College 7 Recht
Strafrecht
Hoofdstuk 4: Strafrecht
Hoofdstuk 5: Strafprocesrecht
Leerdoelen:
∆ Algemene preventie
∆ Speciale preventie
∆ Vergelding/wraak/voorkomen eigenrichting
Hoofdstuk 4: Strafrecht
4.1 Inleiding
Strafrecht heeft te maken met moord en doodslag, met oplichting, valsheid in geschrifte en
diefstal, en heling.
Strafrecht heeft ook te maken met nog meer, zoals het storten van afval op straat
(verdachte van milieudelict), als iemand zonder kaartje en zonder ID-card in het
openbaarvervoer reist, rijden onder de invloed van alcohol, etc.
Het strafrecht is bijna overal
4.1.1 Louter natuurlijke personen?
Het eerste ingevoerd strafrecht wetboek was in 1881 en was bedoeld alleen voor natuurlijke
personen, omdat toen bestond nauwelijks rechtspersonen. Strafrecht hield toen zich vooral
bezig met gedragingen die op basis van gewilde spierbewegingen konden worden
gedefinieerd.
Daarna werd in 1950 de Wet op de economische delicten van kracht en werd een kwart
eeuw later in 1976 artikel 51 in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. Daardoor werd het
gehele Wetboek van Strafrecht op rechtspersonen van toepassing.
4.1.2 De doelen van het strafrecht
3 doelen:
1. Om het kwaad te vergelden: vergelding (kijkt terug) heeft te maken met het kwaad
dat de dader op het moment van de daad heeft berokkend (=schade veroorzaken).
Er wordt gekeken welke straf verdiend de dader op het oog op het misdrijf. De
bedoeling is om bassende straf op te leggen die in verhouding staat tot de ernst van
het misdrijf.
2. Speciale preventie: het voorkomen dat de dader opnieuw de fout in gaat. Deze
preventie richt zich tot de dader.
3. Generale preventie: dit richt zich op de samenleving als geheel en heeft tot doel
anderen af te schrikken om strafbare feite te plegen d.m.v. de bekendmaking voor
iedereen dat op het plegen van een strafbaar feit volgt een straf.
, 4.1.3 Niet elk rechtszaak leidt tot een veroordeling
Het kan gebeuren dat de officier van justitie stelt dat iemand een strafbaar feit heeft
gepleegd aan de rechter, maar de rechter ziet geen genoeg bewijs; dan volgt vrijspraak.
Vrijspraak betekent niet per se dat de verdachte geen strafbaar feit heeft gepleegd,
maar dat de rechter geen genoegd bewijs heeft om heem te veroordeling.
Andere mogelijk uitspraak is ontslag van rechtsvervolging; dit betekent dat de verdacht
wordt vrijgesteld van verdere strafrechtelijke vervolging/proces. Dit kan gebeuren in het
geval van een strafuitsluitingsgrond, bestaat uit 2 groepen:
1. Rechtvaardigingsgronden: dit houdt in dat een handeling die normaal gesproken als
strafbaar feit wordt beschouwd, toch rechtmatig maken, omdat de verdachte bevoegd
ambtelijk bevel heeft bijv. Zoals politie, brandweer, ambulances, etc. Hierdoor wordt
de strafbaarheid van het feit weggenomen.
2. Schulduitsluitingsgronden: het zijn omstandigheden/situaties die ervoor zorgen dat
een persoon niet strafbaar is voor een strafbaar feit, zelfs als het feitelijk is gepleegd.
Waardoor er geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid is. Een voorbeeld hiervan is
‘verontschuldigende psychische overmacht’ hierbij is er sprake van situatie waarin
iemand een strafbaar feit heeft gepleegd als gevolg van een psychische aandoening
waardoor de persoon niet in staat is om de controle over zijn handelen te behouden.
Houdt de rechterlijke uitspraak geen vrijspraak en geen ontslag van rechtsvervolging? Dan
volgt er een veroordeling.
Samengevat, het verschil tussen de twee uitspraken: vrijspraak betekent dat de verdachte
niet schuldig is, alsof degene nooit een strafbaar feit heeft gepleegd, en geen verdere
gevolgen heeft. Ontslag van rechtsvervolging betekent dat de verdachte wel schuldig is, er is
wel bewijs dat degene een strafbaar feit heeft gepleegd, maar wordt niet strafbaar geacht
vanwege bijzondere omstandigheden.
4.2 De organisatie als dader
De eerdere benoemde uitspraken gelden voor natuurlijke mensen die als dader worden
gezien volgens strafrecht ‘gewilde spierbeweging’. Maar (overheids-)organisaties hebben
geen echt lichaam dus die kunnen geen gewilde spierbeweging maken om als dader gezien
te worden. Maar ze nemen wel beslissingen.
Als organisaties/rechtspersonen een strafbaar feit hebben gepleegd werd ‘functioneel
daderschap’ bedacht zodat ze strafrechtelijk kunnen worden vervolgd en eventueel ook
veroordeeld worden.
Dit houdt in dat de rechtspersoon neemt de beslissing en natuurlijke personen (mensen)
voeren die beslissing uit, door gewilde spierbewegingen.