. 350 Wetboek van Strafvordering)
1. Is het bewezen dat het ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan? Nee -> vrijspraak.
2. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd? Nee -> ontslag van alle rechtsvervolging.
3. Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk? Nee -> ontslag van alle rechtsvervolging.
4. Is het bewezenverklaarde verwijtbaar? Nee -> ontslag van alle rechtsvervolging.
5. Welke straf moet worden opgelegd?
Het rechterlijk beslissingsschema
Formele vragen, materiële vragen, straftoemeting (toets)
3. Is er sprake van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid?
4. Welke straf verdient de dader
Schuld of onschuld
Actus reus & mens rea in het rechterlijke beslissingsschema
• Actus Reus: het fysieke element
-> Is de daad strafbaar?
• Maar.... actus non facit reum nisi mens sit rea
-> Voor schuld moet niet alleen de daad strafbaar zijn, ook de mens moet een schuldige geest
hebben.
• Mens Rea: het mentale element
-> Is de geest strafbaar?
, -> Vandaag zoomen wij hier op in. Wat betekent geestesziekte voor de
toerekeningsvatbaarheid van een dader?
Schulduitsluitingsgronden
Op grond van iets wordt jij uitgesloten van schuld
Schuldig of onschuldig?
De verantwoordelijkheid en verwijtbaarheid van een dader
-> Schulduitsluitingsgrond: Psychische overmacht, noodweerexces (kon niets anders op dat moment),
onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (je moet door een bevel, bijvoorbeeld doordat je in het leger zit,
iemand doden)
Maar ook.. Toerekeningsvatbaarheid
Wanneer is iemand ontoerekeningsvatbaar? (gebeurt zelden)
Het samengesteld criterium:
1. Het ontbreken bij de verdachte van het besef van de wederrechtelijkheid van zijn gedrag;
Soms heeft iemand een bepaalde stoornis en weet hij niet dat iets niet mag
2. En/of het ontbreken van het besef van wat hij doet;
Bijvoorbeeld psychose, hij weet niet wat hij aan het doen is
3. En/of het onvermogen om in overeenstemming met dat besef zijn gedrag te bepalen
Adolescenten strafrecht vooral. De persoon weet dat het niet mag, en hij weet wat hij doet, maar hij
kan zichzelf niet stoppen en niet bedwingen.
1 + 2 = het inschattingsvermogen
3 = het sturingsvermogen
Deels ontoerekeningsvatbaar: eerst gevangenisstraf, daarna pas TBS
Het samengesteld criterium en de gedragskundige
Bij de beoordeling van toerekeningsvatbaarheid zal de gedragskundige kritisch kijken naar de mate
van de beïnvloeding door de stoornis op de onderdelen van het criterium
Hoe wordt dat dan gedaan?
Het kan zijn dat iemand na het delict een stoornis krijgt, bijvoorbeeld een psychose. Hierbij voldoet
de stoornis en het delict niet aan het gelijktijdigheidsverband.
, Betekenisverband
Een gelijktijdigheidsverband tussen stoornis en delict is een noodzakelijke, maar GEEN voldoende
voorwaarde voor een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid
Het kan zo zijn dat het hebben van een stoornis helemaal geen invloed heeft gehad op het
delictgedrag -> bv. PTSS en TV stelen versus in elkaar slaan na specifieke trigger
Met ‘causale relatie’ wordt aangegeven dat een aanwezige stoornis het delictgedrag (in enige mate)
heeft beïnvloed
Wanneer bij een betrokkene meerdere stoornissen aanwezig waren ten tijde van het
delict, kan de ene stoornis wel en een andere geen causale relatie hebben met het delict.
Wanneer een betrokkene meerdere delicten heeft gepleegd, kan een stoornis wel
een causale relatie hebben gehad met het ene delict en niet met het andere.
Cognitief betekenisverband
Psychische functies verstoord
-> criteria 1 & 2
Volitief betekenisverband
Vermogen tot gedragsregulatie aangetast
-> criterium 3
Nog een determinant: Culpa in causa
Bij een ziekelijke stoornis van de geestvermogens (psychose) als gevolg van vrijwillige zelf-intoxicatie
kan een dader zich, bij het plegen van een strafbare handeling, niet meer succesvol beroepen op een
strafuitsluitingsgrond
Als jij zelf vrijwillig heel veel drinkt of drugs gebruikt, en je pleegt daardoor een delict, dan heb je het
alsnog zelf gedaan en ben je schuldig.
Heel erg streng op in Nederland.