Blok 1: Medische Kennis
Aantekeningen van HC & PowerPoint
Week 37 HC-A: Startcollege
Afkortingen in een patiëntdossier
- RvO = reden voor opname
- A/ = anamnese
- LO/ = lichamelijk onderzoek
- C/ = conclusie
- B/ = beleid
Ziektebeelden/diagnose
- Wat zie ik? Klinisch beeld + ernst
- Hoe komt dit beeld tot stand? Etiologie (oorzaak)
- Wat zijn de mogelijke gevolgen? Prognose
- Wat zijn de behandelmogelijkheden? (EBM → Evidence Based Medicine)
Week 37 HC-B: Het geneeskundig proces
Boek anatomie & fysiologie
- Anatomie = hoe zitten de dingen in elkaar.
- Fysiologie = hoe werken de dingen.
- Regulatie = hoe wordt het afgestemd (regulatie in ons lichaam gebeurt
grotendeels door hormonen en door het onwillekeurige zenuwstelsel).
- Sympathisch (actiestelsel) en parasympatisch (ruststelsel).
- Goede diagnose = beeld wat ik zie (klinisch beeld) + ernst + hoe het ontstaat +
gevolgen/toekomst beeld.
Boek pathologie
De patiënt:
- Hulpvraag (waarom komt de patiënt op dit moment bij u?)
- Voorgeschiedenis, mogelijke medicatie
- Context (familie, werk)
Klinische ziektebeelden en de ernst ervan (wat hoor ik, wat zie ik, wat vind ik):
- Iemand is benauwd of kortademig?
- Iemand heeft meerdere klachten tegelijkertijd?
- Hoe schat je de ernst van het klinische beeld in?
Diagnose (wat kan het zijn):
- Hoe stel je een diagnose (op welk niveau stel je het vast, hoe diep zoek je en
hoever moet je gaan)?
- Hoe stel je een goede diagnose vast?
Een goede diagnose bestaat uit een klinisch beeld (beeld wat je ziet) + de
ernst + de oorzaak (hoe het ontstaat: etiologie) + de gevolgen.
,Het geneeskundig proces (H1)
1. Voorkennis (epidemiologie)
2. Anamnese (gesprek)
3. Onderzoek (diagnostiek)
• Lichamelijk onderzoek
• Aanvullend onderzoek
4. Differentiaaldiagnose en de waarschijnlijkheidsdiagnose
5. Prognose (een betekenis; wat heeft de patiënt)
• Mogelijke gevolgen in de toekomst
6. Behandelings-/beleidsmogelijkheden
• Verpleegkundig
• Medisch
• Gemeenschappelijk (team) → multidisciplinair
7. Follow-up in de tijd
1 Wat is voorkennis?
Epidemiologie
- Hoe vaak komen de gepresenteerde klachten voor per jaar?
- Welke ziekten zie je het meeste bij deze bepaalde klachten?
- Het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode; incidentie.
- Het aantal bestaande ziektegevallen in een bepaalde periode; prevalentie.
Ervaring
- Uw eigen ervaringen
- Uw eigen competentie (kennis, vaardigheden, houding)
2 Anamnese
- Gesprek voeren (anamnesegesprek) → informatie verzamelen.
- Inhoud (medische kennis) en communicatie gaan samen.
3 Onderzoek
Volgorde lichamelijk onderzoek
Algemeen
1. Inspectie: kijken
2. Palpatie: voelen
3. Percussie: kloppen
4. Auscultatie: luisteren
Buik: minst belastende onderzoek eerst
1. Inspectie: kijken
2. Auscultatie: luisteren
3. Percussie: kloppen
4. Palpatie: voelen
,Aanvullend onderzoek
- Bloedonderzoek
- Beeldvormend
• CT, MRI, Echo, scopie
- Functioneel
• Longfunctie (bijv. spirometrie: inhoud van de longen bepalen)
• ECG
- Combinaties
• PET-CT
- Pathologie
• Cytologie (celonderzoek)
• Histologie (weefselonderzoek, verkregen door o.a. een biopt)
o Biopt = het afnemen van weefsel.
o Histologisch onderzoek = het bekijken van het weefsel door een
patholoog.
o Pathologie = afdeling in het ziekenhuis dat veel aanvullend
onderzoek doet.
