SAMENVATTING PERSOONLIJKHEIDSLEER
Differences between People, Blok 1.2 EUR
, Samenvatting probleem 1 Persoonlijkheidsleer: Freud
Leerdoelen:
Hoe beïnvloeden id, ego, en superego het gedrag?
Wat is een Freudiaanse verspreking?
Hoe werkt het onbewuste volgens Freud?
Hoe noemt Freud het uitlaten van impulsen en hoe werkt dit?
Waardoor ontstaan fixations?
Wat zijn de fases en hoe horen fixations hierbij?
Wat zijn de afweermechanismen?
Psychoanalyse (Freud) → De psychoanalyse is een medische behandeling en
stroming. In de psychoanalyse worden lichamelijke klachten verklaard vanuit
psychogene (geestelijke) oorzaken.
The Topographical Model of Mind (hoe is de geest
georganiseerd) → De geest bestaat uit drie onderdelen:
1. Het bewuste (conscious): een individu is zich bewust
van zijn gedachten, gevoelens, waarnemingen et
cetera.
2. Het voorbewuste (preconscious): dingen die tijdelijk
vergeten zijn of in ons geheugen zit, kunnen
gemakkelijk bewust gemaakt worden.
3. Het onbewuste (unconscious): een deel van de geest
dat niet direct bereikbaar is voor het bewustzijn. Freud
zag het onbewuste als de bron voor verlangens en als
opslagplaats voor driften, gevoelens en ideeën die zijn
gebonden aan angst, conflict of pijn.
Motivational (psychological) determinism: je gedrag heeft overal een
onderliggende/achterliggende reden voor. Je bent je echter niet bewust voor die
reden.
The Psychopathology of Everyday Life → Gebeurtenissen/dingen als het vergeten
van dingen, woorden door elkaar hebben en ongelukjes maken komen voort uit het
onbewuste.
Parapraxis: een vergissing/uitglijding van de tong, gedrag of geheugenverlies. Een
parapraxis biedt meer inzicht in de verlangens van iemand.
→ Freudian slip (Freudiaanse verspreking): een fout in spraak (verspreking) die
doelt op een onbewust gevoel of verlangen.
Freud stelt dat het onbewuste zich ook uitdrukt door middel van dromen. ‘’The royal
road to the unconscious.’’ Dromen bestaan volgens Freud uit twee delen:
- Manifeste inhoud: de zintuiglijke beelden, waarvan we ze onthouden als onze
droom
- Verborgen inhoud (latent): de onbewuste gedachten, gevoelens en dromen
achter de manifeste inhoud. Deze inhoud vertelt ons waarom een droom gaat zoals
hij gaat. De verborgen inhoud bestaat volgens Freud uit drie bronnen:
,1. Sensory stimulation (bijv. sirenes/blaffende hond terwijl je slaapt) 2. Current
concerns; gedachten, ideeën, gevoelens die momenteel spelen 3. Onbewuste
impulsen
The Structural Model → persoonlijkheid bestaat uit drie aspecten, die in interactie
het gedrag bepalen:
1. Id (irrationeel + oerinstinct)→ overgeërfde, instinctieve en primitieve aspecten
van de persoonlijkheid, die je verkrijgt bij je geboorte en volledig functioneert
in het onbewuste. Id is volgens Freud de motor voor persoonlijkheid.
Pleasure principle: id volgt dit principe, dat stelt dat alle behoeften
onmiddelijk bevredigd moeten worden. Dit doet hij aan de hand van:
Primary process: het vormen van een onbewust mentaal beeld van een
object of gebeurtenis dat de behoefte zou bevredigen. De ervaring van het
hebben van zo’n soort beeld heet: wish fulfillment.
2. Ego (rationeel + bemiddelaar) → functioneert met name in het voorbewuste en
bewuste. Het ego komt voort uit id en ontstaat al snel na geboorte. Het is het
deel van de persoonlijkheid dat via waarneming in contact staat met de
buitenwereld. Het ego is realistisch, redeneert en controleert de driften door
hun bevrediging uit te stellen, af te remmen of te oriënteren naar
aanvaardbare doelstellingen. Ego wil de behoeften van id bevredigen, maar
wel op een veilige
en verantwoorde manier. Het ego is pragmatisch, niet moreel.
Reality principle: ego handelt volgens dit principe, dat betekent dat het ego
de externe realiteit samen met innerlijke behoeften en driften samenvoegt.
Secondary process: het matchen van een onbewust beeld of een
spannings-verlagend object met een echt object.
