HC 2 Verlichting (1650-1900)
2.1 verlichte ideeën over een betere samenleving
1. Oorzaken van de wetenschappelijke revolutie en welk gevolg deze had voor de opvattingen
over de verantwoordelijkheid van de staat en vorst tegenover de godsdienst:
We spreken van een wetenschappelijke revolutie omdat de vooruitgang van de wetenschap in
stroomversnelling raakte. Het idee dat de beweging van planeten en het leven op aarde zouden
gehoorzame aan onveranderlijke natuurwetten wekte argwaan van de kerkelijke gezaghebbers.
Een wereld die met behulp van rede en waarneming verklaart kon worden, maakte dat de
functies van de kerk en de bijbel ter discussie gesteld werden. Als god alleen op de achtergrond
aanwezig was, hoefden vorsten niet meer te waken over het geweten van hun onderdanen.
Hiermee verloor de traditie dat de vorst veel invloed had op de religieuze keuzes van zijn
onderdanen.
Hernieuwde belangstelling voor de klassieke cultuur droeg bij aan het ontstaan van het
nieuw mens- en wereldbeeld van de renaissance. Niet langer stonden God en het
hiernamaals centraal, maar juist het individu en het leven op aarde. Deze zogenoemde
humanisten bestudeerden o.a. literaire en filosofische teksten, maar ook
natuurwetenschappelijk werk uit de oudheid. Op deze manier stimuleerden ze de
nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
Ook de ontdekkingsreizen droegen bij aan de wetenschappelijke vooruitgang. De
Europese overzeese expansie leidde in de zeventiende eeuw tot handelscontacten die
de hele wereld omspanden. Doordat ze meer kennis kregen over andere volken en
culturen, veranderde de manier waarop ze naar zichzelf en de wereld keken. Ook
stimuleerden de ontdekkingsreizen de ontwikkeling van nieuwe scheepstypen en betere
instrumenten voor cartografie
Vooruitgang van de ambachtelijke techniek het ontwerpen van nieuwe
scheepsmodellen, gebruik van molens bij inpoldering en nijverheid en aanleg van
verdedigingslinies vroegen om de toepassing van wiskundige en natuurlijke inzichten.
Op zijn beurt stimuleerde de technische vooruitgang de wetenschap
2. Hoe inzichten vanuit de wetenschappelijk revolutie doorwerkten in de Verlichting en
leidden tot rationeel optimisme
Door de prestaties in de wetenschap en techniek groeide het vertrouwen in het menselijk
verstand. De mens ontwikkelde zich steeds verder en leerde de natuur meer en meer
beheersen. Verlichte denkers meenden dat de methoden die sinds de wetenschappelijk
revolutie werd toegepast in de natuurwetenschappen ook konden worden gebruikt in de
bestudering van de menselijke samenleving. Immanuel kant vond bijvoorbeeld dat je je eigen
verstand moest gebruiken en eigen stem moest gebruiken en laten horen. Je moest denken en
discussiëren over zaken als hoe de samenleving eruit moest zien, gelijkheid, vrijheid en wat
voor rol religie heeft in de samenleving. Ook Voltaire zei dat er vrijheid van meningsuiting
moest zijn en niet iedereen hoeft hetzelfde te denken en moest het recht hebben om een stem
te hebben. Verlichte denkers gaven blijk aan rationeel optimisme: door gebruik te maken van
de rede kon de mens ziekten en gebreken verhelpen, maar ook oorlog en armoede uitbannen.
Kortom, we kunnen, als we ons verstand en goed wetenschappelijk onderzoek doen, achter
alles komen wat we willen weten en alle maatschappelijke, economische en politieke
problemen oplossen.
Empirisme -> eigen waarneming gebruiken en daar vervolgens onderzoek naar doen
Rationalisme -> conclusies trekken n.a.v. empirische kennis en onderzoeken
Ratio, vrijheid, gelijkheid en natuurrechten
, 3. Ideeën Locke en Rousseau over natuurrechten en sociaal contract.
