Leerpakket 4 Kerntaak 1 AFP
- Studenten kunnen de onderdelen van de anatomische en functionele indeling
van het zenuwstelsel benoemen
De anatomische indeling is gebaseerd op bouw en ligging, en de fysiologische
indeling gebeurt op basis van de functies van de verschillende delen.
Anatomische indeling
De anatomische indeling gaat uit van de bouw en de ligging van het zenuwstelsel.
We onderscheiden twee delen: het centrale zenuwstelsel (CZS) en het perifere
zenuwstelsel (PZS).
Het centrale zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel dat binnen de benige
omhulsels van schedel en wervelkolom ligt. Het zijn de hersenen (brein) en het
ruggenmerg. De hersenen bestaan van craniaal naar caudaal uit grote hersenen,
tussenhersenen, hersenstam en kleine hersenen. De hersenen vormen 98% van het
totale zenuwstelsel.
Het perifere zenuwstelsel bevindt zich grotendeels buiten de schedel en de
wervelkolom. De delen van het perifere zenuwstelsel vormen de verbindingswegen
tussen het centrale zenuwstelsel en de rest van het lichaam, de periferie. Tot het
perifere zenuwstelsel behoren: de hersenzenuwen, de ruggenmergzenuwen, de
grensstreng en de zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel.
Fysiologische indeling
De fysiologische indeling is gebaseerd op de functie van het zenuwstelsel. Daarbij
kun je drie aspecten onderscheiden: integratie, hiërarchie en richting van het signaal.
- Studenten kunnen de functies en kenmerkende verschillen tussen
animale/willekeurige/somatische en vegetatieve/onwillekeurige/autonome
zenuwstelsel benoemen
Integratie
Het zenuwstelsel heeft tot taak het lichaam geïntegreerd, als één geheel, te laten
functioneren. Daartoe moeten alle organen goed met elkaar samenwerken, zowel
inwendig als in de wisselwerking met de buitenwereld. Afhankelijk van de organen die
samenwerken, is er sprake van twee soorten integratie: vegetatieve integratie en
animale integratie.
o Vegetatieve integratie
Bij vegetatieve integratie worden de activiteiten van de vijf vegetatieve stelsels
nauwkeurig op elkaar afgestemd. Het deel van het zenuwstelsel dat hiervoor
verantwoordelijk is, wordt het vegetatieve zenuwstelsel genoemd. Synoniemen zijn
autonoom zenuwstelsel en onwillekeurig zenuwstelsel. Het vegetatieve zenuwstelsel
reguleert de vegetatieve stelsels en coördineert de samenwerking tussen
afzonderlijke stelsels. Voorbeelden vegetatieve zenuwstelsel: bloeddrukregulatie,
regulatie van darmactiviteit en regulatie van de ademfrequentie. De effectoren van
het vegetatieve zenuwstelsel zijn glad spierweefsel, hartspierweefsel en de
klierweefsels.
o Animale integratie
Bij de animale integratie gaat het om de integratie van de mens met zijn omgeving.
Dit wordt geregeld door het animale zenuwstelsel, ook wel het willekeurige
, zenuwstelsel genoemd. Het animale zenuwstelsel reguleert de wisselwerking tussen
het individu en zijn omgeving. Kenmerkend is dat het om activiteiten van het lichaam
gaat, die op commando van de wil, dus bewust, uitgevoerd kunnen worden.
Belangrijke facetten bij animale integratie zijn de communicatie en het gedrag. De
effectoren van het animale zenuwstelsel zijn de dwarsgestreepte spieren
(skeletspieren).
- Studenten kunnen de twee soorten cellen van het zenuwweefsel benoemen
Aan zenuwweefsel kun je twee typen cellen onderscheiden: neuronen en neuroglia.
De functie van neuronen is het doorsturen van impulsen. De neuroglia zorgt voor
ondersteuning, bescherming en onderhoud van de neuronen.
o Neuronen
Het neuron (zenuwcel) is de functionele eenheid van het zenuwstelsel. De cel heeft
een groot cellichaam en bevat behalve de kern veel celorganellen, waaronder een
uitgebreid endoplasmatisch reticulum en veel golgicomplexen. De cel heeft twee of
meer draadvormige uitlopers, zenuwvezels genoemd. Deze bevatten cytoplasma en
kunnen kort zijn of juist heel lang en al dan niet vertakt. Er zijn twee typen
zenuwvezels: axonen en dendrieten.
Het axon vervoert impulsen van het cellichaam af. Een neuron heeft altijd maar één
axon, dat heel lang kan zijn en weinig vertakkingen heeft. De meeste axonen zijn
omgeven door een vetlaagje, de myelineschede (zenuwmergschede). De
myelineschede is regelmatig onderbroken. De onderbrekingen heten insnoeringen
van Ranvier. Het uiteinde van een axon is vertakt en het uiterste puntje is iets
verbreed. Met die verbreding maakt het axon contact met andere (zenuw)cellen; de
impulsen worden op deze plaats aan een andere cel overgedragen.
Dendrieten zijn meestal vrij kort. Ze ontvangen impulsen van andere zenuwcellen en
vervoeren die naar het eigen cellichaam toe. Een neuron kan heel veel dendrieten
hebben, die bovendien sterk vertakt kunnen zijn. Op basis van hun functie zijn er drie
soorten neuronen: sensibele neuronen, schakelneuronen en motorische neuronen.
Sensibele neuronen afferente neuronen. Ze vervoeren impulsen vanaf de
sensoren in het lichaam naar het CZS, dus van perifeer naar centraal. Een
sensibel neuron heeft maar één zenuwvezel, die ter hoogte van het
cellichaam in tweeën splitst.
Schakelneuronen (interneuronen) zenuwcellen die in het CZS liggen. Hun
taak is om impulsen van de ene op de andere zenuwcel over te dragen.
Interneuronen hebben korte dendrieten en een kort axon. De meeste
neuronen in het CZS zijn schakel neuronen.
Motorische neuronen vervoeren impulsen vanuit het CZS naar het periferie:
de spieren en de klieren. Ze hebben een lang axon. Ze zorgen voor de
motorische output en zijn dus efferent.
o Neuroglia
Neuroglia is een verzorgings- en steunweefsel, in functie te vergelijken met
bindweefsel. Neuroglia speelt een essentiële rol bij de werking en instandhouding van
neuronen. Neuronen hebben een hoog stofwisselingniveau, maar kunnen zelf geen
voedingsstoffen opslaan. Neuroglia heeft ook een beschermende functie. Binnen het
CZS bestaat de neuroglia uit meerdere typen gliacellen. De neuroglia in het PZS
bestaat uit schwanncellen.