Uitspraken Verdiepend Verbintenissenrecht
Week 1
o Bunde/Erckens
→ Heeft betrekking het geval dat wil en verklaring als gevolg van een misverstand
uiteenlopen.
Samenvatting:
De gemeente Bunde koop het bedrijf van Erckens op, omdat zij hier een nieuwe woonwijk
willen gaan bouwen. Zij geven hem hier ook een bedrijfsschadevergoeding voor. In de
koopovereenkomst wordt afgesproken dat de gemeente de belastingschade op zich zal
nemen. Hier treedt echter een misverstand op. De gemeente en Erckens houden er beide een
andere opvatting op na. Erckens meent dat er onder de belastingschade twee dingen vallen,
namelijk het bedrag aan belasting wat hij extra moet betalen omdat hij zijn bedrijf eerder stopt
en de inkomstenbelasting die hij over de bedrijfsschadevergoeding moet betalen. De
inkomstenbelasting bedraag 50.840 gulden. De gemeente meent echter dat onder de
belastingschade enkel het extra belasting bedrag valt.
o CBB/JPO Projecten
→ Heeft betrekking op de precontractuele fase en dan met name het afbreken van
onderhandelingen, hierbij is rechtsoverweging 3.6 van groot belang.
Samenvatting:
JPO was in onderhandeling met de gemeente Arnhem over de aankoop van een perceel
bouwgrond, bestemd voor de bouw van twee kantoorpanden. Eén van de kantoorpanden zou
dienen als nieuwe huisvesting van CBB, hetgeen voor de gemeente een voorwaarde was om
tot een overeenkomst te komen. Tegelijk was JPO in onderhandeling met CBB over
doorlevering van een deel van het perceel aan CBB om daarop de gewenste nieuwbouw te
realiseren. Toen het te lang ging duren heeft CBB de onderhandelingen met JPO
afgebroken en heeft CBB het gedeelte van het perceel dat voor haar nieuwbouw bestemd
was rechtstreeks van de gemeente gekocht voor een hogere prijs dan CBB met JPO had
afgesproken. JPO had CBB aan het lijntje gehouden, door te zeggen dat de onderhandelingen
met de gemeente werden vertraagd door problemen met de bouwvergunning die verband
hielden met een noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan. Achteraf bleek dat de
nieuwbouw van CBB al voldeed aan de vereisten voor een bouwvergunning, terwijl JPO met
de gemeente door onderhandelde over de prijs per vierkante meter en over meer
vloeroppervlakte voor het kantoorpand dat zijzelf wilde bouwen.
,HR 17 december 1976, NJ 1977, 241 Bunde/Erckens
Indien partijen die een overeenkomst wensen te sluiten, daarin een voor misverstand vatbare
uitdrukking bezigen, die zij elk in verschillende zin hebben opgevat, hangt het antwoord op de vraag of
al of niet een overeenkomst tot stand is gekomen, in beginsel af van wat beide partijen over en weer
hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in
de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid. Daarbij kan onder
meer een rol spelen: a. of de betekenis waarin de ene partij de uitdrukking heeft opgevat meer voor de
hand lag dan die waarin de ander haar heeft opgevat; b. of, indien deze uitdrukking een vaststaande
technische betekenis heeft, de partij die van deze betekenis is uitgegaan, mocht verwachten dat ook
de andere partij deze betekenis zou kennen; c. of de andere partij zich had voorzien van deskundige
bijstand en de wederpartij mocht verwachten dat deze die betekenis kende en die andere partij
daaromtrent voorlichtte; d. of één der door partijen aan de uitdrukking gehechte betekenissen zou
leiden tot een resultaat dat met hetgeen partijen met de overeenkomst beoogden minder goed zou zijn
te rijmen (BW art. 1356).
Partij(en)
De gemeente Bunde, waarvan de zetel gevestigd is te Bunde, eiseres tot cassatie van een tussen pp.
gewezen arrest van het Hof te 's-Hertogenbosch van 11 nov. 1975, adv. Mr. S.L. Buruma,
tegen
J.P.N. Erckens, en diens echtgenote A.M.B. Stijns, beiden te Bunde, verweerders in cassatie, adv. Mr.
L.D. Pels Rijcken.