→ Reality testing: het plannen van acties om behoeften te bevredigen en
deze plannen mentaal testen om te zien of het zal werken.
3. Superego (moreel + geweten) → het bestanddeel van de persoonlijkheid dat
zoekt/streeft naar morele perfectie. Ontstaat met name door introjection: het
proces van het opnemen van de waarden va je ouders. Door het superego
weet je wat goed en kwaad is. Het superego bestaat uit twee subsystemen:
Ego ideal: weerspiegelt de dingen waarnaar je streeft
Conscience: weerspiegelt dingen die je zou moeten vermijden → kan schuld
en schaamte veroorzaken
De drie doelen van het superego zijn: 1. voorkomen van impulsen van de id,
die afgekeurd zouden worden door de ouders 2. probeert het ego te forceren
om moreel te handelen 3. probeert de persoon in kwestie tot perfectie in
gedachtes, woorden en daden te leiden.
Ego strength: het vermogen van het ego om te functioneren ondanks de tegenstrijdige
eisen van de id, het superego en de realiteit.
Eros / life or sexual instincts: een set van ‘drives’ die bestaan uit overleving,
reproductie en plezier. Eros produceert libido → de collectieve energie van
levensinstincten.
, Thanatos / death instincts: Zelf-verwoesting instincten, die meestal tot agressie en
destructie leiden.
Catharsis: de vrijlating van emotionele spanning (vaak door middel van agressie).
Twee voorspellingen bij catharsis door middel van agressie zijn: 1. Het gebruik van
agressie zou spanning verminderen en 2. door deze daad zal de energie drang
verdwijnen, waardoor de persoon minder agressief zal zijn in de toekomst.
Cathexis: geestelijke of emotionele concentratie/investering op een bepaald idee, een
voorwerp of een persoon
Volgens Freud zijn er drie soorten angst:
- Reality anxiety → deze angst ontstaat door het gevaar in de wereld. Door middel van
problem orientated coping effect kun je aan deze angst ontsnappen.
- Neurotic anxiety → een onbewuste angst dat de impulsen van je id uit de hand zullen
lopen en er voor zal zorgen dat je iets doet waarvoor je gestraft gaat worden.
- Moral anxiety → de angst die mensen hebben wanneer ze hun morele code hebben
geschonden. Deze angst voelt als schuld of schaamte.
Wanneer er angst ontstaan, reageert het ego in twee manieren. Eerst probeert het ego
bewust de dealen met de bron van de dreiging. Hierna werft hij afweermechanismen
aan.
Defense mechanisms: tactieken die het ego ontwikkelt om neurotic en moral anxiety te
mijden:
1. Repression: onbewuste onderdrukking
2. Denial (ontkenning): weigering om te geloven dat een bepaalde echte conditie
bestaat.
→ Repression en denial kunnen op lange termijn tegen je werken → kost veel energie.
3. Projection: je vermindert je angst door je eigen onacceptabele kwaliteiten toe te
schrijven aan iemand anders.
4. Rationalization (rationalisering): je vermindert je angst door het vinden van een
rationele uitleg (of excuus) voor het gedrag dat je eigenlijk deed om onacceptabele
redenen.
5. Intellectualization: de neiging om te denken over dreigingen in koude, analytische en
emotioneel afstandelijke termen.
6. Displacement (verplaatsing): het verplaatsen van een impuls van zijn originele doel
naar een andere (wanneer je boos bent op je leraar reageer je dit af op je vriendje,
zodat je angst vermijdt die zou ontstaan wanneer je boos op je leraar zou worden).
7. Sublimation (sublimering): het wijzigen van een id impuls naar een sociaal
acceptabele daad.
8. Suppression: bewuste onderdrukking
9. Reaction formation: je gaat het tegenovergestelde van je gedrag uiten (vignet 1.4)
10. Regression: je keert terug naar de fixaties van een fase door stress
11. Isolation: een gebeurtenis afsplitsen van je gevoel. Je onthoudt dus nog wel de
gebeurtenis, maar vergeet de gevoelens die je hierbij had.
12. Undoing: slecht gedrag goed maken, ‘compensatie’.
Psychosexual Development: Volgens Freud zijn vroege ervaringen in de jeugd
bepalend voor de (volwassen) persoonlijkheid. De ontwikkeling van de persoonlijkheid
gaat door een aantal fases. Elke fase wordt geassocieerd met een erogene zone; een
gebied van het lichaam dat de focus is op de seksuele energie in die periode.