Onder de ideeën die verlichte denkers ontwikkelden over de mens en de samenleving speelden
natuurlijke rechten een belangrijke rol. Dit waren rechten die elk mens vanaf zijn geboorte
bezat, niet door overheid ingesteld. Denk aan recht op leven, vrijheid en eigendommen. Sociaal
contract is een afspraak om gezamenlijk een politieke gemeenschap te vormen waarbij we een
stukje van onze vrijheid weggeven aan een (absolute volgens Hobbes) heerser en deze
verdedigt de belangen van het volk. Locke was het eens met dit idee van een sociaal contract,
maar vond ook dat de heerser afgezet mocht worden als hij bijvoorbeeld eigenbelangen boven
het staatsbelang zet of aan machtsmisbruik doet. Volgens Rousseau waren mensen van nature
geneigd tot het goede. Volgens hem waren bestuurders slechts uitvoerders van de volkswil, wil
die gericht was op het gemeenschappelijke belang. Dit was niet altijd de wil van de
meerderheid want mensen konden misleid of omgekocht worden of hun privébelangen boven
het algemeen belang stellen. Hij was tegen absoluut koningschap en slavernij omdat ieder mens
vrij was geboren en niemand had het recht om een ander met geweld tot gehoorzaamheid te
dwingen, alleen een overeenkomst was legitiem zoals een sociaal contract. Verschil was dat
Rousseau vond dat het volk zelf hoogste macht moest uitoefenen en dat de macht niet kon
worden overgedragen aan een vorst of volksvertegenwoordiger want dan maakte het zich tot
slaaf van de heerser.
4. Ideeën Montesquieu over scheiding der machten (trias politica)
Montesquieu was een voorstander van de monarchie, maar om willekeur en machtsmisbruik te
voorkomen, moest de macht van de koning in evenwicht gehouden worden door andere
instanties. De uitvoerende macht moest ervoor zorgen dat de gemaakte wetten op de straten
terecht kwamen, de wetgevende macht moest het beleid maken en de rechtsprekende macht
moest controleren of het volk en de bestuurders zich hielden aan de ingevoerde wetten
(koning, vertegenwoordigers van de adel en het volk, en onafhankelijke rechters).
5. Economische ideeën van Adam Smith
In de zeventiende eeuw was het mercantilisme ontstaan. Dat ging ervan uit dat de hoeveelheid
goederen in de wereld vastlag en dat ieder volk daar zo’n groot mogelijk deel van moest
proberen te bemachtigen. Deze opvatting leidde ertoe dat overheden maatregelen namen om
de eigen productie en handel te beschermen, bijvoorbeeld door het heffen van invoerrechten
en staatsmonopolies. Smith was een tegenstander van dit beleid. Hij vond dat de overheid zich
juist zo weinig mogelijk moest bemoeien met economie en pleitte voor vrijhandel en
marktwerking (dat vraag en aanbod van goederen en arbeid de prijzen en lonen bepalen). Hij
ging uit van rationeel eigenbelang, namelijk dat ieder mens een aangeboren neiging had om
vooral op zijn eigen belangen te letten en daarbij gaat het verstandelijk te werk. Omdat
ondernemers geld willen verdienen, produceren ze goederen waar vraag naar is en verkopen ze
die tegen een prijs die hen voldoende winst oplevert en die de klanten bereid zijn te betalen.
Door eigen belangen na te jagen, dient de mens dus het algemene belang.
6. Verandering in de politieke cultuur die gevolg was van de Verlichting
Voor de achttiende eeuw hoefden koningen en ministers niet echt rekening te houden met de
mening van het volk, maar deze manier waarop politiek werd bedreven veranderde. Verlichte
ideeën over geloof, politiek en economie verspreidde zich door boeken, tijdschriften en
kranten. Vooral de gegoede burgerij maakte zo kennis met de nieuwe opvattingen maar ook via
pamfletten en spotprenten maakten de onderlagen van de bevolking kennis met verlichte
ideeën. Ook leerden steeds meer mensen lezen en schrijven, waardoor koningen de publieke
opinie niet meer konden negeren. Door centralisatie hadden vorsten veel macht gekregen en
streefden zelfs naar absolute macht waarbij ze zich beriepen op het droit divin (aangesteld
door Goddelijke macht). Om verspreiding van voor hen gevaarlijke publicaties, zoals de
verlichte ideeën van de filosofen, te voorkomen lieten de vorsten de inhoud controleren. Zelfs
tijdens ancien regime in Frankrijk veel aanstootgevende teksten gepubliceerd doordat
ambtenaren censuur niet streng toepasten.
7. Reacties van absolute vorsten op de ontwikkelingen