SWK1A Begrippenlijst Smeyers et al.
Becker
Horst et al.
College 1
H1 en 2 Smeyers
Waardenpluralisme (Smeyers blz. 10)
Er zijn verschillende waarden, ze kunnen met elkaar in conflict komen en dan zul
je moeten kiezen
Normatieve wetenschap (Smeyers blz. 10)
het is waarde bepalend en richtinggevend, nooit helemaal objectief. Bijvoorbeeld:
niet lijfelijk straffen tijdens de opvoeding, want het belemmert de veiligheid van
het kind. Dan is veiligheid van het kind dus een waarde. Betekent wel dat je altijd
bewust moet zijn van de normen en waarden die mee spelen. Langeveld was
aanhanger
Empirisch-analytische pedagogiek
meer deductief, experimenten, gevoelens zijn niet meetbaar, blijf objectief en kijk
naar wat je kan waarnemen en meten
Geesteswetenschappelijke pedagogiek
dienstbaarheid; onderzoek doen naar emoties gevoelens en de wil van het kind.
Problemen in de opvoeding verklaren door ze te beschrijven (via inductie) drie
manieren waarop je dat kan onderzoeken
Kritisch-emancipatorische pedagogiek (alledrie blz 11 Smeyers)
(vanaf de jaren 60): rechtvaardigheid, gelijkheid, is het voor de hele groep of
alleen voor een individu. Combi van beiden benaderingen
Rizoom als metafoor voor hoe we naar pedagogiek kijken (blz. 13 Smeyers)
Een wortel die horizontaal groeit
Een netwerk zonder begin of einde
Verandert door de tijd
Historisch gegroeide discipline
Veelvormigheid
Vormingprincipe van het kind (Langeveld in Smeyers) blz.22
Martinus Langeveld (1905-1989) “het kind begrijpen, zoals het is.” Dat is volgens
Langeveld de opdracht van de pedagogiek. Je eigen overtuigingen zijn belangrijk,
om naar te kijken en er bewust van te zijn, niet om er altijd naar te handelen. Twee
kenmerken: kind is afhankelijk van volwassenen en kind wil zelfstandig zijn. Ook
de auteur van het idee van mondigheid: het vermogen om gebruik te maken van je
verstand zonder leiding van een ander
Joint attention - blz. 26
(Tomasello): het belang van gedeelde aandacht
Van groot belang voor culturele overdracht
Kinderen gaan kijken naar waar volwassenen naar kijken
Door gedeelde aandacht/sociale interactie wordt er geleerd en cultuur
overgedragen.
Bij kinderen met autisme is er minder sprake van joint attention. (filmpje)
Contrafactische anticipatie
vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is
4 basisdimensies:
1
,SWK1A Begrippenlijst Smeyers et al.
Becker
Horst et al.
Ondersteuning bieden: warmte, affectie, responsiviteit, betrokkenheid,
emotionele ondersteuning, aandacht etc
Instructie geven: aangeven wat gedrag verwacht wordt,
verantwoordelijkheid leren, hulp bieden in ontwikkeling
Controle uitoefenen: autoritair: onderdrukken negatief gedrag, strikte
regels. Autoritatief: stimuleren positief gedrag, uitleggen en verklaren
Grenzen stellen: respect de autonomie van het kind, straffen, belonen,
zelfstandigheid, zelfredzaamheid.
3 opvoedingsdoelen:
Zelfstandigheid (individu)
Zelfredzaamheid (samenleving)
Zelfvertrouwen (toekomst)
College 2
Hoofdstuk 6 Becker
Empirisme en inductie
o John Locke: kennis komt voor uit ervaring, alles is gestoeld op ervaring, je kan
alleen conclusies trekken uit ervaring. Je doet dit door heel vaak te bevestigen wat
je ziet. (je ziet iets, je gaat dat nog vaker onderzoeken, je gaat een patroon zoeken
en denkt dat na 100 keer iets altijd zo is); inductie.
Rationalisme en deductie
o deductie: objectief beschouwen, je moet het deductief afleiden. Renee Descartes:
cogito ergo sum: ik denk dus ik ben. Je ziet iets, stelt een hypothese op, test deze
hypothese en als het niet klopt moet je het verwerpen, als het wel klopt kan je het
aannemen. Falsificeerbaarheid.
