Begrippenlijst SWK 1B PEDAGOGISCH DENKEN
Hoofdstuk 1. Geest, gedrag en wetenschap:
Psychologie
- Heel lang geleden al was een existentiële vraag? Wie ben ik? Hoe ben ik? Wat
maakt mij anders? Langzamerhand met de evolutie is die vraag veel concreter
geworden. Wie zijn wij?
- Psychologie is als eerst als wetenschap ontstaan in de islam. “god kijkt niet
naar je uiterlijk of je bezit, maar naar je hart en gedachten en wat je doet.”
Wat zegt dat dan over mij? Geweten, verlangen, drijfveren, hoe zit dat
allemaal?
- Zo is de wetenschap van psychologie ontstaan vanuit religie.
- Psychologie is de wetenschap van gedrag en geestelijke processen van het
individu, in het verlengde van wat er in je genen, maar ook in je hart of
hoofd speelt.
- Psychologie richt zich tot de persoon zelf, niet op de groep. De omgeving is
ook belangrijk, maar het gaat echt over het individu.
Experimentele psychologie en toegepaste psychologie
- Verschil tussen experimentele en toegepaste psychologie
- Experimentele psychologie: gaat om het verwerven van nieuwe kennis. Wordt
ook fundamentele psychologie genoemd.
- Toegepaste psychologie: gaat om het leren toepassen van psychologische
kennis.
- Voorbeelden:
- Kleurtest: twee hersendelen, de een gaat om het lezen van letters, de ander
herkent kleuren. De helft die letters leest, is sterker. Met deze kennis kan je
niks. zo is het experimentele psychologie, nieuwe kennis. Maar als je het
gaat gebruiken om bijvoorbeeld verkeersborden te maken. toegepaste
psychologie.
Perspectieven: Biologische, cognitieve, behavioristische, whole person:
psychodynamische, humanistische, psychologie van karaktertrekken en temperament,
ontwikkelingsperspectief en socioculturele perspectief.
Invalshoeken psychologie
- Behavioristische: verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit de
fysieke omgeving. Dus wat er in de omgeving gebeurt, wat doet dat met jou
gedrag.
- Cognitieve: verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit wat er in je
koppie gebeurt, afspeelt. Met betrekking tot de manier waarop je informatie
verwerkt. Denk daarbij aan; denken, leren, geheugen, interpretatie, perceptie.
Dit valt onder hoe je informatie verwerkt. Hieruit kan je van alles verklaren,
uitleggen en voorspellen.
- socioculturele: verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit cultuur,
culture processen en invloeden. Bijvoorbeeld vanuit normen en waarden, of
vanuit je sport. Vanuit je culturele omgeving
- Whole person: verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit
motivatie. Wat mensen zelf willen. Verdeeld in deze drie:
Persoonlijkheid; persoonlijkheidsleer (iets doet iets omdat hij zo is)
Psychodynamica; onbewuste motivaties en verlangens, neigingen.
Humanisme; natuurlijke verlangen om te groeien en om te leren.
, Aangeboren motivaties.
- Biologisch: Verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit het lichaam.
Wat daar gebeurd. We kijken bijv. naar erfelijkheid. Naar evolutie, hormonen,
zenuwstelsel, bloedwaarden, de werking van je brein, dingen die van buitenaf
in je lichaam zijn gekomen. Het zijn hele zichtbare, tastbare dingen. Van
daaruit kan je gedrag ook voorspellen.
- Ontwikkelingsgericht: verklaren van gedrag en geestelijke processen vanuit
opvoeding en ontwikkelingsfasen van het kind. Vanuit je directe omgeving.
Hoofdstuk 2. Biospychologie:
Biopsychologie
- het geleidelijk proces van biologische verandering van een soort dat zich
aanpast aan zijn omgeving. evolutie
- Evolutionaire verklaring voor psychologische processen.
Evolutie
- Zowel fysiek als mentale evolutie.
Natuurlijke selectie
- de omgeving selecteert de best aangepaste organismen.
DNA, genen en chromosomen
Erfelijkheid:
- Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke
eigenschappen zijn vastgelegd. Dit zijn genen
- Elke cel heeft 23 chromosoomparen
- Een chromosoompaar bestaat uit genen (segmenten van een chromosoom)
- Delen van de chromosoompaar met informatie over het vervaardigen
(aanmaken) van specifieke eiwitten.
- Bepalend voor erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen.
- Genetische verklaringen voor psychologische processen.
Genotype, fenotype
- Genotype: is alles wat je in genetische aanleg bent. Niet alles daarvan komt
tot uitdrukking
- Fenotype: is alles van je genetische aanleg wat tot uitdrukking komt.
Plasticiteit
- Plasticiteit: de veranderbaarheid van je lichaam, de maakbaarheid.
Zenuwstelsel. Gehele netwerk, inclusief centrale zenuwstelsel, het perifere
zenuwstelsel
- Biopsychologie: twee interne signaal systemen;
- 1. Het zenuwstelsel
- 2. Het endocriene stelsel (hormoonstelsel)
- Het zenuwstelsel: netwerk van neuronen; het zenuwstelsel bestaat uit heel
veel neuronen met heel veel connecties (synapsen)
- Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (de hersenen en de
ruggengraat) en het perifere zenuwstelsel (de verbinding tussen het centrale
zenuwstelsel en je spieren en organen.)
en de onderafdelingen
- Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel (automatische
processen en reflexen) en het somatische zenuwstelsel (het deel van het