Voorgaande uitspraak
Gezien het bestreden arrest en de stukken van het geding, waaruit blijkt:
dat verweerders in cassatie — verder te noemen Erckens c.s. — bij exploot van 20 jan. 1970 de
eiseres tot cassatie — verder te noemen de Gemeente — hebben gedaagd voor de Rb. te Maastricht
en hebben gevorderd: voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren
dat, indien in een bij het Hof te 's-Hertogenbosch aanhangige procedure bij gewijsde de vordering van
Erckens c.s. geheel of ten dele zou worden afgewezen, primair de overeenkomsten van 21 juni 1961
en van 15 sept. 1961 nietig en van onwaarde zijn en pp. niet binden en dat de op de akte van 15 sept.
1961 gebaseerde overdracht van de litigieuze onroerende goederen, overgeschreven ten
hypotheekkantore te Maastricht op 15 sept. 1961 in deel 2313 nummer 82, niet rechtsgeldig resp.
nietig is en Erckens c.s. nog steeds eigenaar van die onroerende goederen zijn; subs. dat de
overeenkomst van 21 juni 1961, en de daarop gebaseerde overeenkomst van 15 sept. 1961, wegens
de voormelde dwaling nietig en van onwaarde zijn, met alle gevolgen van dien en dat Erckens c.s. nog
steeds eigenaar der voormelde onroerende goederen zijn, kosten rechtens;
dat na verweer van de Gemeente de Rb. bij haar vonnis van 9 mei 1974 de vordering van Erckens c.s.
heeft afgewezen, na daartoe o.m. te hebben overwogen: 'dat als onweersproken gesteld en mede op
grond van de niet weersproken inhoud van de in het geding gebrachte stukken ten processe vaststaat:
dat bij voorlopige koopovereenkomst van 21 juni 1961 onder voorbehoud van aanvaarding door de
Raad van de gemeente Bunde en goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Limburg, Erckens c.s.
aan de Gemeente verkochten onroerend goed voor een koopprijs van ƒ 175 500 o.m. onder het
beding; 'dat de belastingschade vallende op de bedrijfsschadevergoeding, die geacht wordt in het
overeengekomen bedrag mede te zijn begrepen, aan partij Erckens door de Gemeente wordt vergoed
op basis van een door de heer inspecteur der directe belastingen te Valkenburg-Houthem af te geven
verklaring dienaangaande;' dat bedoelde overeenkomst door de Raad en Gedeputeerde Staten is
goedgekeurd, waarna op 15 sept. 1961 de notariele transportakte is verleden, waarin zonder opdracht
en buiten medeweten van pp. door de notaris per vergissing in plaats van het bovenvermeld beding is
opgenomen 'de inkomstenbelasting, welke verschuldigd zal zijn over de bedrijfsschadevergoeding, die
geacht moet worden in voormelde koopsom begrepen te zijn, zal door de gemeente Bunde aan
, verkopers vergoed worden op de grondslag van een door de heer inspecteur der directe belastingen
te Valkenburg af te geven verklaring dienaangaande';
dat bedoelde inspecteur de bedrijfsschadevergoeding heeft berekend op ƒ 127 100 waarover Erckens
ƒ 50 840 aan inkomstenbelasting heeft betaald, alsmede dat de inspecteur een verklaring heeft
afgegeven dat de door Erckens c.s. geleden belastingschade als gevolg van voormelde koop
ƒ 2151,50 heeft bedragen; dat Erckens c.s. eerder op grond van bovenvermeld beding uit de notariele
akte hebben gevorderd betaling van ƒ 50 840 door de Gemeente, welke vordering de Rb. bij vonnis
van 28 maart 1968 aan Erckens c.s. heeft ontzegd uit overweging, dat een door Gedeputeerde Staten
goedgekeurd raadsbesluit met een inhoud als waarop Erckens c.s. zich beroepen ontbreekt, zodat
Erckens c.s. geen recht kunnen ontlenen aan een door hen gestelde overeenkomst;
dat in hoger beroep van dit vonnis het Hof te 's-Hertogenbosch Erckens c.s. heeft toegelaten te
bewijzen, dat pp. met bovenvermeld beding in de voorlopige koopovereenkomst zouden hebben