Verlichting en maakbaarheid van de samenleving
o de ratio is belangrijk, je moet leren en studeren. De waarheid moest gevonden
worden, wetenschap kwam op. Empirisme en rationalisme kwam op. Het kind is
een tabula rasa, Locke, je moet het dingen aanleren en bijleren (nurture)
o een intellectuele stroming, gaat uit van de rede/verstand om de werkelijkheid mee
te bewijzen. Durf te denken – Immanuel Kant. John Locke en Jean Jacques
Rousseau zijn verlichte denkers. Rousseau valt ook onder de romantiek. Van
aristocratie naar democratie, de trias politica kwam omhoog. Het stemmen kwam
op. Men ging uit van een denkbeeld waarbij volkopvoeding erg belangrijk was.
Als volk moeten we onszelf verlichten, de maatschappij is maakbaar. Men was in
deze tijd gebukt gegaan onder religie, maar er werd hier geprobeerd jezelf te
verlichten door te studeren en te leren. Er werden schoolboeken geschreven en
onderwijzers gingen ook studeren. De hele maatschappij werd geschoold.
Romantiek
o 19e eeuw, de verlichting en romantiek kunnen tegenover elkaar geplaatst worden.
Bij verlichting is de rede het belangrijkste, denken. In de romantiek zijn de
emoties, ervaring, gevoelens veel belangrijker. In de opvoeding was dat ook zo.
Moet je een kind juist gescheiden houden of betrekken van en in de volwassen
wereld. Veel dramatische kunst. Fröbel: fröbelen komt vanuit hem, spelen in je
handen met iets.
2
, SWK1A Begrippenlijst Smeyers et al.
Becker
Horst et al.
o Tegenbeweging op de verlichting; emoties, ervaring is belangrijker. Kind heeft
een eigen wil. Kind is van nature goed, daar moet je niet teveel aan doen, ouders
moeten zich afzijdig houden (Rousseau)
Reformpedagogiek
o Ook rond 1900 de reformpedagogiek: het kind moet gezien worden als kind, met
rechten een vrije wil en mening. Schooltypes moeten gewijzigd worden, het moet
gericht worden op de motivatie van het kind (montessori).
5 uitgangspunten van de reformpedagogiek:
Kind staat centraal ipv lesstof of opvoedingsidealen
Vertrouwen van opvoeders in natuurlijke ontwikkeling van het kind (geen
dwang)
Lichamelijke en kunstzinnige ontwikkeling zijn voor de vernieuwers net
zo belangrijk
Niet alleen waarde hechten aan creativiteit maar beschouwen het kind als
van nature actief
Individualisering; rekening houden met de individuele aard en
belangstelling.
Geesteswetenschappelijke of personalistische pedagogiek
o dienstbaarheid; onderzoek doen naar emoties gevoelens en de wil van het kind.
Problemen in de opvoeding verklaren door ze te beschrijven (via inductie) drie
manieren waarop je dat kan onderzoeken
Hermeneutiek
o hypothese – ga je toetsen met observaties – terug naar hypothese (klopt dit nog?)
Dialectiek
o gesprekken voeren, interesse in tegenstrijdigheden en nadenken. Discussies
voeren
Fenomenologie
o geen onderzoek in laboratorium, maar in de natuurlijke omgeving, hoe gaan de
interacties.
Empirisch-analytische pedagogiek
o meer deductief, experimenten, gevoelens zijn niet meetbaar, blijf objectief en kijk
naar wat je kan waarnemen en meten
Kritisch-emancipatorische pedagogiek
o (vanaf de jaren 60): rechtvaardigheid, gelijkheid, is het voor de hele groep of
alleen voor een individu. Combi van beiden benaderingen
College 2 en 3
Hoofdstuk 2 Horst et al.
Demografische benadering
o demografie, cijfers, geboorte en sterfte, hoeveel kinderen, hoe groot waren
gezinnen
Affectieve benadering
o meer aan de binnenkant, de beleving en de ervaring, brieven, dagboeken,
schilderijen; deze benadering moet je dubbelchecken omdat het beïnvloed kan zijn
door iemands werkelijkheid
Historische maatschappijwetenschappelijke benadering
o Door te kijken naar de wetgeving, culturele tendens, gezinsvormen etc
Humanisme
3