Differentiaaldiagnose ‘te overwegen ziektebeelden’
Klinisch beeld en ernst → differentiaaldiagnose → waarschijnlijkheidsdiagnose.
- Differentiaaldiagnose = mogelijke aandoeningen waaraan een bepaalde
patiënt zou kunnen lijden, gegeven de klachten en symptomen die op dat
moment bekend zijn.
- Waarschijnlijkheidsdiagnose = er wordt gericht onderzoek gedaan om de
diagnose te bevestigen of ontkrachten.
- Je kan een goede of slechte prognose hebben (toekomstbeeld).
4 Diagnose (waarschijnlijkheidsdiagnose)
Niveau van een diagnose (de diepgang)
Symptoom diagnose
- Een keer hoofdpijn, keer verkouden, keer moe.
- Geen alarmsymptomen.
Syndroom diagnose
- Aantal klachten en lichamelijke bevindingen bij elkaar.
- Klinische beelden:
• Hartfalen
• Depressie
• Syndroom van Down (vroeger) → tegenwoordig geen syndroom meer,
we weten nu meer; het ligt aan de genen.
Verklarende diagnose
- Etiologische rij: infectie, genetisch, etc.
- Verklaringsmodellen: biopsychosociaal model, kwetsbaarheidsmodel in
psychiatrie.
- Multifactorieel model:
• Endogeen + exogeen + onbekend + toeval.
• Genetisch + gedrag/leefstijl + omgeving + onbekend + toeval.
, 5 Prognose (mogelijke toekomst/gevolgen)
Op welke gebieden kun je (medisch en verpleegkundig) naar de mogelijke
gevolgen/toekomst kijken? (Kunnen er nog andere klachten ontstaan?)
- Somatisch (lichamelijk)
- Psychisch
- Sociaal (gezin, werk, omgeving)
- Financieel
- Existentieel (geloof, kernwaarden)
- Maatschappelijk
Voorbeeldvragen over mogelijke toekomst/gevolgen
- Iemand heeft een hartinfarct gehad, wat kan er veranderen voor hem?
- Iemand heeft een CORONA infectie gehad met IC-opname, hoe gaat het nu
verder?
- Bij bepaald stadium kanker of ernstige ziekte, hoe lang leef ik nog? Kan
behandeling de prognose veranderen?
6 Behandeling
Doelen van de behandeling
- Curatief → genezen
- Symptomatisch → verminderen van klachten
- Preventief → voorkomen
• Primair: voorkomen dat iemand de ziekte krijgt.
• Secundair: het doel om de ziekte z.s.m. op te sporen.
• Tertiair: behandeling is gericht om erger te voorkomen.
- Palliatief → gericht op het welzijn en het comfort, kwaliteit van leven voorop.
Mogelijkheden
- Gesprekken en begeleiding.
- Fysiotherapie, ergotherapie, diëtiste, psycholoog, coach, maatschappelijk
werk.
- Medicatie, chirurgie, radiotherapie.
- Verpleegkundige zorg.
Behandeling in relatie tot de diagnose
- Vele medische behandelingen grijpen aan in het menselijk lichaam of zijn
gericht op de gewoonten of risicofactoren van de mens
- Elke behandeling kent een werking (voordeel) en bijwerkingen (complicaties).
- Diagnose → doel v/d behandeling
• Oorzaken/pathofysiologie → curatief (genezend)
• Klinisch beeld → symptomatisch
• Mogelijke gevolgen → preventief
• Kwaliteit van leven → palliatief
- Je stelt altijd een doel bij de behandeling.