bedoeld en feitelijk zouden zijn overeengekomen, dat de Gemeente de gehele inkomstenbelasting
over de bedrijfsschadevergoeding zou vergoeden in welk bewijs het Hof blijkens de overwegingen uit
het arrest van 29 jan. 1973 Erckens c.s. niet geslaagd oordeelde, weshalve het beroepen vonnis werd
bekrachtigd; dat Erckens c.s. — onder de inmiddels vervulde conditie, naar de Rb. uit het stilzwijgen
van pp. dienaangaande afleidt, dat de afwijzing van hun voormelde vordering in hoger beroep in
gewijsde is gegaan — thans vorderen:
primair:
dat de beide voormelde overeenkomsten, t.w. die van 21 juni 1961 en die van 15 sept. 1961, nietig en
van onwaarde zijn en pp. niet binden en dat de op de akte van 15 sept. 1961 gebaseerde overdracht
van de litigieuze onroerende goederen, overgeschreven ten hypotheekkantore te Maastricht op 15
sept. 1961 in deel 2313 nummer 82, niet rechtsgeldig resp. nietig is en Erckens c.s. nog steeds
eigenaar van die onroerende goederen zijn; subs.: dat de overeenkomst van 21 juni 1961 — en de
daarop gebaseerde overeenkomst van 15 sept. 1961 — wegens de voormelde dwaling nietig en van
onwaarde zijn, met alle gevolgen van dien en dat Erckens c.s. nog steeds eigenaar der voormelde
onroerende goederen zijn; dat ter zake van de primaire vordering Erckens c.s. vooreerst zakelijk
stellen, dat op 21 juni 1961 — en ook op 15 sept. 1961 voor zover pp. toen ieder hetzelfde beoogden
als op 21 juni 1961 — geen overeenkomst is tot stand gekomen, daar tussen pp. geen
wilsovereenstemming zou zijn bereikt ten aanzien van de vergoeding der belastingschade, welke een
wezenlijk onderdeel van de beoogde overeenkomst uitmaakte; dat de door de Gemeente betwiste
stelling slechts doel kan treffen, indien zou blijken, dat de Gemeente heeft begrepen of redelijkerwijs
behoorde te begrijpen dat Erckens c.s. het begrip 'belastingschade' hebben opgevat in die zin als
thans door hen gesteld; dat taalkundig het woord 'schade' de betekenis heeft van 'nadeel' en dat met
het samengestelde woord 'belastingschade' wordt aangeduid een bepaalde soort van nadeel, nl. die
verband houdt met, en gevolg is van belastingheffing; dat taalkundig het begrip 'schade als gevolg van
belastingheffing' geenszins gelijk is aan het begrip 'belasting' of 'te betalen belasting'; dat derhalve het
woord 'belastingschade' bij zorgvuldig taalgebruik niet in deze zin onduidelijk of dubbelzinnig is, dat uit
het gebruik van dit woord voor de Gemeente viel te verwachten dat Erckens c.s. hieraan een
afwijkende betekenis toekenden; dat dit te minder het geval was, nu de Gemeente stelt dat het haar
ten tijde van de onderhandelingen tussen pp. bekend was, dat bij vaststelling van de
schadeloosstelling wegens onteigening, in overeenstemming met de hierboven aangegeven
taalkundige betekenis, onder het begrip belastingschade wordt verstaan het bedrag dat men als
gevolg van de onteigening meer aan belasting moet betalen dan men zonder onteigening over
dezelfde inkomensbestanddelen verschuldigd zou zijn geworden; dat thans nog moet worden
nagegaan of de Gemeente desondanks toch had behoren te begrijpen, dat Erckens c.s. het woord
belastingschade verstonden als 'de te betalen belasting' nu zij stellen, dat Erckens, voor de
ondertekening van het voorlopig koopcontract op 21 juni 1961 zich tegenover de secretaris Crombag
van de Gemeente in de door Erckens c.s. gestelde zin zou hebben uitgelaten;
dat te dezen beide pp. verwijzen naar en bespreken de in het geding gebrachte stukken van
voormelde appel-procedure, waaruit blijkt dat Erckens c.s. ook in die procedure deze stelling hebben
opgeworpen en dat hierover getuigen zijn gehoord; ... dat door de getuigenverklaringen — gezien in